1.
De ambtenaar van politie is van rechtswege in zijn ambt geschorst wanneer hem rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, tenzij de vrijheidsbeneming het gevolg is van een maatregel, anders dan op grond van de
Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES , genomen in het belang van de volksgezondheid.
2.
Indien de vrijheidsbeneming het gevolg is van een maatregel op grond van de
Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES wordt de ambtenaar van politie, onverminderd het eerste lid, behandeld als ware hem vrijstelling van dienst wegens ziekte als bedoeld in
hoofdstuk VII, verleend.
a.
indien een strafrechtelijke vervolging ter zake van een misdrijf tegen hem is ingesteld;
b.
wanneer hem door Onze Minister, dan wel door Ons, indien het betreft een ambtenaar die bij koninklijk besluit is benoemd, het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is meegedeeld dan wel wanneer hem die straf is opgelegd;
c.
wanneer naar het oordeel van Onze Minister, dan wel naar Ons oordeel, indien het betreft een ambtenaar die bij koninklijk besluit is benoemd, het dienstbelang dit bepaaldelijk vereist.
2.
Tenzij bij wet is bepaald dat schorsing bij koninklijk besluit geschiedt, geschiedt schorsing door Onze Minister. In afwachting van de schorsing kan de ambtenaar van politie buiten functie worden gesteld door Onze Minister.
3.
De duur van de schorsing bedraagt maximaal zes maanden. In zeer bijzondere gevallen kan deze termijn eenmaal met drie maanden worden verlengd.
1.
Tijdens de schorsing worden de inkomsten voor een derde gedeelte ingehouden. Na verloop van zes weken kan verdere inhouding, ook van het volle bedrag der inkomsten, plaatsvinden. Indien het een schorsing betreft als bedoeld in
artikel 109, lid 1, onder b, kan Onze Minister bepalen dat met onmiddellijke ingang meer dan een derde gedeelte of het volle bedrag der inkomsten wordt ingehouden
3.
De ingehouden inkomsten worden alsnog aan de ambtenaar van politie uitbetaald als de schorsing niet wordt gevolgd door een onvoorwaardelijk ontslag bij wijze van straf. Op de uit te betalen inkomsten worden in mindering gebracht de inkomsten die de ambtenaar van politie sedert de schorsing heeft genoten uit arbeid die hij als gevolg van de schorsing heeft kunnen verrichten, tenzij dit naar het oordeel van Onze Minister onredelijk is.
4.
Het niet ingehouden gedeelte van de inkomsten van de geschorste ambtenaar van politie kan door Onze Minister in bijzondere gevallen worden uitbetaald aan de betrekkingen van de ambtenaar van politie, genoemd in
artikel 54.