Besluit van 11 november 2013, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes (Besluit externe veiligheid transportroutes)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 28 mei 2013, nr. IenM/BSK-2013/95607, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 5.1, eerste en vijfde lid, 5.2, eerste lid, 5.3, eerste en tweede lid, en 21.8 van de Wet milieubeheer, 2.4, 3.37 en 4.3, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, 2.12, derde lid, en 2.22, zesde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en 10, onder b, van de Wet veiligheidsregio’s;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 juli 2013, nr. W14.13.0165/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 4 november 2013, nr. IenM/BSK-2013/164192, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object: nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is;
groepsrisico: cumulatieve kansen per jaar per kilometer transportroute dat tien of meer personen in het invloedsgebied van een transportroute overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
invloedsgebied: gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van een weg, spoorweg of binnenwater tot de grens waarop de letaliteit van die personen 1% is;
Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
oriëntatiewaarde: waarde voor het groepsrisico weergegeven door de lijn die de punten met elkaar verbindt waarbij de kans op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers 10
-4 per jaar, de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers 10
-6 per jaar en de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers 10
-8 per jaar is;
plaatsgebonden risico: risico op een plaats langs, op of boven een transportroute, uitgedrukt in een waarde voor de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
plasbrandaandachtsgebied: gebied waar bij het realiseren van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten rekening dient te worden gehouden met de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen;
transportroute: basisnetroute of weg, niet zijnde een basisnetroute, in beheer bij gemeente, provincie of waterschap, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
a.
de vaststelling van een bestemmingsplan;
1.
Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten.
2.
Voor zover een basisnetafstand slechts een deel van de breedte van een basisnetroute beslaat, worden boven de volle breedte van het desbetreffende gedeelte van die basisnetroute geen nieuwe kwetsbare objecten toegelaten.
3.
Voor zover de basisnetroute gedeeltelijk bestaat uit een tunnel waardoor het vervoer van brandbare gassen in bulkhoeveelheden en ontplofbare stoffen is toegestaan, worden boven dat gedeelte geen nieuwe kwetsbare objecten toegelaten en wordt daarmee rekening gehouden ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op gronden die parallel aan een tunnel zijn gelegen.
5.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op bij regeling van Onze Minister aangewezen binnenwateren.
1.
Het bevoegd gezag neemt bij de vaststelling van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een transportroute, niet zijnde een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten de grenswaarde 10
-6 per jaar in acht en houdt ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten rekening met de richtwaarde 10
-6 per jaar.
2.
Het plaatsgebonden risico wordt berekend volgens bij regeling van Onze Minister gestelde regels.
1.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die zijn gelegen binnen een basisnetafstand wijzigt de gemeenteraad de bestemming van die gronden, indien van toepassing, zodanig dat daarop geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden binnen die afstand.
Artikel 7
In de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:
a.
de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
b.
voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.
1.
Indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, wordt in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning tevens ingegaan op:
1°.
de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan of besluit wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en
2°.
de als gevolg van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft;
b.
het groepsrisico op het tijdstip waarop het plan of de vergunning wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat plan of besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de oriëntatiewaarde;
c.
de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die bij de voorbereiding van het plan of de vergunning zijn overwogen en de in dat plan of die vergunning opgenomen maatregelen, waaronder de stedenbouwkundige opzet en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, en
d.
de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.
2.
Het eerste lid kan buiten toepassing blijven indien bij de vaststelling van het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond dat:
a.
het groepsrisico, gelet op de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, of
1°.
het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, met niet meer dan tien procent toeneemt, en
2°.
de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, niet wordt overschreden.
3.
Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, bevat de toelichting bij het besluit de onderbouwing daarvan.
4.
Het groepsrisico wordt berekend volgens bij regeling van Onze Minister gestelde regels.
Artikel 9
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 7, stelt het bevoegd gezag het bestuur van de veiligheidsregio in wiens regio het gebied ligt waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft, in de gelegenheid advies uit te brengen over de in de artikel 7 en, voor zover van toepassing,
artikel 8 genoemde onderwerpen.
1.
Onverminderd de
artikelen 7 en
8 worden in de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning, voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op een gebied dat ligt binnen:
a.
een bij regeling van Onze Minister aangewezen plasbrandaandachtsgebied langs en boven een basisnetroute die een weg of hoofdspoorweg is, of
b.
indien een basisnetroute een binnenwater is: een vrijwaringszone als bedoeld in
artikel 2.1.1 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening,
de redenen vermeld die er toe hebben geleid om in dat gebied nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op gebieden langs tunnels.
1.
De grenswaarde en richtwaarde, genoemd in
artikel 4, gelden op de bij regeling van Onze Minister vastgestelde meetpunten aan of bij kwetsbare onderscheidenlijk beperkt kwetsbare objecten.
2.
Voor de vaststelling of ten aanzien van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object wordt voldaan aan de basisnetafstand, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, of, voor de toepassing van
artikel 5, in een bestemmingsplan een kwetsbaar object geprojecteerd is binnen een basisnetafstand, gelden de bij regeling van Onze Minister vastgestelde meetpunten aan of bij kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten onderscheidenlijk geprojecteerde kwetsbare objecten.
3.
De afstand, genoemd in de aanhef van
artikel 8, eerste lid, wordt gemeten vanaf de buitenrand van de transportroute.
Artikel 12
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of omgevingsvergunning waarbij met toepassing van
artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken in een zo vroeg mogelijk stadium van voorbereiding de gevolgen van dat plan of die vergunning voor de externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over een transportroute worden onderzocht.
Artikel 14
Onze Minister geeft voor 1 januari 2022 aan in hoeverre de bij dit besluit gestelde milieukwaliteitseisen herziening behoeven.
Artikel 16
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 17
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit externe veiligheid transportroutes.
Wassenaar, 11 november 2013
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Uitgegeven de negenentwintigste november 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie,