Let op. Deze wet is vervallen op 1 januari 2015. U leest nu de tekst die gold op -.

Besluit opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie

Uitgebreide informatie
Besluit van 4 december 2000, houdende opheffing van het Bedrijfschap Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie (Besluit opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 september 2000, Directie Arbeidsverhoudingen, Nr. AV/A&M/2000/60088, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op artikel 70 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;
De Raad van State gehoord (advies van 26 oktober 2000, nr. W12.00.0461/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 november 2000, Nr. AV/A&M/2000/72201, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
Het Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie, hierna te noemen bedrijfschap, is opgeheven.
2.
Met uitzondering van de in het derde lid genoemde verordeningen vervallen de door het bedrijfschap vastgestelde verordeningen en besluiten, voor zover nog van kracht bij de inwerkingtreding van dit besluit.
3.
De navolgende door het bedrijfschap vastgestelde verordeningen en besluiten blijven van kracht tot de datum, waarop de door het Productschap Pluimvee en Eieren, hierna te noemen productschap, inzake deze materies vastgestelde verordeningen in werking zullen treden:
a. Registratieverordening 1969;
b. Verordening omtrent het verstrekken van gegevens van het Bedrijfschap Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie;
c. Verordening Tuchtrechtspraak Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie;
d. Verordening EEG-kwaliteitsregeling Eieren 1991;
e. Verordening Eiproducten 1992 (Bedrijfschap Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie);
f. Verordening Technische Eiproducten 1997 (BGEEE).
4.
Zolang de in het derde lid, onderdeel c vermelde verordening van kracht is, worden de tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit aanhangig gemaakte tuchtgedingen afgehandeld door het Tuchtgerecht voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie en de vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit aanhangig gemaakte tuchtgedingen behandeld door het Tuchtgerecht voor de Pluimvee en Eieren.
1.
Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit berust het beheer van het vermogen van het bedrijfschap bij het productschap.
2.
Rechtsvorderingen, welke tot het vermogen van het bedrijfschap behorende rechten of verplichtingen tot onderwerp hebben, worden ingesteld door of tegen het productschap.
1.
Het productschap is belast met de vereffening van het vermogen van het bedrijfschap. Het kan daartoe de tot het vermogen van het bedrijfschap behorende roerende en onroerende zaken vervreemden.
2.
Het productschap maakt met het oog op de vereffening een boedelbeschrijving op. Het stelt tevens de rekening van inkomsten en uitgaven van het bedrijfschap vast over het tijdvak, aanvangende op de eerste januari van het jaar volgende op het kalenderjaar waarover laatstelijk een rekening van inkomsten en uitgaven door het bestuur van het bedrijfschap dient te worden vastgesteld, en eindigend op de dag van inwerkingtreding van dit besluit.
3.
De boedelbeschrijving en de rekening van inkomsten en uitgaven, bedoeld in het tweede lid, behoeven de instemming van de Sociaal-Economische Raad. De instemming van de Sociaal-Economische Raad met de rekening van inkomsten en uitgaven strekt tot décharge van het dagelijks bestuur van het bedrijfschap, behoudens in geval van later gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.
1.
Het productschap maakt het tijdstip van de aanvang van de vereffening bekend in de Staatscourant en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie, alsmede in de daartoe naar zijn oordeel in aanmerking komende nieuwsbladen, onder vermelding van de afkondiging van dit besluit.
2.
In de bekendmaking worden degenen die een vordering op het bedrijfschap hebben, opgeroepen die vordering binnen een daarbij aangegeven termijn bij het productschap in te dienen. Deze termijn wordt niet korter gesteld dan zes maanden, te rekenen vanaf de dag van de bekendmaking.
1.
De opheffing van het bedrijfschap tast de rechtskracht van de door dit lichaam wettig opgelegde heffingsaanslagen niet aan. Het productschap kan een definitieve heffing opleggen ter correctie van een voorlopige voorheffing in het voorgaande jaar.
2.
Bij de inning van nog niet betaalde heffingsaanslagen van het bedrijfschap oefent de voorzitter van het productschap zo nodig de in artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie aan de voorzitter van het bedrijfschap toegekende bevoegdheden uit.
3.
Het productschap kan, voorzover dit voor de voldoening van de schulden van het bedrijfschap noodzakelijk is, bij verordening aan de ondernemers in het betrokken deel van het bedrijfsleven een heffing opleggen volgens de bij de laatstelijk opgelegde algemene heffing van het betrokken bedrijfschap gehanteerde maatstaven.
4.
Ten aanzien van een heffingsverordening als bedoeld in het derde lid en de krachtens die verordening opgelegde aanslagen zijn de artikelen 126 en 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie van overeenkomstige toepassing.
1.
Het fonds, gevormd voor het verlenen van toeslagen op het ingegane pensioen en voor het premievrije pensioen van een gewezen medewerker, blijft in stand. Uit dit fonds kunnen door het dagelijks bestuur van het productschap, op basis van het door het dagelijks bestuur van het bedrijfschap gevoerde beleid, toeslagen worden verleend op het pensioen en de premievrije pensioenaanspraken van de betrokken gewezen medewerker of diens nabestaanden.
2.
Het productschap voldoet uit het in het vorige lid bedoelde fonds geen andere vorderingen dan die welke strekken tot nakoming van de verplichtingen waarvoor het fonds is ingesteld en treft zo nodig ter verkrijging van de nodige middelen een voorziening indien het fonds niet toereikend is om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.
3.
De over de middelen van het fonds verkregen rente wordt aan het fonds toegevoegd.
4.
Het productschap verantwoordt het beheer van het fonds via een bijzondere dienst in zijn begroting.
1.
Zo spoedig mogelijk nadat het productschap het vermogen van het bedrijfschap heeft vereffend, brengt het daarover aan de Sociaal-Economische Raad verslag uit. Het verslag gaat vergezeld van een door het productschap vastgestelde rekening van inkomsten en uitgaven.
2.
De vaststelling van het verslag en van de rekening van inkomsten en uitgaven betreffende de vereffening kan slechts plaatsvinden nadat het ontwerp van deze stukken gedurende twee maanden ten kantore van het productschap voor een ieder ter lezing is neergelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar is gesteld en indien binnen die termijn bij het productschap geen bezwaren zijn ingekomen. Van de neerlegging en de verkrijgbaarheid geschiedt openbare kennisgeving in de Staatscourant en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie.
3.
Elk ingekomen bezwaar wordt door het productschap onderzocht; wordt het gegrond bevonden, dan zet het productschap de vereffening voort en maakt, zo nodig, een nieuw verslag en een nieuwe rekening op waarin aan het bezwaar is tegemoet gekomen. Ten aanzien van laatstbedoeld verslag en laatstbedoelde rekening is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het productschap nieuwe bezwaren, welke reeds tegen het eerste verslag en de eerste rekening hadden kunnen worden ingebracht, niet in overweging neemt. Wordt het bezwaar ongegrond bevonden, dan stelt het productschap het verslag en de rekening alsnog vast.
4.
De rekening behoeft de instemming van de Sociaal-Economische Raad. De instemming strekt tot décharge van het productschap. Het productschap doet van het verlenen van de instemming zo spoedig mogelijk openbare kennisgeving op de wijze als is aangegeven in het tweede lid.
Artikel 8
Aan hetgeen na afwikkeling van de verplichtingen jegens de gewezen werkneemster van het bedrijfschap en haar nabestaanden in het in artikel 6 bedoelde fonds over is wordt door het productschap, de betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers gehoord, een bestemming gegeven, zoveel mogelijk ten nutte van het betrokken deel van het bedrijfsleven. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de Sociaal-Economische Raad.
Artikel 9
Aan hetgeen blijkens de rekening als bedoeld in artikel 7 aan vermogen van het bedrijfschap over is, wordt door het productschap, de betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers gehoord, een bestemming gegeven, zoveel mogelijk ten nutte van het betrokken deel van het bedrijfsleven. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de Sociaal-Economische Raad.
1.
De opheffing van het bedrijfschap heeft geen gevolg voor de ontvankelijkheid van bezwaren als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht of beroepen ingevolge de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie . In plaats van het bedrijfschap treedt het productschap als partij op.
2.
Gerechtelijke uitspraken, gedaan tegen het bedrijfschap of, op grond van het eerste lid, tegen het productschap, worden door het productschap uitgevoerd, voorzover nodig ten laste van het vermogen van het opgeheven bedrijfschap.
Artikel 11
Het productschap draagt zorg, in de zin van de Archiefwet 1995 , voor de archiefbescheiden van het bedrijfschap.
Artikel 12
De Instellingsverordening Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie wordt ingetrokken.
Artikel 13
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 14
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 4 december 2000
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Uitgegeven de negentiende december 2000
De Minister van Justitie,
Inhoudsopgave
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 14
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht