Let op. Deze wet is vervallen op 31 oktober 2007. U leest nu de tekst die gold op 30 oktober 2007.

Besluit ex artikelen 124 en 125 Pachtwet

Uitgebreide informatie
Besluit van 14 februari 1963, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de artikelen 124 en 125, vijfde lid, van de Pachtwet
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, mede namens Onze Minister van Landbouw en Visserij van 28 december 1962, Hoofdafdeling R.O., nr. 2428 P 862;
Gelet op de artikelen 124 en 125, vijfde lid, van de Pachtwet;
De Raad van State gehoord (advies van 30 januari 1963, no. 57);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 8 februari 1963, Hoofdafdeling R.O., nr. 336 P 863, mede namens Onze Minister van Landbouw en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Aan de deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken, bedoeld in artikel 48, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de regels die gelden voor de rechters-plaatsvervangers.
Artikel 2
Aan de raden en de plaatsvervangende raden in de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem wordt een vergoeding toegekend met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de raadsheren-plaatsvervangers.
1.
Voor een plaatselijke bezichtiging, waaraan door één of meer leden en plaatsvervangende leden van de pachtkamer wordt deelgenomen krachtens opdracht van deze kamer, wordt aan de deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken en hun plaatsvervangers, een vergoeding toegekend van f 45,- per uur en aan de deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem en hun plaatsvervangers een vergoeding van f 50,- per uur.
2.
Bij de berekening van deze vergoeding wordt de tijdsduur van de reis mede in aanmerking genomen.
3.
Bij de berekening van het totale aantal uren waarover een vergoeding volgens de voorgaande leden wordt toegekend, vindt afronding naar boven plaats tot een half uur.
1.
De deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken en van de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem alsmede hun plaatsvervangers genieten, zowel voor het bijwonen van de bijeenkomsten van de pachtkamer, als voor het volbrengen van verrichtingen, welke hun, ook buiten eigenlijk rechtsgeding door de pachtkamer worden opgedragen, reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen van het Reisbesluit 1971 en de Reisbeschikking Nederland. De deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbank en hun plaatsvervangers worden ingedeeld in categorie B, die van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem in categorie A van de Reisbeschikking Nederland.
2.
Reis- en verblijfkosten, als bedoeld in het vorige lid, worden ook genoten in de gevallen, dat een titularis wordt beëdigd of geïnstalleerd.
1.
Aan het bestuur van het gerecht worden maandelijks ingezonden:
a. de declaraties wegens vergoedingen, bedoeld in de artikelen 1, 2 en 3;
b. de declaraties wegens reis- en verblijfkosten, bedoeld in artikel 4.
2.
De in het eerste lid onder a genoemde declaraties vermelden de dagen, waarop de bijeenkomsten zijn bijgewoond en aan de plaatselijke bezichtiging is deelgenomen en bevatten een verklaring van de voorzitter der pachtkamer, dat de declarant de opgegeven bijeenkomsten heeft bijgewoond of aan de bezichtigingen heeft deelgenomen voor de daarbij aangegeven tijdsduur.
3.
De in het eerste lid onder b genoemde declaraties worden voorzien van een verklaring van de voorzitter der pachtkamer, dat de gedane reizen noodzakelijk waren voor het bijwonen van bijeenkomsten van de pachtkamer, voor het volbrengen van door de pachtkamer opgedragen verrichtingen of voor de installatie van de declarant, dan wel, ingeval van beëdiging, van een verklaring van de rechterlijk ambtenaar, tevens zijnde president van de rechtbank of het gerechtshof ten overstaan van wie de declarant de eed of belofte heeft afgelegd, dat de reis noodzakelijk was in verband met de eedsaflegging.
Artikel 6
Ons besluit van 21 april 1958 ( Stb. 197) wordt ingetrokken.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad , waarin het wordt geplaatst.
Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.
Lech, 14 februari 1963
De Minister van Justitie,
De Minister van Landbouw en Visserij,
Uitgegeven de zesentwintigste februari 1963.
De Minister van Justitie,
Inhoudsopgave
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht