1.
De ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de vrijwillige ambtenaar van politie en de aspirant kunnen binnen zes weken nadat zij van de beslissing inzake de vaststelling van een bezoldiging of de toekenning van een verhoging, vergoeding, toelage of andere beloning als bedoeld in
hoofdstuk III, paragraaf 4, dan wel inzake de weigering hem een dergelijke verhoging, vergoeding, toelage of andere beloning toe te kennen in kennis zijn gesteld of nadat zij geacht kunnen worden op een andere wijze daarmee bekend te zijn geworden, hun bezwaren daartegen aan Onze Minister kenbaar maken door de indiening van een met redenen omkleed bezwaarschrift.
2.
Het bezwaarschrift wordt door de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de vrijwillige ambtenaar van politie en de aspirant, of namens hen door een gemachtigde ondertekend. Indien het bezwaarschrift door een gemachtigde is getekend, worden stukken welke naar aanleiding ervan door Onze Minister tot betrokkenen worden gericht aan deze gemachtigde of in elk geval mede aan deze toegezonden.
3.
De indiening van een bezwaarschrift schorst niet de uitvoering van de beslissing waartegen bezwaar wordt gemaakt.
4.
Tenzij het bezwaar kennelijk nietontvankelijk of ongegrond is, worden de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de vrijwillige ambtenaar van politie en aspirant, in de gelegenheid gesteld over hun bezwaren te worden gehoord door één of meer door Onze Minister daartoe aangewezen personen; degene die aangewezen is, onderscheidenlijk de meerderheid van degenen die aangewezen zijn, mag niet bij de totstandkoming van de beslissing of de weigering waartegen het bezwaar is gericht, betrokken zijn geweest.
5.
Deze ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de vrijwillige ambtenaar van politie en aspirant, kunnen tijdens de zitting waarop zij worden gehoord, gebruik maken van een raadsman.
1.
Onze Minister deelt de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de vrijwillige ambtenaar van politie en aspirant, zijn beslissing op het bezwaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand na de ontvangst van het bezwaarschrift, dan wel, indien een hoorzitting heeft plaatsgevonden, na de datum van die hoorzitting, mede. Het tijdvak van een maand kan door Onze Minister bij gemotiveerde beschikking éénmaal met ten hoogste een maand worden verlengd
2.
De mededeling omtrent de beslissing op het bezwaar bevat de overwegingen waarop deze steunt en, indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond is gebleken, de wijziging van de oorspronkelijke beslissing of weigering waartoe de heroverweging Onze Minister aanleiding heeft gegeven.
3.
De beslissing op het bezwaar is een beschikking als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, van de Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES. Indien met deze beslissing niet of niet geheel aan het bezwaar tegemoet wordt gekomen, wordt in de mededeling, bedoeld in het tweede lid, tevens aangegeven, dat bij het gerecht in ambtenarenzaken in beroep kan worden gekomen en de termijn waarbinnen dat dient te geschieden.