Besluit van 23 april 1997, houdende vaststelling nadere regels inzake gebruik geweld bij uitoefening van buitengewone bevoegdheden (Besluit geweldgebruik bij uitoefening buitengewone bevoegdheden)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Defensie, directie juridische zaken, afdeling wet- en regelgeving, van 30 oktober 1996, nr. CWW 88/014;
Gelet op artikel 8, vierde lid, van de Oorlogswet voor Nederland;
De Raad van State gehoord (advies van 20 december 1996, nr. W07.96.0515);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 22 april 1997, nr. CWW 88/014;
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:
1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.
wet:
Oorlogswet voor Nederland ;
b.
meerdere: degene die ingevolge het bepaalde bij of krachtens
artikel 67 van het Wetboek van Militair Strafrecht de meerdere is;
c.
geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis, uitgeoefend op personen of zaken;
e.
het gebruik van een vuurwapen: het richten, het gericht houden en het daadwerkelijk gebruik van een vuurwapen.
2.
Onder gebruik van geweld wordt mede verstaan het dreigen met geweld.
Artikel 2
Dit besluit is niet van toepassing in geval van een internationaal gewapend conflict of een intern gewapend conflict als bedoeld in de gemeenschappelijke artikelen 2 en 3 van de op 12 augustus 1949 tot stand gekomen Verdragen van Genève ( Trb. 1951, 72 t/m 75), alsmede de op 10 juni 1977 te Genève tot stand gekomen Aanvullende Protocollen ( Trb. 1980, 87 en 88), in welk geval de voor dat internationaal gewapend conflict of intern gewapend conflict vastgestelde geweldsinstructie van toepassing is op het gebruik van geweld door militairen in de uitoefening van de buitengewone bevoegdheden uit
hoofdstuk II van de wet.
Artikel 3
Het gebruik van een geweldmiddel is uitsluitend toegestaan aan een militair:
a.
aan wie dat geweldmiddel rechtens is toegekend, en
b.
die in het gebruik van dat geweldmiddel is geoefend.
1.
Indien de militair onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere optreedt, gebruikt hij geen geweld dan na een vooraf gegeven uitdrukkelijke last van deze meerdere. De meerdere geeft daarbij aan van welk geweldmiddel gebruik wordt gemaakt.
2.
Het gebruik van een waterwerper of van CS-traangas is slechts geoorloofd in opdracht van de meerdere na vooraf verkregen toestemming van het militair gezag.
1.
Tenzij de omstandigheden dit niet toelaten, gaat aan het gebruik van geweld een duidelijke waarschuwing vooraf.
2.
Indien het gebruik van geweld bestaat in het gericht schieten met een vuurwapen, kan de in het eerste lid bedoelde waarschuwing zo nodig worden vervangen door een waarschuwingsschot.
3.
Een waarschuwingsschot wordt op zodanige wijze gegeven dat gevaar voor personen of zaken zoveel mogelijk wordt vermeden.
Artikel 6
De militair mag naast het gebruik van fysiek geweld uitsluitend gebruik maken van de volgende geweldmiddelen:
b.
een vuurwapen als slag- of stootwapen;
Artikel 7
Bij gebruikmaking van fysiek geweld dan wel een geweldmiddel wordt in verhouding tot het beoogde doel de meest lichte vorm van geweld gebruikt en worden de daaraan verbonden risico's zo veel mogelijk beperkt.
Artikel 8
Het gebruik van geweld met gebruikmaking van een vuurwapen als slag- of stootwapen of een wapenstok, is slechts toegestaan, indien de militair bij de rechtmatige uitoefening van de buitengewone bevoegdheden uit
hoofdstuk II van de wet wordt geconfronteerd met een of meer personen die tegenwerken.
Artikel 9
Het gebruik van een waterwerper of van CS-traangas is slechts toegestaan, indien de militair bij de rechtmatige uitoefening van de buitengewone bevoegdheden uit
hoofdstuk II van de wet wordt geconfronteerd met samenscholingen of volksmenigten die een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormen voor de veiligheid van personen of voor zaken.
1.
Het gebruik van een vuurwapen is slechts toegestaan, indien de militair bij de rechtmatige uitoefening van de buitengewone bevoegdheden uit
hoofdstuk II van de wet wordt geconfronteerd met een persoon ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen:
a.
dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken, dan wel dat hij ander levensbedreigend geweld tegen personen zal gebruiken;
b.
dat hij een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormt voor zaken die van essentieel belang zijn voor de handhaving van de inwendige of uitwendige veiligheid.
2.
Bij gebruikmaking van een vuurwapen wordt het volgende in acht genomen:
a.
zwaar lichamelijk letsel of erger wordt zo veel mogelijk voorkomen;
b.
zo mogelijk wordt op de benen geschoten;
c.
risico's voor derden worden zo veel mogelijk vermeden.
Artikel 11
De militair mag slechts uit voorzorg een vuurwapen ter hand nemen, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat een situatie als bedoeld in
artikel 10, eerste lid, ontstaat waarin hij bevoegd is het vuurwapen te gebruiken. Zodra blijkt dat een dergelijke situatie zich niet voordoet, wordt het ter hand nemen van het vuurwapen beëindigd.
1.
De militair die geweld heeft gebruikt, waaronder begrepen het geven van een waarschuwingsschot, meldt dit gebruik van geweld, de redenen welke hem daartoe hebben geleid alsmede de daaruit voortvloeiende gevolgen onverwijld aan zijn meerdere.
2.
De meerdere maakt van het in het eerste lid bedoelde gebruik van geweld onverwijld schriftelijk rapport op.
3.
Indien het gebruik van geweld zwaar lichamelijk letsel of erger tot gevolg heeft, wordt dit rapport ter kennis gebracht van een brigadecommandant van de Koninklijke marechaussee.
Artikel 13
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop
artikel 8, vierde lid, van de wet in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na dat tijdstip, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 14
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit geweldgebruik bij uitoefening buitengewone bevoegdheden.
's-Gravenhage, 23 april 1997
De Minister van Defensie,
Uitgegeven de negenentwintigste april 1997
De Minister van Justitie,