Besluit van 14 december 2007, houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet politiegegevens (Besluit politiegegevens)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie van 11 juni 2007, nr. 5488670/07/6;
Gelet op de artikelen 6, zesde en zevende lid, 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, en onderdeel b, 11, derde lid, 12, vijfde lid, 13, vierde lid, 15, tweede lid, 17, zesde lid, 18, eerste lid, 21, 22, tweede lid, 23, tweede lid, 31, eerste lid, 32, vierde lid, 33, vijfde lid, en 46, eerste lid, van de Wet politiegegevens en artikel 4, tweede lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties;
De Raad van State gehoord (advies van 7 augustus 2007, nr. W03.07.0163/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie, mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie van 5 december 2007, nr. 5516760/07/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1:1. Definitie
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder wet: de
Wet politiegegevens .
artikel 8, derde lid (
artikel 6, zesde lid) van Besluit politiegegevens">
Voor het in combinatie met elkaar verwerken van politiegegevens, bedoeld in
artikel 8, derde lid, van de wet kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken of werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van een goede uitvoering van de politietaak.
3.
De ambtenaren van politie, bedoeld in de laatste zin van het tweede lid, worden slechts geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover dat dringend noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak en in overeenstemming met het hoofd van de in het tweede lid genoemde eenheid.
2.
Voor het verwerken van politiegegevens als bedoeld in
artikel 6:1, eerste lid, onderdeel a, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die is belast met infiltratie, pseudo-koop of -dienstverlening en stelselmatige inwinning van informatie.
5.
De ambtenaren van politie, bedoeld in de vorige leden van dit artikel, worden slechts geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover dat dringend noodzakelijk is voor een goede uitvoering van hun taak.
6.
Voor het verwerken van identificerende gegevens van een informant kunnen uitsluitend worden geautoriseerd het hoofd van de eenheid, bedoeld in
artikel 2.10, tweede lid, of diens plaatsvervanger.
2.
In bijzondere gevallen kan de verantwoordelijke andere ambtenaren van politie autoriseren voor de verwerking, bedoeld in het eerste lid.
1.
Voor het verwerken van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij het beramen of plegen van de misdrijven, bedoeld in
artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in
artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor tevens worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken of werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van een goede uitvoering van de politietaak.
2.
Voor het verwerken van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij handelingen die, gezien hun aard of frequentie of het georganiseerde verband waarin zij worden gepleegd, een ernstige schending van de openbare orde vormen, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in
artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de wet. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor tevens worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken en werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van de goede uitvoering van de politietaak.
3.
De ambtenaren van politie, bedoeld in de laatste zin van het tweede lid, worden slechts geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover dat dringend noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak en in overeenstemming met het hoofd van de betreffende eenheid.
2.
De autorisaties kunnen, namens de verantwoordelijke, worden verstrekt door het hoofd van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.
artikel 6, zesde lid) van Besluit politiegegevens">
Voor het verwerken van gegevens met het oog op het uitvoeren van:
c.
de geautomatiseerde vergelijking met het oog op de melding van verschillende verwerkingen jegens eenzelfde persoon, bedoeld in
artikel 13, derde lid van de wet,
kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die met de uitvoering van deze taak is belast.
a.
het informatieproces binnen de politie, meer in het bijzonder de verschillende vormen van verwerking van politiegegevens,
b.
de wet- en regelgeving die relevant is voor de verwerking van politiegegevens, en
c.
methoden en technieken van informatieanalyse.
De eisen inzake kennis en vaardigheden verschillen naar gelang van de aard van de verwerking waartoe de ambtenaar wordt geautoriseerd. Indien noodzakelijk kunnen deze eisen bij ministeriële regeling worden vastgesteld.
2.
Als functionaris, bedoeld in de
artikelen 10, vijfde lid,
11, tweede en vierde lid en
13, derde lid, van de wet, kunnen worden aangewezen het hoofd van de betreffende eenheid die is belast met de verwerking van politiegegevens, bedoeld in
artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b of c, van de wet, dan wel het hoofd van een eenheid met een vergelijkbare taak of hun plaatsvervangers.
c.
bij gegevens, voorzien van een code als bedoeld in het
artikel 2:12, onderdeel b, zijn de overeenkomende gegevens gedeeltelijk zichtbaar en de andere gerelateerde gegevens na instemming van de daartoe bevoegde functionaris zichtbaar;
a.
instemming met verdere verwerking van politiegegevens;
1.
Het ter beschikking stellen van politiegegevens kan alleen worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen in het geval:
b.
gevaar voor leven of gezondheid van betrokkene of derden is te duchten;
c.
van een verwerking voor een intern integriteitonderzoek onder verantwoordelijkheid van de korpschef;
d.
van een verwerking door de rijksrecherche onder verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal;
f.
van een verwerking voor een door het College van procureurs-generaal als embargo-onderzoek aangemerkt onderzoek met een zeer groot belang van afscherming vanwege afbreukrisico’s, levensbedreigende risico’s, politieke gevoeligheid of publiciteitsgevoeligheid van het onderzoek.
2.
De terbeschikkingstelling van persoonsgegevens, die worden verwerkt door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, kan worden geweigerd tenzij:
b.
uit de gegevens zelf een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon een misdrijf heeft begaan;
a.
de Immigratie- en Naturalisatiedienst, ten behoeve van:
1°.
het vaststellen van de identiteit van personen;
2°.
het nemen van beslissingen omtrent de erkenning als referent en de toelating, het verblijf en de ongewenstverklaring als bedoeld in de
Vreemdelingenwet 2000 , en van beslissingen op grond van de
Rijkswet op het Nederlanderschap of een verdrag dan wel een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, als bedoeld in
artikel 112 van de Vreemdelingenwet 2000;
3°.
het opstellen van profielen voor de geautomatiseerde behandeling van aanvragen en voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot vreemdelingen en tot referenten als bedoeld in de
artikelen 47 en
47a van de Vreemdelingenwet 2000;
b.
luchtvaartmaatschappijen, als bedoeld in
artikel 1, onderdeel h, van de Luchtvaartwet, voor zover het gaat om personalia en gegevens betreffende de datum van retourvervoer ten behoeve van het voorkomen van overtredingen van de
Opiumwet en de bescherming van de gezondheid van personen door het weigeren van het vervoer van personen van en naar bepaald aangewezen buitenlandse bestemmingen en er met de betreffende luchtvaartmaatschappijen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de waarborgen rond de gegevensverstrekking.
c.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken, ten behoeve van de uitvoering van opdrachten tot signalering van personen in het buitenland en het nemen van een beslissing omtrent de afgifte van een paspoort of omtrent de verlening of verlenging van een visum;
d.
Onze Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, ten behoeve van het nemen van een beslissing omtrent de verlening of wijziging van een machtiging tot voorlopig verblijf.
2.
De op grond van het eerste lid, onder b verstrekte gegevens met betrekking tot individuele personen worden door de luchtvaartmaatschappijen niet langer verwerkt dan gedurende een termijn van ten hoogste zesendertig maanden na de datum van de aanhouding van de betrokkene, die aanleiding geeft tot opneming van de gegevens op de lijst.
1.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8 en
13, eerste lid, van de wet, kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:
b.
de navolgende instanties die hulp aan slachtoffers verlenen:
1°.
de stichting slachtofferhulp Nederland, ten behoeve van het behartigen van belangen van slachtoffers van strafbare feiten of verkeersongevallen;
2°.
de stichting slachtoffer in beeld, voor wat betreft gegevens over slachtoffers van strafbare feiten en verkeersongevallen en, in bijzondere of ernstige gevallen, gegevens uit het proces-verbaal, ten behoeve van de bemiddeling tussen die slachtoffers en verdachten of veroordeelden, en;
3°.
de stichting Comensha, voor wat betreft gegevens over slachtoffers van mensenhandel en de aanmeldende autoriteit, ten behoeve van de coördinatie van de opvang en verzorging van slachtoffers van mensenhandel en de registratie van gegevens over mensenhandel;
c.
de Stichting Processen Verbaal, voor zover het gegevens betreft inzake aanrijdingen of aanvaringen, ten behoeve van een goede uitvoering van haar taak;
e.
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, ten behoeve van:
f.
Halt-bureaus, voor zover zij zijn aangewezen door Onze Minister van Veiligheid en Justitie op grond van
artikel 48g van de Wet Justitie-subsidies, ten behoeve van de alternatieve afdoening van de strafbare feiten, gepleegd door minderjarigen;
i.
het college van burgemeesters en wethouders, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in de
artikelen 2.3, eerste en zesde lid, en
2.4, eerste lid, van de Jeugdwet, de gecertificeerde instelling, bedoeld in
artikel 1.1 van de Jeugdwet, ten behoeve van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en het AMHK, bedoeld in
artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in a
rtikel 4.1.1, tweede lid, van die wet;
j.
de raad voor de kinderbescherming, ten behoeve van de uitvoering van één van de bij wet aan de raad opgedragen taken;
k.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van:
1°.
het verwerken van gegevens over jeugdigen in het Cliënt Volgsysteem jeugdcriminaliteit, ter ondersteuning van de voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit;
2°.
het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van verdachten en veroordeelden in de strafrechtsketendatabank en de verdere verstrekking van die gegevens aan de functionarissen en organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast, ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van verdachten en veroordeelden;
4°.
het verzoek tot weigering of vervallenverklaring van een reisdocument, op grond van
artikel 23 van de Paspoortwet ;
m.
de door Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aangewezen dienst, bedoeld in
artikel 1, onderdeel d, van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover het betreft gegevens met betrekking tot het proces-verbaal en de kennisgeving van inbeslagneming, ten behoeve van een goede toepassing van het
Besluit inbeslaggenomen voorwerpen ;
n.
benadeelden van strafbare feiten, waaronder begrepen de personen die in verband met die feiten in hun rechten zijn getreden of ingevolge enige wettelijke bepaling terzake van die rechten een recht van verhaal hebben gekregen, voor zover zij deze gegevens behoeven om in rechte voor hun belangen op te kunnen komen;
p.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van de verzending van beschikkingen en transacties en de tenuitvoerlegging van ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen door het Centraal Justitieel Incassobureau;
q.
de Dienst Terugkeer en Vertrek, voor zover het betreft gegevens over vreemdelingen die zijn verkregen in het kader van de uitoefening van het toezicht, bedoeld in de
artikelen 46 en
47 van de Vreemdelingenwet 2000, of de opsporing van strafbare feiten, ten behoeve van de begeleiding van de terugkeer of het vertrek uit Nederland van vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.
s.
een verzekeringsmaatschappij of de Minister van Defensie, ten behoeve van de beoordeling van de wettelijke aansprakelijkheid van de politie of van de Minister van Defensie en de vaststelling van een verplichting tot schadeloosstelling van derden;
t.
het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, ten behoeve van het opstellen van de rapportages pro justitia en de indicatieadvisering;
u.
de leden van een commissie als bedoeld in
artikel 68, tweede lid, onderdeel a, van de Politiewet 2012, ten behoeve van de behandeling van, en advisering over, klachten over gedragingen van ambtenaren van politie, de leden van een commissie van toezicht op de arrestantenzorg als bedoeld in
artikel 24, eerste lid, van het Besluit beheer politie, ten behoeve van het toezicht op de arrestantenzorg, alsmede de personen die zijn belast met de ondersteuning van de leden van die commissies;
v.
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, ten behoeve van de huisvesting van een vreemdeling en de handhaving van de orde en veiligheid in het aanmeldcentrum;
x.
de Minister van Defensie, ten behoeve van het nemen van een beslissing over de ongeldigverklaring van een door die minister afgegeven militair rijbewijs of rijmachtiging;
y.
Onze Minister voor Immigratie en Asiel, ten behoeve van het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van vreemdelingen in de Basisvoorziening Vreemdelingen en de verdere verstrekking van die gegevens aan instanties die zijn betrokken bij de uitvoering van de
Vreemdelingenwet 2000 , ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van vreemdelingen, en aan andere instanties met een publieke taak belast, ten behoeve van registratie, identificatie en verificatie van vreemdelingen, hun documenten of hun verblijfsrechtelijke positie;
z.
het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met het oog op de weigering of vervallenverklaring van reisdocumenten zoals bedoeld in
artikel 24, onder b, van de Paspoortwet ;
2.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8 en
13, eerste lid, van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan ambtenaren die bij of krachtens de
wet zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van de bij ministeriële regeling aangewezen wetgeving, voor zover het betreft gegevens over de naleving van die wetgeving, en er tussen de verantwoordelijke en de betreffende ambtenaren afspraken zijn gemaakt over welke gegevens verstrekt worden, in welke gevallen en onder welke voorwaarden. De verantwoordelijke legt deze afspraken vast.
3.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8 en
13, eerste lid, van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan de door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid respectievelijk Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de
Wet arbeid vreemdelingen respectievelijk de
Invorderingswet 1990 , de
Algemene wet inzake rijksbelastingen en de
Algemene douanewet ten behoeve van de inschatting van de veiligheidsrisico’s met betrekking tot de uitoefening van vorenbedoeld toezicht.
4.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8 en
13, eerste lid, van de wet, kunnen worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met het oog op signalering van veranderingen in de gegevens die in de basisregistratie personen zijn opgenomen.
a.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van:
–
de controle van rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen, waaronder het plegen van misdrijven en overtredingen van financieel-economische aard door of door middel van deze rechtspersonen, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen;
–
de beoordeling van de benoeming, de herbenoeming of het ontslag van de leden van de commissies van toezicht bij de inrichtingen, bedoeld in onderdeel c, alsmede van de leden van de commissies van toezicht op de arrestantenzorg, bedoeld in
artikel 24, eerste lid, van het Besluit beheer politie;
b.
de burgemeester ten behoeve van de beoordeling van een verzoek tot het verkrijgen van het Nederlanderschap op grond van de
Rijkswet op het Nederlanderschap ;
c.
de directeuren van inrichtingen, bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet, van de inrichtingen, bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en van de inrichtingen, bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, en functionarissen van de Dienst Justitiële inrichtingen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van:
1.
het nemen van beslissingen over hetzij de aanstelling of het ontslag van personeel, hetzij de toelating tot de inrichting van personen die niet worden ingesloten in de inrichting, voor zover dat noodzakelijk is voor de orde of veiligheid in de inrichting respectievelijk de voorziening;
2.
het nemen van beslissingen over het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof;
4.
het treffen van maatregelen met betrekking tot de voorkoming van strafbare feiten door of met betrekking tot gedetineerden, de handhaving van de orde en veiligheid in de justitiële inrichting, of de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
e.
de korpschef, ten behoeve van zijn adviserende taak in het kader van:
f.
het bevoegde gezag, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit algemene rechtspositie politie en het bevoegde gezag, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, ten behoeve van het verrichten van een onderzoek als bedoeld in
artikel 8a, eerste lid, en
artikel 8b, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie en
artikel 4a, eerste lid, en
artikel 4b, eerste lid, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, of voor het verrichten van een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid ten aanzien van personen die anderszins werkzaamheden verrichten voor de politie, het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, het Politie onderwijs- en kenniscentrum of de rijksrecherche en waarvoor de gezagdragende instanties justitiële gegevens als bedoeld in het
Besluit justitiële gegevens vragen;
h.
de Immigratie- en Naturalisatiedienst, ten behoeve van het nemen van beslissingen omtrent de toelating, het verblijf of de ongewenstverklaring, als bedoeld in de
Vreemdelingenwet 2000 , de
Rijkswet op het Nederlanderschap of een verdrag dan wel een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, als bedoeld in
artikel 112 van de Vreemdelingenwet 2000;
i.
de burgemeester en de commissaris van de Koning, ten behoeve van hun adviserende taak, bedoeld in het
Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau en Onze Minister van Defensie met het oog op de toekenning van bij koninklijk besluit te verlenen onderscheidingen;
j.
gedragsdeskundigen, voor zover het betreft auditieve of audiovisuele registraties van het verhoor van een persoon naar aanleiding van een ernstig strafbaar feit, voor het beoordelen van het verhoor en het opstellen van een deskundigenrapportage ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek, het gerechtelijk vooronderzoek of het onderzoek ter terechtzitting;
k.
Onze Minister van Defensie en de onder hem ressorterende bevelvoerende militairen van een oorlogsschip, inrichting van de zeemacht, compagnie, eskadron, batterij of squadron of een hogere eenheid, voor zover het betreft gegevens omtrent:
1°.
de toepassing van vrijheidsbenemende dwangmiddelen jegens een militair, ten behoeve van het nemen van maatregelen met betrekking tot de operationele gereedheid van de eenheid; of
2°.
de betrokkenheid van een militair bij de verdenking van een overtreding van de
Opiumwet of een misdrijf, ten behoeve van het nemen van besluiten inzake schorsing of ontslag van militaire ambtenaren, als bedoeld in
artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931;
l.
bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur, voor zover dat noodzakelijk is in de gevallen waarin zij bevoegd zijn tot toepassing van die
wet , uitsluitend voor zover het betreft gegevens omtrent de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van die wet. Indien de betrokkene een rechtspersoon is betreffen de gegevens zowel de rechtspersoon als de bestuurders, alsmede de gegevens met betrekking tot strafbare feiten waaraan
artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag heeft gelegen. Indien een bestuurder een rechtspersoon is betreffen de gegevens eveneens deze rechtspersoon, alsmede de bestuurders daarvan. Indien de betrokkene een maatschap of vennootschap onder firma is betreffen de gegevens de maten, dan wel de vennoten, uitgezonderd de gegevens betreffende de vennoot en commandite, alsmede de gegevens met betrekking tot strafbare feiten waaraan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag heeft gelegen. Indien de vennoten of maten rechtspersoonlijkheid bezitten betreffen de gegevens deze rechtspersonen, alsmede de bestuurders daarvan.
2.
Politiegegevens, als bedoeld in het eerste lid kunnen, door tussenkomst van het openbaar ministerie, worden verstrekt aan de hierna te noemen personen of instanties:
a.
De Nederlandsche Bank N.V., ten behoeve van:
1°.
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in
artikel 5 van het Besluit prudentiële regels Wft, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in de
artikelen 3:9, eerste lid, en
3:99, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht en ter beoordeling van de integere bedrijfsuitoefening onderscheidenlijk de integere bedrijfsvoering, bedoeld in de
artikelen 3:10, eerste lid, en
3:17, eerste lid, van die wet;
2°.
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel inzake de betrouwbaarheid van (kandidaat)(mede)beleidsbepalers van en houders van gekwalificeerde deelnemingen in onder toezicht staande instellingen (Stcrt. 2005, 20), ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Wet toezicht trustkantoren en ter beoordeling van de integere bedrijfsvoering, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel f, en
10, eerste lid, van die wet;
3°.
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in
artikel 31 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in
artikel 105, vijfde lid, van de Pensioenwet en
artikel 110, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en ter beoordeling van de beheerste en integere bedrijfsvoering, bedoeld in
artikel 143, eerste lid, van de Pensioenwet en
artikel 138, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
b.
Onze Minister van Financiën, ten behoeve van het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 2 van de Beleidsregel inzake de betrouwbaarheid van (kandidaat)(mede)beleidsbepalers van en houders van gekwalificeerde deelnemingen in onder toezicht staande instellingen (Stcrt. 2005, 20), ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in
artikelen 2, tweede lid, onderdelen a, b, c of d, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren en ter beoordeling van de integere bedrijfsvoering, bedoeld in de artikelen 2, eerste en tweede lid,
4, tweede lid,
5, tweede lid, en
9, eerste lid, van die wet;
c.
de Stichting Autoriteit Financiële Markten, te behoeve van:
1°.
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in
artikel 12 van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in
artikel 4:10, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht en ter beoordeling van de integere bedrijfsuitoefening onderscheidenlijk de integere bedrijfsvoering, bedoeld in de
artikelen 4:11, eerste lid,
4:14, eerste lid, en
4:15, eerste lid, van die wet;
2°.
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel 06-01 betrouwbaarheid personen ex Wet toezicht accountantsorganisaties en Besluit toezicht accountantsorganisaties (Stcrt. 2006, 190), ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in
artikel 15, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties en
artikelen 5 van het Besluit toezicht accountantsorganisaties en ter beoordeling van de integere bedrijfsvoering, bedoeld in
artikel 21, eerste lid, van die wet.
3.
De politiegegevens, bedoeld in het tweede lid, worden door leden van het openbaar ministerie beoordeeld in het kader van de adviserende taak voor de uitvoering van de bovenbedoelde wetten en kunnen, in het kader van vorenbedoelde taak, worden verstrekt aan de personen en instanties, genoemd in het tweede lid. Aan de verstrekking van de politiegegevens kunnen door de leden van het openbaar ministerie nadere voorwaarden worden gesteld. Die voorwaarden kunnen onder meer betreffen het ter beschikking stellen of doorgeven van die gegevens of inlichtingen aan derden.
4.
De politiegegevens, bedoeld in het tweede en derde lid, die zijn verstrekt aan de personen en instanties, bedoeld in het tweede lid, worden niet langer dan gedurende een termijn van twaalf maanden na de datum van verkrijgen bewaard. De gegevens kunnen langer worden bewaard met bijzondere toestemming van het openbaar ministerie. Daarbij kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.
–
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de
Wet wapens en munitie ;
–
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus ;
–
de korpschef, ten behoeve van het nemen van beschikkingen omtrent het verlenen of intrekken van jachtakten op grond van de
Flora- en faunawet ;
–
de burgemeester, omtrent de verlening, weigering of intrekking van een vergunning op grond van de
Drank- en Horecawet ;
–
de burgemeester, ten behoeve van het nemen van een beslissing omtrent een vergunning op grond van de
Wet op de kansspelen .
6.
Politiegegevens die worden verstrekt in de gevallen, bedoeld in het vijfde lid, kunnen tevens worden verstrekt aan een bestuursorgaan dat beslist naar aanleiding van een ingesteld bezwaar of administratief beroep.
7.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8,
9,
10, eerste lid, onderdelen a en c, en
13, eerste lid, van de wet, kunnen worden verstrekt aan de daartoe aangewezen vertegenwoordigers van de deelnemende bestuursorganen aan een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, voor zover het betreft politiegegevens die relevant zijn voor het geïntegreerd handhavend optreden bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en er tussen de betreffende bestuursorganen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de gegevens worden verstrekt. Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 9 en 10, eerste lid, onderdelen a en c, van de wet, kunnen uitsluitend aan die vertegenwoordigers worden verstrekt ten behoeve van het analyseren van handhavingsknelpunten, het verrichten van integrale casusanalyses en het bepalen en uitvoeren van de uit deze analyses voortvloeiende interventies, en voor zover het gegevens betreffen die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 9 en 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet, slechts na instemming van het openbaar ministerie.
1.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8,
9,
10, eerste lid, onderdelen a en c en
13 van de wet kunnen worden verstrekt aan leden van het openbaar ministerie met het oog op het verder verstrekken aan het openbaar ministerie in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ten behoeve van de adviserende taak van laatstbedoeld openbaar ministerie in het kader van de uitvoering van de wetten, genoemd in
artikel 6a:6, tweede lid, onderdelen a en b, en, door tussenkomst van dat openbaar ministerie in het kader van vorenbedoelde taak, verder worden verstrekt aan:
artikelen 8,
9,
10 en
13 (
artikel 18, eerste lid) van Besluit politiegegevens">
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8,
9,
10 en
13 van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van:
–
het verrichten van dreiging- en risico-evaluaties en het vaststellen van bewaking- en beveiligingsopdrachten en adviezen door de evaluatiedriehoek, met het oog op het bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten.
artikel 9- of
10-gegevens op incidentele basis of ten behoeve van een samenwerkingsverband (
artikel 21) van Besluit politiegegevens">
Artikel 4:5. Verstrekking artikel 9- of 10-gegevens op incidentele basis of ten behoeve van een samenwerkingsverband ( artikel 21)
2.
Indien dringend noodzakelijk voor een goede uitvoering van de politietaak kan de verantwoordelijke in afwijking van het eerste lid beslissen tot verstrekking van politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig
artikel 9 of
10, eerste lid, onderdelen a en c van de wet, na overleg met een functionaris die is aangewezen op grond van
artikel 2:10.
artikel 23, tweede lid) van Besluit politiegegevens">
Artikel 4:6. Rechtstreekse verstrekking politiegegevens ( artikel 23, tweede lid)
Aan de volgende daartoe bepaald aangewezen personen kunnen op grond van
artikel 23, tweede lid, van de wet, rechtstreeks politiegegevens, die worden verwerkt op grond van de
artikelen 8,
9 of
10, eerste lid, onderdelen a en c, en
13 van de wet worden verstrekt, voor zover zij deze behoeven voor de volgende doeleinden:
1.
Politiegegevens, die worden verwerkt op grond van de
artikelen 8 en
13, eerste lid, van de wet, kunnen slechts worden verstrekt ten behoeve van beleidsinformatie en wetenschappelijk onderzoek en statistiek nadat aan de betrokken onderzoeker daartoe schriftelijk toestemming is verleend door:
a.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, indien het gegevens betreft die worden verwerkt met het oog op de uitvoering van een taak onder het gezag van de officier van justitie, of
b.
de burgemeester, indien het gegevens betreft die worden verwerkt met het oog op de uitvoering van een taak onder het gezag van de burgemeester.
2.
De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts gegeven indien
a.
het onderzoek het algemeen belang dient;
b.
de organisatie van de politie niet onnodig wordt belast;
c.
het onderzoek zonder de betrokken gegevens niet kan worden uitgevoerd, en
d.
de persoonlijke levenssfeer van de betreffende personen niet onevenredig wordt geschaad.
3.
Aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorwaarden worden verbonden.
4.
De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt ter kennis gebracht van de betreffende verantwoordelijke en geldt als machtiging tot het verstrekken van de omschreven gegevens.
5.
Rechtstreekse benadering van personen, over wie politiegegevens worden verwerkt, door de onderzoeker vindt niet plaats, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan bij de toestemming ingevolge het eerste lid. Deze toestemming kan slechts worden verleend indien rechtstreekse benadering voor het doel van het onderzoek onvermijdelijk is.
1.
Aan autoriteiten in een land binnen het Koninkrijk, in een ander land of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die zijn belast met de uitvoering van de politietaak, kunnen politiegegevens worden verstrekt, voorzover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in het Europese deel van Nederland, dan wel voorzover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in het desbetreffende land dan wel het openbare lichaam ingeval van:
a.
de opsporing van een ernstig misdrijf of de voorkoming van een ernstig gevaar voor de openbare orde,
b.
een verzoek met betrekking tot een bepaalde persoon of een bepaald geval, of
2.
De gegevens worden verstrekt onder de algemene voorwaarde dat deze slechts kunnen worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt. In bijzondere gevallen kunnen de verstrekte gegevens verder worden verwerkt ten behoeve van de voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid. Op verzoek van de ontvangende persoon of instantie kan de verantwoordelijke instemmen met de verdere verwerking van verstrekte gegevens voor een ander doel voor zover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in dat land of de openbare lichamen.
3.
De verstrekking van politiegegevens, die worden verwerkt in verband met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of de handhaving van de openbare orde, vindt plaats door tussenkomst van een landelijke eenheid als bedoeld in
artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012. De verstrekking kan zonder tussenkomst van deze landelijke eenheid plaatsvinden overeenkomstig afspraken met politieautoriteiten in het buitenland, voor zover deze afspraken zijn goedgekeurd door Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
4.
In de grensgebieden kan de verstrekking, bedoeld in de eerste zin van het derde lid, zonder tussenkomst van de landelijke eenheid, bedoeld in het derde lid, plaatsvinden voor zover dit voortvloeit uit een verdrag waar ook België of Duitsland als verdragssluitende partij bij betrokken zijn of uit een besluit, bedoeld in artikel 34, tweede lid van, het Verdrag betreffende de Europese Unie.
5.
Politiegegevens die betrekking hebben op de in
artikel 5 van de wet genoemde kenmerken worden slechts verstrekt indien dit met het oog op een juiste beantwoording van een door een buitenlandse politieautoriteit gestelde vraag onvermijdelijk is.
7.
Voor zover mogelijk controleert de verstrekkende autoriteit in Nederland de kwaliteit van de politiegegevens voordat de gegevens worden verstrekt en wordt aan de verstrekte gegevens informatie toegevoegd aan de hand waarvan de ontvanger de mate van juistheid, volledigheid, actualiteit en betrouwbaarheid kan beoordelen.
8.
Als blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt deelt de verstrekkende autoriteit dit onverwijld mee aan de personen of instanties van de lidstaat aan wie de gegevens zijn verstrekt, met het verzoek de gegevens onmiddellijk te corrigeren, te wissen of af te schermen.
9.
Politiegegevens die worden verwerkt door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties kunnen worden verstrekt aan van overheidswege aangewezen administratieve of politiële meldpunten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land die een vergelijkbare taak hebben als het meldpunt. Het bepaalde in het derde lid vindt geen toepassing.
1.
Indien politiegegevens zonder voorafgaand verzoek tot verstrekking worden ontvangen van een ander land of van een internationaal orgaan, beoordeelt de ontvangende autoriteit in Nederland onmiddellijk of deze gegevens noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt.
2.
Indien krachtens het recht van het andere land specifieke beperkingen op de verwerking van politiegegevens gelden, ziet de ontvangende autoriteit in Nederland toe op inachtneming van de beperkingen indien deze door de verstrekkende autoriteit zijn gemeld.
3.
Indien politiegegevens worden ontvangen van een ander land of van een internationale organisatie, wordt de verstrekkende instantie desgevraagd geïnformeerd over de verwerking van de verstrekte gegevens en het daardoor behaalde resultaat.
1.
Aan personen of instanties in een andere lidstaat van de Europese Unie, die zijn belast met de voorkoming en opsporing van strafbare feiten in de betreffende lidstaat, worden politiegegevens verstrekt onder gelijke voorwaarden als aan politieambtenaren in Nederland, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van die taak en behoudens de toepassing van de gronden, bedoeld in het tweede lid.
2.
De verstrekking kan worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen indien dit:
b.
essentiële nationale veiligheidsbelangen zou schaden;
d.
duidelijk disproportioneel of irrelevant zou zijn met het oog op de doelen waarvoor om verstrekking van de gegevens is verzocht;
e.
betrekking heeft op een strafbaar feit dat in Nederland strafbaar is gesteld met een gevangenisstraf van één jaar of minder;
f.
betrekking heeft op politiegegevens die uitsluitend kunnen worden verstrekt na instemming van de officier van justitie en deze geen toestemming geeft voor de verstrekking;
g.
betrekking heeft op politiegegevens die zijn verkregen van een andere lidstaat of van een derde land en deze geen toestemming geeft voor de verstrekking.
3.
Aan personen of instanties in een andere lidstaat, als bedoeld in het eerste lid, worden politiegegevens verstrekt, voor zover zij deze behoeven ter voorkoming van strafbare feiten en ter handhaving van de openbare orde in verband met grootschalige evenementen. De politiegegevens kunnen uitsluitend worden verstrekt indien definitieve veroordelingen of andere feiten het vermoeden rechtvaardigen dat de desbetreffende personen tijdens de evenementen strafbare feiten zullen plegen of dat zij een gevaar voor de openbare orde en veiligheid vormen. De politiegegevens worden verstrekt onder de voorwaarde dat deze worden vernietigd zodra de doeleinden zijn verwezenlijkt, in elk geval uiterlijk na één jaar.
4.
De gegevens worden verstrekt onder de voorwaarde dat deze slechts kunnen worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt. Onverminderd specifieke regels in een richtlijn of verordening op grond van hoofdstuk 4 of hoofdstuk 5 van Titel V van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is tevens verdere verwerking door de bevoegde autoriteit in de ontvangende lidstaat mogelijk voor de volgende doelen:
a.
de voorkoming, opsporing of vervolging van andere strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van andere straffen dan die waarvoor de gegevens waren verstrekt;
b.
andere gerechtelijke en administratieve procedures die rechtstreeks verband houden met de voorkoming, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen;
c.
de voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, of,
d.
een ander doel, met voorafgaande instemming van de verantwoordelijke of van de betrokkene.
5.
De gegevens worden verstrekt onder de voorwaarde dat deze door de ontvangende autoriteit worden vernietigd zodra de doeleinden zijn verwezenlijkt.
6.
Indien dit uit de wet voortvloeit kunnen bij de verstrekking termijnen worden gesteld, na afloop waarvan de verstrekte gegevens door de ontvangende autoriteit moeten worden vernietigd, behoudens wanneer verdere verwerking noodzakelijk is voor een lopend onderzoek, de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen.
7.
In afwijking van het vierde lid kunnen in specifieke omstandigheden door de verstrekkende autoriteit specifieke beperkingen worden gesteld aan de verdere verwerking van de verstrekte politiegegevens, voor zover deze beperkingen ook van toepassing zijn op de beschikbaarstelling van de gegevens aan andere politieambtenaren in Nederland.
1.
Indien politiegegevens worden ontvangen van een andere lidstaat van de Europese Unie, kunnen deze slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt. Tevens is verdere verwerking mogelijk voor de doelen, genoemd in
artikel 5:3, vierde lid.
2.
Indien door de verstrekkende lidstaat op grond van het nationale recht termijnen zijn gesteld, na afloop waarvan de verstrekte gegevens moeten worden vernietigd, ziet de ontvangende autoriteit in Nederland erop toe dat de gegevens daadwerkelijk worden vernietigd.
1.
Verstrekking van politiegegevens betreffende de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, aan politieautoriteiten in een andere lidstaat van de Europese Unie kan rechtstreeks plaatsvinden door middel van de geautomatiseerde vergelijking van de categorieën van politiegegevens, bedoeld in het tweede lid.
2.
De vergelijking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats in afzonderlijke gevallen en betreft dactyloscopische gegevens.
3.
Indien bij de gegevensvergelijking wordt vastgesteld dat gegevens overeenkomen dan worden uitsluitend de overeenkomende gegevens verstrekt. Voor verstrekking van nadere, met betrekking tot de overeenkomende gegevens beschikbare persoon- of zaaksgegevens is een verzoek, als bedoeld in
artikel 552h van het Wetboek van Strafvordering, vereist. De verdere verwerking van de verstrekte politiegegevens is uitsluitend toegestaan met het oog op:
a.
de vaststelling of de vergeleken profielen overeenstemmen;
b.
de voorbereiding en indiening van een verzoek om rechtshulp;
c.
de protocollering van de gegevens.
Na afloop van de gegevensvergelijking worden de verstrekte gegevens onverwijld gewist, tenzij verdere verwerking noodzakelijk is ten behoeve van de doelen, als bedoeld in onderdeel b of c.
4.
De verstrekking vindt uitsluitend plaats aan ambtenaren die werkzaam zijn bij daartoe aangewezen nationale politiële contactpunten en die zijn geautoriseerd voor de geautomatiseerde vergelijking van de politiegegevens. De lijst van ambtenaren, die zijn geautoriseerd tot de geautomatiseerde bevraging of vergelijking als bedoeld in het eerste lid, wordt desgevraagd ter beschikking gesteld aan de andere lidstaten en aan het College bescherming persoonsgegevens.
1.
Aan de politieambtenaar uit een andere lidstaat van de Europese Unie, die is toegevoegd aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam als bedoeld in
artikel 552qa van het Wetboek van Strafvordering dat is gevestigd in Nederland, kunnen politiegegevens worden verstrekt op gelijke voet als aan Nederlandse politieambtenaren, voor zover zij deze behoeven voor de doeleinden waarvoor het gemeenschappelijke onderzoeksteam is ingesteld.
2.
Aan de Nederlandse politieambtenaar die is toegevoegd aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam als bedoeld in
artikel 552qa van het Wetboek van Strafvordering dat is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, kunnen politiegegevens worden verstrekt met het oog op de gebruikmaking daarvan voor de doeleinden waarvoor het gemeenschappelijke onderzoeksteam is ingesteld.
1.
Aan Europol worden politiegegevens verstrekt ten behoeve van de vervulling van de doelstelling en taken van die dienst, voor zover dat voortvloeit uit een richtlijn of verordening op grond van hoofdstuk 4 of hoofdstuk 5 van Titel V van het verdrag betreffende de Europese Unie. De politiegegevens worden verstrekt door tussenkomst van de landelijke eenheid, bedoeld in
artikel 5:1, derde lid.
2.
De verstrekking van gegevens aan Europol kan worden geweigerd indien:
a.
wezenlijke nationale veiligheidsbelangen worden geschaad,
b.
het welslagen van lopende onderzoeken of de veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht, of
c.
informatie wordt bekend gemaakt die betrekking heeft op specifieke inlichtingendiensten of -activiteiten op het gebied van de staatsveiligheid.
1.
Aan Eurojust worden politiegegevens verstrekt ten behoeve van de vervulling van de doelstelling en taken van die organisatie, voor zover dat voorvloeit uit een richtlijn of verordening op grond van hoofdstuk 4 of hoofdstuk 5 van Titel V van het verdrag betreffende de Europese Unie. De politiegegevens worden verstrekt door tussenkomst van het nationale lid van Eurojust.
2.
De verstrekking van politiegegevens aan Eurojust kan worden geweigerd indien wezenlijke nationale veiligheidsbelangen worden geschaad of de veiligheid van een persoon in gevaar wordt gebracht.
3.
Politiegegevens worden verstrekt aan het nationale lid van Eurojust, voor zover hij deze behoeft in verband met de doelstelling en taken, bedoeld in het eerste lid. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
1.
Politiegegevens, die zijn ontvangen van een lidstaat van de Europese Unie, kunnen worden doorgegeven aan autoriteiten in een derde land of aan een internationaal orgaan, belast met de preventie, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten dan wel de tenuitvoerlegging van straffen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van die taken en de lidstaat, waarvan de gegevens afkomstig zijn, heeft ingestemd met die doorgifte.
2.
In afwijking van het eerste lid kunnen politiegegevens zonder voorafgaande toestemming worden doorgegeven indien dit van essentieel belang is ter voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid van een lidstaat of derde land land of voor wezenlijke belangen van een lidstaat, en de toestemming niet tijdig kan worden verkregen. De voor het verlenen van de toestemming bevoegde autoriteit wordt onverwijld geïnformeerd.
1.
Politiegegevens, die zijn ontvangen van een andere lidstaat van de Europese Unie, kunnen worden doorgegeven aan een instantie met een particuliere taak indien:
a.
de bevoegde autoriteit van de lidstaat, waarvan de gegevens afkomstig zijn, heeft ingestemd met die doorgifte;
b.
geen gerechtvaardigde belangen van de betrokkene zich tegen doorgifte verzetten, en
c.
in bijzondere gevallen de doorgifte essentieel is voor de persoon of instantie die de gegevens doorgeeft aan de betreffende instantie ten behoeve van:
1°.
de uitvoering van haar wettelijke taken;
2°.
de preventie, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen;
3°.
het voorkomen van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, of
4°.
het voorkomen van een ernstige schending van de rechten van personen.
2.
Bij de doorgifte, bedoeld in het eerste lid, wordt medegedeeld voor welk doel de gegevens uitsluitend verder mogen worden verwerkt.
b.
personen die in aanmerking zijn gebracht voor beschermingsmaatregelen, als bedoeld in het
Besluit getuigenbescherming .
2.
De verwerking, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vindt slechts plaats omtrent:
b.
personen in de omgeving van de verdachte wier handelen van invloed kan zijn op het doel van de verwerking, als bedoeld in het eerste lid, en de bescherming van de infiltrant;
f.
leden van het openbaar ministerie.
3.
De verwerking, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vindt slechts plaats omtrent:
a.
getuigen ten aanzien van wie een dreiging bestaat;
b.
personen in de omgeving van de getuigen;
d.
personen in de omgeving van de verdachte wier handelen van invloed kan zijn op het doel van de verwerking, als bedoeld in het eerste lid, en de bescherming van de getuige;
a.
ten behoeve van welk specifiek doel ter ondersteuning van de politietaak de gegevens verder worden verwerkt;
b.
de categorieën van personen over wie gegevens ten behoeve van het betreffende doel verder worden verwerkt en de soorten van de over hen op te nemen gegevens;
c.
de termijn waarbinnen dan wel de gevallen waarin het verder verwerken van de betreffende gegevens wordt beëindigd;
d.
de frequentie waarmee de gegevens ter voldoening aan de onder c bedoelde verplichting tot beëindiging van de verwerking worden gecontroleerd;
e.
de verantwoordelijke of verantwoordelijken die de gegevens verder verwerken;
f.
indien sprake is van een bewerker, degene die als bewerker optreedt.
2.
Over de verwerkingen bedoeld in
artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt bovendien tevoren schriftelijk vastgelegd welke van de betreffende gegevens voor de politie rechtstreeks raadpleegbaar worden gesteld en welke aan de politie ter beschikking worden gesteld voor zover zij deze nodig heeft voor de uitvoering van de politietaak.
3.
De op grond van het eerste en tweede lid schriftelijk vastgelegde gegevens worden ter inzage gelegd gedurende de tijd dat de gegevens ingevolge
artikel 32, derde lid, van de wet beschikbaar zijn.
1.
Voor een mededeling als bedoeld in
artikel 25, eerste lid, van de wet, kan de verantwoordelijke ter vergoeding van kosten een bedrag van ten hoogste € 4,50 in rekening brengen aan betrokkene.
2.
De betaling van de geldsom geschiedt door betaling met een wettig betaalmiddel of op enige andere door de verantwoordelijke toegestane wijze van betaling.
3.
Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie en Onze Minister van Defensie kan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, jaarlijks worden aangepast.
1.
De schriftelijke vastlegging van het doel van het onderzoek, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, van de wet, omvat een omschrijving van het onderwerp waar het onderzoek op is gericht en op welk deel van de uitoefening van de politietaak het onderzoek betrekking heeft.
a.
de gegevens die voor de rechtstreekse raadpleging zijn gebruikt;
b.
de identiteit of het kenmerk van de politieambtenaar die de rechtstreekse raadpleging heeft uitgevoerd;
c.
de gegevens op grond waarvan kan worden nagegaan welke gegevens ter beschikking zijn gesteld voor verdere verwerking voor een doel, als bedoeld in
artikel 9 of
10 van de wet;
4.
Indien politiegegevens op grond van
paragraaf 3 van de wet worden verstrekt, worden van die verstrekking de volgende gegevens vastgelegd:
a.
de identiteit van de verzoeker;
b.
de datum van de verstrekking;
c.
een omschrijving van de verstrekte gegevens;
d.
het doel van de verstrekking.
a.
een uniek kenmerk van de verzoeker;
b.
de gegevens die ten behoeve van de gegevensvergelijking door de verzoeker zijn ingebracht;
c.
de gegevens op grond waarvan kan worden nagegaan welke gegevens naar aanleiding van de gegevensvergelijking zijn verstrekt inclusief de mededeling van het niet voorhanden zijn van een gegeven;
d.
de datum en het tijdstip van de verstrekking.
1.
Twee jaren na inwerkingtreding van de
wet , en vervolgens eenmaal in de vier jaren, laat de verantwoordelijke de uitvoering van de bij of krachtens de
wet gegeven regels door een privacy audit controleren, op bij ministeriële regeling te bepalen wijze.
2.
De controle heeft betrekking op de wijze waarop het verwerken van politiegegevens is georganiseerd, de maatregelen en procedures die daarop van toepassing zijn en de werking van deze maatregelen en procedures.
3.
Een onafhankelijke auditor die voldoet aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen van werkwijze, deskundigheid en betrouwbaarheid voert de controle uit.
5.
Bij ministeriële regeling kan bepaald worden dat ter voorbereiding op de controle, bedoeld in het eerste lid, interne audits plaatsvinden en kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop deze audits worden verricht.
1.
Bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties worden persoonsgegevens verwerkt over de volgende categorieën van personen:
a.
personen ten aanzien van wie een melding heeft plaatsgevonden van een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie;
b.
personen die als opdrachtgever, begeleider, tussenpersoon, begunstigde of lastgever betrokken zijn bij een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie;
c.
personen, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat van het plegen van een misdrijf en personen die zijn veroordeeld terzake van het plegen van een misdrijf, indien noodzakelijk voor het doel van het meldpunt ongebruikelijke transacties;
d.
personen, die betrokken zijn bij een verrichte of voorgenomen financiële transactie, ten aanzien waarvan een melding heeft plaatsgevonden op grond van de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES of bij een meldpunt in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land;
e.
personen, die betrokken zijn bij een verdachte transactie;
f.
personen, die werkzaam zijn bij het meldpunt ongebruikelijke transacties, bij de politie, bij justitie, bij een instantie belast met het toezicht op de personen en instellingen die onder de wettelijke meldplicht vallen dan wel met enige publiekrechtelijke taak, bij een instelling of bij een buitenlands meldpunt, die als contactpersoon optreden voor wat betreft de verstrekking van gegevens door of aan het meldpunt;
g.
personen, ten aanzien van wie een voor het doel van het meldpunt relevante relatie met een gemelde ongebruikelijke transactie bekend is geworden of vermoedelijk bekend zal worden, en deze relatie een andere is dan die bedoeld in de voorgaande onderdelen.
2.
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verwijderd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van de verwerking. De gegevens worden vernietigd uiterlijk vijf jaar na de datum van laatste opneming.
1.
Voor de toepassing van:
e.
artikel 2:8 wordt in plaats van «kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die met de uitvoering van deze taak is belast» gelezen: kunnen daartoe door de verantwoordelijke aangewezen ambtenaren van politie worden belast;
h.
artikel 2:13, eerste lid, onder d, wordt in plaats van «rijksrecherche» gelezen «recherche» en in plaats van «het College van procureurs-generaal» gelezen: de procureur-generaal;
o.
artikel 5:1, eerste lid, aanhef, wordt in plaats van «in een land binnen het Koninkrijk, in een ander land of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» gelezen «in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land' en wordt in plaats van «het Europese deel van Nederland» gelezen «de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» en wordt in plaats van «land dan wel het openbare lichaam» gelezen: land;
p.
artikel 5:1, eerste lid, onder c, wordt in plaats van «
artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Politiewet 2012» gelezen:
artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
t.
artikel 5:1, zevende lid, wordt in plaats van «van een land binnen het Koninkrijk, van een ander land of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» gelezen: van een ander land;
u.
artikel 5:1, achtste lid, wordt in plaats van «in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land» gelezen: in een land binnen het Koninkrijk of in een ander land;
y.
artikel 6:6, eerste lid, onderdeel d, wordt in plaats van «op grond van de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES » gelezen: op grond van de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme .
2.
De
artikelen 2:3, derde lid,
2:4, tweede lid,
4:2, derde en vierde lid,
4:3, derde tot en met zesde lid,
4:3a,
4:4, tweede gedachtestreepje,
4:6, onderdeel d,
4:7, eerste lid, onderdeel b,
5:1, vierde lid,
5:2,
5:3,
5:4,
5:5 en
6:1, eerste lid, onder b, en derde lid zijn niet van toepassing
artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°) van Besluit politiegegevens">
In afwijking van
artikel 3:1 zijn de misdrijven, bedoeld in
artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3° juncto
artikel 36c, eerste lid, onderdeel c, van de wet die gezien hun aard of samenhang met andere door de betrokkene begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren:
a.
de misdrijven bedoeld in de artikelen
324, onderdelen 4° en 5°, en
artikel 431 van het Wetboek van Strafrecht BES, voor zover de feiten een schade van ten minste USD 14 000 veroorzaakt hebben en betrokkene tevens een misdrijf als bedoeld in
artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, juncto
artikel 36c, eerste lid, onderdeel c, van de wet heeft begaan;
b.
degene die namens een reclasseringsinstelling reclasseringswerkzaamheden verricht ten behoeve van die werkzaamheden;
c.
de voogdijraad ten behoeve van de uitvoering van één van de bij wet aan de voogdijraad opgedragen taken;
d.
Onze Minister voor Immigratie en Asiel ten behoeve van het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van vreemdelingen en de verdere verstrekking van die gegevens aan instanties die zijn betrokken bij de uitvoering van de
Wet toelating en uitzetting BES , ten behoeve van de vaststelling van de identiteit vreemdelingen, en aan andere instanties met een publieke taak belast, ten behoeve van registratie, identificatie en verificatie van vreemdelingen, hun documenten of hun verblijfsrechtelijke positie;
f.
benadeelden van strafbare feiten, waaronder begrepen de personen die in verband met die feiten in hun rechten zijn getreden of ingevolge enige wettelijke bepaling terzake van die rechten een recht van verhaal hebben gekregen, voor zover zij deze gegevens behoeven om in rechte voor hun belangen op te kunnen komen;
g.
de door Onze Minister voor Veiligheid en Justitie aangewezen organisatie, ten behoeve van de verzending van beschikkingen en transacties en de tenuitvoerlegging van ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen;
h.
de Dienst Terugkeer en Vertrek, voor zover het betreft gegevens over vreemdelingen die zijn verkregen in het kader van de uitoefening van het toezicht, bedoeld in
artikel 22a van de Wet toelating en uitzetting BES, of de opsporing van strafbare feiten, ten behoeve van de begeleiding van de terugkeer of het vertrek uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van vreemdelingen die geen toelating tot verblijf hebben;
3.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8 en
13, eerste lid, van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan de door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid respectievelijk Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de
Wet arbeid vreemdelingen BES respectievelijk de
hoofdstukken I en
VIII van de Belastingwet BES ten behoeve van de inschatting van de veiligheidsrisico’s met betrekking tot de uitoefening van vorenbedoeld toezicht.
1.
In afwijking van
artikel 4:3, eerste lid, kunnen politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8,
9,
10, eerste lid, onderdelen a en c juncto
artikel 36c, eerste lid, onder c, en
13 van de wet en voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:
a.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van:
–
het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de
Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES ;
–
de taakuitvoering van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.
1.
het nemen van beslissingen over hetzij de aanstelling of het ontslag van personeel, hetzij de toelating tot het gesticht van personen die niet worden ingesloten in het gesticht, voor zover dat noodzakelijk is voor de orde of veiligheid in het gesticht respectievelijk de voorziening;
2.
het nemen van beslissingen over het verlaten van het gesticht bij wijze van verlof;
3.
het treffen van maatregelen met betrekking tot de voorkoming van strafbare feiten door of met betrekking tot gedetineerden, de handhaving van de orde en veiligheid in het justitiële gesticht, of de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
d.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het verrichten van een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid ten aanzien van ambtenaren van politie van het politiekorps voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
e.
de Immigratie- en Naturalisatiedienst, ten behoeve van het nemen van beslissingen omtrent de toelating, het verblijf of de ongewenstverklaring, als bedoeld in de
Wet toelating en uitzetting BES , de
Rijkswet op het Nederlanderschap of een verdrag dan wel een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, als bedoeld in
artikel 25 van de Wet toelating en uitzetting BES;
f.
de Rijksvertegenwoordiger en de gezaghebber van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, ten behoeve van hun adviserende taak, bedoeld in het
Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau ;
g.
gedragsdeskundigen, voor zover het betreft auditieve of audiovisuele registraties van het verhoor van een persoon naar aanleiding van een ernstig strafbaar feit, voor het beoordelen van het verhoor en het opstellen van een deskundigenrapportage ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek, het gerechtelijk vooronderzoek of het onderzoek ter terechtzitting;
h.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van het verrichten van een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid ten aanzien van personen die anders dan als ambtenaar van politie werkzaamheden verrichten voor het politiekorps voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede buitengewone agenten van politie.
2.
In afwijking van
artikel 4:3, tweede lid, kunnen politiegegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt aan leden van het openbaar ministerie ten behoeve van de adviserende taak in het kader van de uitvoering van de hierna te noemen wetten en door tussenkomst van dat openbaar ministerie in het kader van vorenbedoelde taak, verder worden verstrekt aan:
a.
de Nederlandsche Bank, ten behoeve van:
3.
Aan de verdere verstrekking van de op grond van het tweede lid verstrekte politiegegevens kunnen door het openbaar ministerie nadere voorwaarden worden gesteld. Die voorwaarden kunnen onder meer betreffen het ter beschikking stellen of doorgeven van die gegevens of inlichtingen daarover aan derden.
4.
De op grond van het tweede lid verstrekte gegevens worden door de in dat lid genoemde personen en instanties niet langer dan gedurende een termijn van twaalf maanden na datum van verkrijgen bewaard. Gegevens die door de leden van het openbaar ministerie verder zijn verstrekt, kunnen langer worden bewaard met bijzondere toestemming van het openbaar ministerie. Daarbij kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.
5.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8,
9,
10, eerste lid, onderdelen a en c, en
13, eerste lid, van de wet, kunnen worden verstrekt aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie en de gezaghebber, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de
Wapenwet BES en de
Vuurwapenwet BES . Deze gegevens kunnen tevens worden verstrekt aan een bestuursorgaan dat beslist naar aanleiding van een ingesteld administratief beroep.
1.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de
artikelen 8,
9,
10, eerste lid, onderdelen a en c juncto
artikel 36c, eerste lid, onder c, en
13 van de wet kunnen worden verstrekt aan leden van het openbaar ministerie met het oog op het verder verstrekken aan het openbaar ministerie in het Europese deel van Nederland ten behoeve van de adviserende taak van laatstbedoeld openbaar ministerie in het kader van de uitvoering van de wetten, genoemd in
artikel 4:3, tweede lid, en, door tussenkomst van dat openbaar ministerie in het kader van vorenbedoelde taak, verder worden verstrekt aan:
's-Gravenhage, 14 december 2007
De Minister van Justitie ,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ,
De Minister van Defensie ,
Uitgegeven de eenentwintigste december 2007
De Minister van Justitie ,