Besluit van 23 december 1988, houdende regels betreffende de melding van voorvallen van verontreiniging door schepen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 oktober 1988, nr. S/J 31.705/88, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Overwegende dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan de bepalingen van Protocol I van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels ( Trb. 1975, 147 en 1978, 187), zoals gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels ( Trb. 1978, 188 en 1986, 121);
Gelet op de artikelen 12 en 38 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen ( Stb. 1983, 683);
De Raad van State gehoord (advies van 9 december 1988, nr. W09.88.0561);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 december 1988, nr. S/J 32.293/88, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
a.
olie: minerale olie in elke vorm, daaronder begrepen ruwe olie, stookolie, oliedrab, olieafval en geraffineerde produkten, andere dan die petrochemische produkten welke zijn begrepen onder de bepalingen van het
Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen ( Stb. 1988, 112);
b.
schadelijke vloeistof: een vloeistof als bedoeld in artikel 1, onder f , van het
Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen ;
c.
schadelijke stof in verpakte vorm: elke stof welke als schadelijk is aangemerkt in, en verpakt op omhullende wijze als aangegeven in het Handboek Gevaarlijke Stoffen, bedoeld in
artikel 130 e van het Schepenbesluit 1965 ( Stb. 367).
Artikel 2
De kapitein is verplicht een voorval waarbij het schip is betrokken onverwijld te melden, wanneer dit voorval met zich meebrengt:
a.
dat olie of schadelijke vloeistoffen boven de toegestane lozingshoeveelheden in zee worden geloosd of dreigen te worden geloosd, ongeacht de reden daarvan, daaronder begrepen lozingen die noodzakelijk zijn om de veiligheid van het schip zeker te stellen of mensenlevens op zee te redden;
b.
dat schadelijke stoffen in verpakte vorm in zee worden geloosd of dreigen te worden geloosd;
c.
dat er ten gevolge van de bedrijfsvoering aan boord van het schip olie of schadelijke vloeistoffen in zee worden geloosd, die de toegestane lozingshoeveelheden van die stoffen, dan wel de lozingssnelheden geldend voor die stoffen, te boven gaan; of
d.
dat er schade, een storing of een defect ontstaat aan een schip met een lengte van vijftien meter of meer en waarbij:
1°.
de veiligheid van het schip in gevaar wordt gebracht als gevolg van onder meer een aanvaring, het aan de grond lopen, brand, een explosie, schade aan de constructie, het binnendringen van water en het schuiven van lading; of
2°.
de veiligheid van de navigatie in gevaar wordt gebracht als gevolg van onder meer een storing van of defect aan het roer, de voortstuwingsmachines, de generatoren en de essentiële navigatiehulpsystemen aan boord.
a.
de namen en de roepnamen van de betrokken schepen;
b.
tijd, soort en plaats van het voorval;
c.
soort en hoeveelheid van de olie, van de schadelijke vloeistof dan wel van de schadelijke stof in verpakte vorm, die in zee is geloosd of dreigt te worden geloosd; en
d.
de genomen maatregelen met betrekking tot assistentie en berging.
1.
de melding, bedoeld in
artikel 2, waar nodig aan te vullen en informatie te verschaffen over de verdere ontwikkelingen met inachtneming van door Onze Minister vast te stellen regels; en
2.
zo goed mogelijk te voldoen aan verzoeken van de betrokken kuststaten om aanvullende informatie.
Artikel 5. Wijze van melden
Een melding dient met de hoogst mogelijke prioriteit te worden gedaan aan de dichtstbijzijnde kuststaat op een door Onze Minister vast te stellen wijze.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 7. Citeertitel
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit melding voorvallen van verontreiniging door schepen.
’s-Gravenhage, 23 december 1988
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Uitgegeven de veertiende februari 1989
De Minister van Justitie,