Besluit van 8 juni 1999, houdende nadere regels betreffende de inrichting van de kamers van toezicht en de uitoefening van haar werkzaamheden, alsmede de reis- en verblijfkosten van haar leden (Besluit kamers van toezicht notariaat)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 25 maart 1999, Directie Wetgeving nr. 755457/99/6;
Gelet op artikel 94, zevende lid, van de Wet op het notarisambt;
De Raad van State gehoord (advies van 29 april 1999, nr. W03.99.0168/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 31 mei 1999, Directie Wetgeving nr. 764310/99/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder «wet»:
Wet op het notarisambt .
Artikel 2
De kamer van toezicht vergadert ten minste één maal per jaar en voorts telkens wanneer de voorzitter zulks nodig acht of ten minste drie leden de voorzitter daarom schriftelijk verzoeken met opgave van de te behandelen onderwerpen.
Artikel 3
Besluiten kunnen door de kamer van toezicht slechts worden genomen in een vergadering waarin ten minste drie leden aanwezig zijn, onder wie de voorzitter, ten minste één door Onze Minister en één door de ringvergadering benoemd lid. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.
Artikel 4
De kamer van toezicht vergadert en houdt zitting in het gerechtsgebouw waarin de rechtbank zitting houdt in de plaats waar de kamer van toezicht is gevestigd. Indien nodig kan de voorzitter een andere plaats binnen het rechtsgebied van de kamer van toezicht daarvoor aanwijzen.
Artikel 5
De kamer van toezicht kan een huishoudelijk reglement vaststellen.
1.
De kamer van toezicht houdt een register, in verband met de afgifte van tuchtrechtelijke verklaringen op grond van de
artikelen 6, tweede lid, onderdeel c, 2°, van de wet en de verstrekking van inlichtingen in verband met een verzoek om benoeming tot notaris op grond van
artikel 8, tweede lid, van de wet. Daarin worden de in haar rechtsgebied werkzame kandidaat-notarissen opgenomen met hun namen en de datum en plaats van hun geboorte en daarin wordt tevens aantekening gehouden van de datum van aanvaarding van hun werkzaamheden op een notariskantoor, de naam en plaats van vestiging van dat kantoor en de datum van beëindiging van die werkzaamheden.
2.
In het register wordt aantekening gehouden van de tuchtmaatregelen die de kandidaat-notaris op grond van
artikel 103 van de wet door de kamer van toezicht zijn opgelegd en de datum en het nummer van de daarop betrekking hebbende beslissing. Voorts wordt aantekening gehouden van elke tegen een kandidaat-notaris gerezen bedenking, die door de kamer van toezicht gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel en de datum en het nummer van de daarop betrekking hebbende beslissing.
3.
Indien ten nadele van een kandidaat-notaris bepaalde feiten of omstandigheden ter kennis van de kamer van toezicht zijn gekomen, die naar haar oordeel zouden kunnen leiden tot weigering van een verzoek om benoeming tot notaris, maar die niet hebben geleid tot het opleggen van een tuchtmaatregel of tot gegrondverklaring van een tegen de kandidaat-notaris gerezen bedenking, wordt daarvan in het register aantekening gehouden. Dit geschiedt niet voordat de kandidaat-notaris daarover is gehoord dan wel daartoe behoorlijk is opgeroepen. De oproeping wordt ten minste twee weken voor de dag van het horen verstuurd. In de oproepingsbrief wordt van het feit dat in het register wordt aangetekend melding gemaakt.
4.
Indien de in het derde lid bedoelde feiten bij rechterlijke of andere krachtens wettelijk voorschrift genomen ambtelijke beslissing zijn vastgesteld, wordt de kandidaat-notaris daarover door de kamer van toezicht niet gehoord, maar wordt de aantekening van de feiten in het register aan de kandidaat-notaris bekendgemaakt.
5.
Uit het register alsmede uit de daaruit te verstrekken uittreksels moet blijken, dat het verhoor of de oproeping daartoe, bedoeld in het derde lid, en de bekendmaking bedoeld in het vierde lid, hebben plaatsgevonden.
Artikel 8
De voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter en de secretaris of de plaatsvervangend secretaris zijn gezamenlijk bevoegd de kamer van toezicht te vertegenwoordigen.
Artikel 9
De leden en de plaatsvervangende leden van de kamer van toezicht ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen welke te dien aanzien voor de ambtenaren in dienst van het Rijk gelden.
Artikel 11
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kamers van toezicht notariaat.
's-Gravenhage, 8 juni 1999
De Staatssecretaris van Justitie,
Uitgegeven de tweeëntwintigste juni 1999
De Minister van Justitie,