Besluit van 18 augustus 2005, houdende regels met betrekking tot het verlenen van ontheffingen door de Dienst Wegverkeer ten behoeve van een voertuig of een samenstel van voertuigen, met inbegrip van de daarmee vervoerde lading, met een exceptionele afmeting of massa (Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 22 juni 2005, nr. HDJZ/AWW/2005-1392, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op artikel 149a, tweede en derde lid, en artikel 149b, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 14 juli 2005, nr. W09.05.0260/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 augustus 2005, nr. HDJZ/AWW/2005-1664, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
c.
exceptioneel transport: een transport met een voertuig of een samenstel van voertuigen, met inbegrip van de daarmee vervoerde lading, dat niet voldoet aan in de
Regeling voertuigen voorgeschreven eisen met betrekking tot breedte, hoogte, lengte, massa of aslasten.
2.
Indien de verlening van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid dat rechtvaardigt, kan de Dienst Wegverkeer eveneens ontheffing verlenen van:
b.
de
artikelen 3, eerste lid,
10,
14,
23, eerste lid,
24,
42,
43,
62, voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C10 en C12, C17 tot en met 21, D1, D2, D4 tot en met D7, E1, E2, E5 tot en met E9, F7, en de verkeerstekens genoemd in de artikelen
73,
76,
77,
78 en
81 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
3.
Voor zover dat voor het gebruik van de in het eerste en tweede lid bedoelde ontheffing noodzakelijk is, kan de Dienst Wegverkeer bij die ontheffing tevens ontheffing verlenen van daarbij aangegeven bepalingen van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 .
Artikel 3
De Dienst Wegverkeer kan een ontheffing uitsluitend verlenen op basis van:
a.
de gegevens betreffende de infrastructuur en overige informatie opgenomen in een door die dienst daartoe aangehouden gegevensbestand;
b.
in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, een door de wegbeheerder verleende toestemming als bedoeld in
artikel 4;
c.
voertuigtechnische gegevens in relatie tot het verlenen van een ontheffing.
b.
indien de wegbeheerder bij het verstrekken van gegevens en informatie als bedoeld in
artikel 6, eerste lid, toestemming als voorwaarde heeft gesteld voor de passage van een weg of wegdeel waarop de af te geven ontheffing betrekking heeft of
c.
ingeval de ontheffingverlening zal plaatsvinden op grond van
artikel 2a.
1.
De Dienst Wegverkeer weigert een ontheffing indien:
a.
een wegbeheerder de in
artikel 4 bedoelde toestemming weigert;
b.
het verlenen daarvan strijd oplevert met verdragen dan wel besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie, al dan niet gezamenlijk.
2.
De Dienst Wegverkeer kan een ontheffing weigeren:
a.
indien gegevens betreffende de infrastructuur en overige informatie uit het in
artikel 3, onderdeel a, bedoelde gegevensbestand hiertoe aanleiding geven;
1.
De wegbeheerder verstrekt ten behoeve van het gegevensbestand, bedoeld in
artikel 3, onderdeel a, over wegen die onder zijn beheer staan, gegevens betreffende de infrastructuur, alsmede overige informatie die van belang is voor de ontheffingverlening. Bij ministeriële regeling kunnen hierover nadere regels worden gesteld.
2.
De wegbeheerder draagt zorg voor de juistheid en volledigheid van de gegevens en voor onmiddellijke doorgifte van wijzigingen daarin.
3.
De wegbeheerder levert de gegevens aan op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze.
a.
twee vertegenwoordigers van de Dienst Wegverkeer, van wie er een optreedt als voorzitter;
b.
twee vertegenwoordigers van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
c.
één vertegenwoordiger van de politie;
d.
één vertegenwoordiger van het openbaar ministerie;
e.
ten minste vier vertegenwoordigers van door Onze Minister aangewezen wegbeheerders of representatieve organisaties daarvan;
f.
ten minste vier vertegenwoordigers van door Onze Minister aangewezen representatieve organisaties van de betrokken branches van het bedrijfsleven;
g.
ten minste één vertegenwoordiger van door Onze Minister aangewezen representatieve organisaties van transportbegeleiders.
2.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het overleg, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 10
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ontheffingverlening exceptioneel vervoer.
's-Gravenhage, 18 augustus 2005
De Minister van Verkeer en Waterstaat ,
Uitgegeven de dertiende september 2005
De Minister van Justitie ,