Besluit van 29 december 2008, houdende regels ter uitvoering van de Wet participatiebudget (Besluit participatiebudget)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 september 2008, nr. W&B/SFI/08/22818, gedaan mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op artikel 89 van de Grondwet, de artikelen 2, vierde en vijfde lid, 4, vierde lid, en 15, tweede lid, van de Wet participatiebudget en de artikelen 2.5.5, tweede en derde lid, en 2.5.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
De Raad van State gehoord (advies van 25 september 2008);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 2008, nr. W&B/SFI/08/2771 uitgebracht mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart;
Hebben goedgevonden en verstaan:
duale inburgeringsvoorziening: inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang en ten minste voor een deel gelijktijdig met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd;
wet:
Wet participatiebudget .
1.
Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges wordt berekend op grond van de formule:
(a × (O
W / OT
W ) + (1–a) × (K
W / TK
W )) × TB
W
waarbij:
a.
a het aandeel van het totale bedrag is dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges dat objectief wordt verdeeld, zoals opgenomen in
bijlage 1 van dit besluit;
b.
O
W het aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in
bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewicht van de gemeente is;
c.
OT
W het totaal is van de aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in
bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewichten van alle gemeenten samen;
f.
TB
W het bedrag is dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges voor het desbetreffende kalenderjaar.
2.
Indien het aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in
bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewicht van de gemeente negatief is, wordt dat voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c, op nihil gesteld.
3.
Jaarlijks worden bij ministeriële regeling voor de verdeelmaatstaven in
bijlage 1 bij dit besluit de peiljaren en de gewichten vastgesteld.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel en van het verdeelmodel, dat is opgenomen in
bijlage 1 bij dit besluit, ter voorkoming van onvoorziene en ongewenste verdeeleffecten.
Artikel 11. Aanpassing verdeelmaatstaven bij gemeentelijke herindeling
Bij een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie als bedoeld in de
Wet algemene regels herindeling worden de gegevens waarmee de berekeningen op grond van dit hoofdstuk worden uitgevoerd, vastgesteld op basis van een redelijke schatting van de toestand van die gegevens zoals die zou zijn geweest als de wijziging op de datum waarop die gegevens betrekking hebben reeds was ingegaan.
1.
Indien in een kalenderjaar het participatiebudget niet volledig is besteed aan participatievoorzieningen, kan het college het niet bestede bedrag tot maximaal 25% van het voor dat jaar toegekende participatiebudget reserveren voor besteding aan participatievoorzieningen in het daaropvolgende kalenderjaar.
2.
Indien in een kalenderjaar meer dan het participatiebudget is besteed aan participatievoorzieningen, kan het college het meer bestede bedrag tot maximaal 25% van het voor dat jaar toegekende participatiebudget ten laste brengen van het participatiebudget voor het daaropvolgende kalenderjaar.
3.
Voor het jaar 2009 bedragen de in het eerste en tweede lid genoemde percentages voor een college als bedoeld in
artikel 13 van de wet 31,25.
Artikel 13. Betaling
Iedere maand wordt op of omstreeks de vijftiende dag van die maand een twaalfde deel van het voor dat kalenderjaar vastgestelde participatiebudget betaald.
’s-Gravenhage, 29 december 2008
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie ,
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ,
Uitgegeven de dertigste december 2008
De Minister van Justitie ,