Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 19 april 2011, nr. FM/2011/8691 M;
Gelet op de artikelen 2:122, tweede lid, 2:122a, tweede lid, 2:123, tweede lid, 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, en derde lid, 4:11, derde lid, en 4:14, tweede lid, aanhef en onderdelen a en c, 4:16, derde lid, onderdeel b, 4:17, derde lid, 4:22, eerste lid, 4:25, eerste lid, 4:26, achtste lid, 4:43, tweede lid, 4:49, eerste lid, onderdeel e, 4:57a, tweede lid, 4:57b, vierde lid, 4:57c, vijfde lid, 4:59a, derde lid, 4:59b, tweede lid, 4:59e, tweede lid, 4:61, eerste lid, 4:61a, vijfde lid, 4:61b, vierde lid, 4:62, eerste lid, 4:62b, derde lid, 4:62e, tweede lid, en 4:62g, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 juni 2011, no. W06.11.0138/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 6 juli 2011, nr. FM/2011/9060 U.