Besluit van 26 mei 1986, houdende uitvoering van artikel 4, vierde lid, en artikel 5 van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 1 mei 1986, no. 386-5348, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Verzekeringswezen, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretarissen van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, van Economische Zaken, P. H. van Zeil, en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf;
Gelet op de artikelen 4, vierde lid, 5, en 17, eerste lid, van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden;
Gezien de adviezen van de Verzekeringskamer en van de Vereniging Kontaktorgaan Landelijke Organisaties van Ziektekostenverzekeraars;
De Raad van State gehoord (advies van 16 mei 1986, no. W 06.86.0221);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 23 mei 1986, no. 386-6298, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretarissen van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, van Economische Zaken, P. H. van Zeil, en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder de wet: de
Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden ( Stb. 1986, 117).
Artikel 2
Het College voor zorgverzekeringen verstrekt jaarlijks voor 1 juni aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een opgave van:
a.
het aantal verzekerden ingevolge de verplichte ziekenfondsverzekering van 65 jaar en ouder per 1 januari van dat jaar;
b.
het aantal verzekerden ingevolge de verplichte ziekenfondsverzekering jonger dan 65 jaar per 1 januari van dat jaar;
c.
de uitgaven voor de verstrekkingen, bedoeld in
artikel 8 van de Ziekenfondswet ( Stb. 1964, 392), in het voorgaande jaar gedaan voor de verzekerden ingevolge de verplichte ziekenfondsverzekering van 65 jaar en ouder;
d.
de uitgaven voor de verstrekkingen, bedoeld in
artikel 8 van de Ziekenfondswet, in het voorgaande jaar gedaan voor de verzekerden ingevolge de verplichte ziekenfondsverzekering jonger dan 65 jaar.
1.
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt het aantal verzekerden vast, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, aan de hand van:
b.
de statistiek leeftijdsopbouw totale bevolking per 1 januari van het lopende jaar, van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
2.
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt, onverminderd het bepaalde in het derde lid, in overeenstemming met Onze Ministers van Financiën, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het bedrag vast, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet, aan de hand van de opgaven, bedoeld in
artikel 2.
3.
Indien als gevolg van een wijziging van het aantal verzekerden per leeftijdscategorie van de gezamenlijke verzekeraars, na de in artikel 12 eerste lid, van de wet bedoelde datum van 1 januari, door het uitvoeringsorgaan meer onderscheidenlijk minder wordt ontvangen dan het voor het betrokken jaar ingevolge artikel 4, derde lid, van de wet vastgestelde bedrag, neemt Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de vaststelling van de mede te financieren bedragen voor de volgende jaren dit verschil in aanmerking.
Artikel 4
De wegingsfactoren, bedoeld in artikel 5, eerste lid, eerste volzin, van de wet bedragen:
a.
voor de leeftijdscategorie van 0 tot en met 19 jaar: 50%;
b.
voor de leeftijdscategorie van 20 tot en met 64 jaar: 100%;
c.
voor de leeftijdscategorie van 65 jaar en ouder: 80%.
1.
De omslagbijdrage, bedoeld in artikel 5, eerste lid, tweede volzin, van de wet, maakt eerst deel uit van de aan de verzekerden in rekening te brengen premie op de premiebetalingsdata na het tijdstip waarop het betalingsverzoek, bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de wet is gedaan.
2.
Indien de jaarpremie in meer dan een termijn aan een verzekerde in rekening wordt gebracht dient de omslagbijdrage in evenveel termijnen in rekening te worden gebracht.
3.
De in
artikel 4 bedoelde omslagbijdragepercentages van 100, onderscheidenlijk 80, worden van toepassing met ingang van de maand waarin de verzekerde de leeftijd van 20 jaar, onderscheidenlijk 65 jaar bereikt.
4.
Indien een verzekeraar als gevolg van een wijziging van het aantal verzekerden per leeftijdscategorie na de in artikel 12, eerste lid, van de wet bedoelde datum van 1 januari, meer onderscheidenlijk minder ontvangt dan het bedrag, verschuldigd ingevolge artikel 13, zesde lid, van de wet, heeft hij voor dit verschil een schuld aan onderscheidenlijk een vordering op het uitvoeringsorgaan.
Artikel 6
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 7
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit medefinancieringsregeling.
’s-Gravenhage, 26 mei 1986
De Minister van Financiën,
Uitgegeven de zevenentwintigste mei 1986
De Minister van Justitie,