Artikel 2
De hoofdstukken II en III van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie, met dien verstande, dat het bepaalde bij of krachtens artikel 10 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES inzake bevordering wel van toepassing is op de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie.
1.
Voor de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de ambtenaar, bedoeld in artikel 5, eerste lid, eerste volzin, gelden de volgende hoofdrangen:
a. hoofdcommissaris;
b. commissaris;
c. hoofdinspecteur;
d. inspecteur;
e. hoofdagent;
f. brigadier;
g. agent;
h. aspirant.
2.
Een in het eerste lid eerder genoemde hoofdrang is hoger dan een later genoemde hoofdrang.
3.
De volgende hoofdrangen zijn verbonden aan de volgende functies:
a. [Vervallen]
b. aspirant voor degene die is aangesteld om de opleiding tot agent of inspecteur te volgen, bezoldigingsschaal 4;
c. agent voor functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 5 en 6;
d. brigadier voor functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 7;
e. hoofdagent voor functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 8;
f. inspecteur voor functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 9, 10 en 11;
g. hoofdinspecteur voor functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 12, 13 en 14;
h. hoofdcommissaris en commissaris voor functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 15, 16 en 17.
4.
Hij die is aangesteld als aspirant, heeft voor de duur dat hij praktijkstage volgt de hoofdrang die verbonden is aan de functie die hij tijdens die stage uitoefent.
5.
Onze Minister kan om redenen van dienstbelang functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 12, 13 of 14, aanwijzen waaraan, in afwijking van het bepaalde in het derde lid, onder g en h, de hoofdrang van commissaris is verbonden.
Artikel 3a
Voor de vrijwillige ambtenaar van politie gelden de volgende hoofdrangen:
a. aspirant voor degene die is aangesteld als vrijwillige ambtenaar in opleiding;
b. agent voor de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 74h, eerste en tweede lid;
c. agent, brigadier, hoofdagent, inspecteur, hoofdsinspecteur of commissaris, voor de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 74i.
1.
Aanstelling van de ambtenaar van politie geschiedt in tijdelijke of vaste dienst.
2.
Aanstelling van de ambtenaar van politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie, in tijdelijke dienst geschiedt voor bepaalde of onbepaalde tijd.
3.
Aanstelling van de vrijwillige ambtenaar van politie in tijdelijke dienst geschiedt voor bepaalde tijd.
1.
De aanstelling van de aspirant geschiedt in tijdelijke dienst voor de duur dat de basisopleiding wordt gevolgd. De aanstelling van de vrijwillige ambtenaar in opleiding geschiedt in tijdelijke dienst voor de tijd dat de opleiding tot vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak wordt gevolgd
2.
Na het voltooien van de basisopleiding respectievelijk de opleiding van de vrijwillig ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak vindt aanstelling in tijdelijke dienst plaats als ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak onderscheidenlijk als vrijwillig ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak voor een proeftijd van zes maanden, zonodig in bijzondere gevallen op verzoek van betrokkene met zes maanden te verlengen en zonodig ambtshalve te verlengen met het deel van de proeftijd dat hij niet in actieve dienst was.
3.
[Vervallen].
4.
[vervallen].
5.
De ambtenaar van politie, bedoeld in het tweede lid, die de proeftijd volgens Onze Minister zonder bedenkingen heeft voltooid, wordt in vaste dienst aangesteld.
6.
In afwijking van het vijfde lid kan de aanstelling van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die de proeftijd zonder bedenkingen heeft voltooid, in tijdelijke dienst plaatsvinden:
a. ter vervanging van een wegens ziekte of uit anderen hoofde afwezige ambtenaar van politie;
b. ter uitvoering van werkzaamheden met een kennelijk tijdelijk karakter.
7.
Zodra de omstandigheid die leidde tot de aanstelling in tijdelijke dienst, bedoeld in het zesde lid, zich niet meer voordoet vindt zo mogelijk aanstelling in vaste dienst plaats.
8.
De aanstelling in tijdelijke dienst, bedoeld in het zesde lid, onder a, kan niet langer duren dan vijf jaren.
9.
In het geval, bedoeld in het zesde lid, onder b, wordt in ieder geval aangenomen dat de omstandigheid die leidde tot de aanstelling in tijdelijke dienst, zich niet meer voordoet wanneer betrokkene twee jaar, zonder onderbreking van langer dan een maand, in politiedienst werkzaam is, waarvan laatstelijk ten minste één jaar in zijn huidige functie.
10.
Het negende lid geldt niet in die gevallen waarin vaststaat dat de werkzaamheden in de door betrokkene uitgeoefende functie binnen een jaar worden beëindigd.
1.
De aanstelling van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, kan in tijdelijke dienst voor bepaalde duur plaatsvinden:
a. voor een proeftijd van één jaar, zonodig in bijzondere gevallen op verzoek van betrokkene met één jaar te verlengen en zonodig ambtshalve te verlengen met het deel van de proeftijd dat hij niet in actieve dienst was;
b. ter vervanging van een wegens ziekte of uit anderen hoofde afwezige ambtenaar van politie;
c. ter uitvoering van werkzaamheden met een kennelijk tijdelijk karakter;
d. indien betrokkene in dienst wordt genomen als leerling ter opleiding tot een functie binnen de politiedienst dan wel in verband met zijn verdere praktische opleiding of vorming;
e. indien een wijziging in de taak van betrokkene of het politiedienst-onderdeel is voorgenomen.
2.
Zodra de omstandigheid die leidde tot de aanstelling in tijdelijke dienst, bedoeld in het eerste lid, zich niet meer voordoet vindt zo mogelijk aanstelling in vaste dienst plaats.
3.
De aanstelling in tijdelijke dienst, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan niet langer duren dan vijf jaren.
4.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder c en e, wordt in ieder geval aangenomen dat de omstandigheid die leidde tot de aanstelling in tijdelijke dienst, zich niet meer voordoet wanneer betrokkene twee jaar zonder onderbreking van langer dan een maand in politiedienst werkzaam is, waarvan laatstelijk ten minste één jaar in zijn huidige functie.
5.
Het vierde lid geldt niet in die gevallen waarin vaststaat dat de werkzaamheden in de door betrokkene uitgeoefende functie binnen een jaar worden beëindigd.
Artikel 7
Aanstelling of plaatsing in een functie vindt niet plaats van personen die op het tijdstip waarop de door Onze Minister voor die functie vastgestelde leeftijdsgrens, anders dan die genoemd in artikel 118, wordt bereikt, niet ten minste een ononderbroken diensttijd van drie jaren doorgebracht kunnen hebben in een dergelijke functie.
1.
Voor een aanstelling als aspirant komt uitsluitend in aanmerking degene die:
a. de Nederlandse nationaliteit bezit;
b. voldoet aan de eisen betreffende het geneeskundig en psychologisch onderzoek;
c. ten minste de leeftijd van 17 jaar heeft;
d. voldoet aan de eisen met betrekking tot het opleidingsniveau;
e. op het moment van zijn aanstelling in het bezit is van het rijbewijs B of dit binnen twee jaar na zijn aanstelling behaalt.
f. voldoet aan de bij het geschiktheidsonderzoek gestelde eisen.
2.
Voor een aanstelling als vrijwillige ambtenaar in opleiding aangesteld voor de uitvoering van de politietaak komt uitsluitend in aanmerking degene die voldoet aan het gestelde in het eerste lid, a tot en met d en f.
Artikel 8a
Voor een aanstelling als ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak komt uitsluitend in aanmerking degene die:
a. de Nederlandse nationaliteit bezit;
b. ten minste de leeftijd van 18 jaar heeft;
c. voldoet aan de eisen met betrekking tot het opleidingsniveau;
d. voldoet aan de eisen betreffende het geneeskundig en psychologisch onderzoek.
Artikel 8b
Voor de aanstelling als ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie komt in aanmerking degene die:
a. de Nederlandse nationaliteit bezit;
b. ten minste de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt;
c. voldoet aan de gestelde eisen met betrekking tot het opleidingsniveau;
d. voldoet aan de eisen betreffende het geneeskundig onderzoek;
e. voldoet aan de eisen betreffende het psychologisch onderzoek, indien daaraan naar het oordeel van Onze Minister behoefte bestaat;
f. voldoet aan de overige door Onze Minister te stellen eisen die specifiek gerelateerd zijn aan de te vervullen functie binnen het politiekorps.
Artikel 8c
Teneinde vast te stellen of de persoon, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, aanhef, en tweede lid, 8a en 8b in voldoende mate geschikt en bekwaam is voor de vervulling van de functie, kan Onze Minister de gegevens die door de betrokkene desgevraagd zijn verstrekt, verifiëren en zo nodig aanvullen.
1.
Voor toelating tot de onderwijstrajecten op kwalificatieniveau VSBO/MBO komt in aanmerking degene die in het bezit is van:
a. een LBO-diploma;
b. een MAVO-diploma;
c. een VSBO-diploma praktisch basisgerichte leerweg;
d. een VSBO-diploma theoretisch kadergerichte leerweg;
e. een VSBO-diploma, praktisch kadergerichte leerweg, of
f. een getuigschrift van een onderwijsinstelling waaruit blijkt dat de eerste drie jaren van een HAVO of VWO-opleiding met goed gevolg zijn afgelegd.
2.
Voor toelating tot een onderwijstraject op kwalificatieniveau HBO komt in aanmerking degene die in het bezit is van:
a. een HAVO-diploma, of
b. een diploma politiemedewerker op het kwalificatieniveau VSBO/MBO.
3.
Voor toelating tot een onderwijstraject op kwalificatieniveau WO komt in aanmerking degene die in het bezit is van:
a. een VWO-diploma;
b. een bewijsstuk dat op grond van een voor Nederland, Curaçao of Sint Maarten in werking getreden internationale overeenkomst toelating geeft tot het universitaire onderwijs, of
c. in het bezit is van een diploma politiekundige bachelor op het kwalificatieniveau HBO.
4.
Met een diploma, genoemd in het eerste, tweede en derde lid, wordt voor de toepassing van deze leden gelijkgesteld een diploma vergezeld met een verklaring van de daartoe bevoegde autoriteit waarin staat dat het wordt gelijkgesteld met een diploma, genoemd in deze leden. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een getuigschrift, bedoeld in het eerste lid, onder f.
1.
Kandidaten die niet voldoen aan de in artikel 8d gestelde eisen, kunnen een door Onze Minister goedgekeurde toelatingstoets afleggen.
2.
Indien de toets met goed gevolg wordt afgelegd, komt de kandidaat alsnog in aanmerking voor toelating tot één van de initiële opleidingen.
1.
De kandidaat-aspirant en de kandidaat-vrijwillige ambtenaar in opleiding wordt onderworpen aan een geschiktheidsonderzoek, bestaande uit achtereenvolgens:
a. een taalvaardigheidsonderzoek;
b. een cognitief capaciteitenonderzoek;
c. een psychologisch onderzoek;
d. een fysiek motorisch onderzoek.
2.
De onderzoeken, bedoeld in het eerste lid, worden afgenomen door een door Onze Minister aangewezen instantie belast met de werving en selectie van politie met inachtneming van de bij regeling van Onze Minister te bepalen regels.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek, genoemd in het eerste lid.
4.
De in het tweede lid bedoelde instantie rapporteert aan Onze Minister naar aanleiding van de uitkomsten.
5.
De kosten van het geschiktheidsonderzoek worden gedragen door Onze Minister.
6.
Het taalvaardigheidsonderzoek wordt niet afgenomen bij de betrokkene die, indien tot aanstelling zou worden overgegaan, de initiële opleiding gaat volgen op het kwalificatieniveau 5 of 6, bedoeld in artikel 8d.
1.
De uitkomst van het geschiktheidsonderzoek, bedoeld in artikel 8f, eerste lid, wordt de betrokkene zo spoedig mogelijk na het voltooien van het geschiktheidsonderzoek schriftelijk meegedeeld.
2.
De betrokkene kan een gesprek aanvragen met de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het desbetreffende onderzoek is afgenomen. Binnen twee weken na deze aanvraag vindt dit gesprek plaats.
3.
De betrokkene van wie de uitslag van het fysiek motorisch onderzoek onvoldoende is, kan binnen twee weken nadat hem deze uitslag is meegedeeld een tweede fysieke motorisch onderzoek aanvragen. Binnen drie maanden na deze aanvraag vindt het tweede fysieke motorisch onderzoek plaats.
4.
De kosten van het gesprek, bedoeld in het tweede lid, en van het tweede onderzoek, bedoeld in het derde lid, komen ten laste van Onze Minister.
Artikel 8h
Niet tot aanstelling bij een politiekorps kan worden overgegaan indien:
a. de betrokkene die aan het taalvaardigheidsonderzoek is onderworpen de bij regeling van Onze Minister te bepalen minimumnorm niet heeft behaald;
b. de betrokkene niet het bij regeling van Onze minister te bepalen minimale vereiste niveau op een of meer van de stabiele persoonlijkheidseigenschappen heeft behaald;
c. de betrokkene voor het fysiek motorisch onderzoek niet voldoet aan de bij regeling van Onze Minister te bepalen minimale vereisten; of
d. de betrokkene niet voldoet aan de bij regeling van Onze Minister gestelde eisen met betrekking tot de onderdelen van de onderzoeken waar sprake is van een open normering.
1.
Nadat alle overige beoordelingen van de geschiktheid van de betrokkene hebben plaatsgevonden en Onze Minister op grond daarvan voornemens is de betrokkene aan te stellen, wordt de betrokkene onderworpen aan een geneeskundig onderzoek.
2.
Het geneeskundig onderzoek kan steeds worden verricht voorafgaand aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8l of artikel 8o.
3.
Het geneeskundig onderzoek geschiedt door een door Onze Minister aangewezen geneeskundige, niet zijnde de behandelend arts van de betrokkene, met inachtneming van de nader bij regeling van Onze minister te bepalen richtlijnen.
4.
De uitslag van het geneeskundig onderzoek wordt de betrokkene zo spoedig mogelijk medegedeeld.
5.
De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van Onze Minister.
1.
Indien aan het geneeskundig onderzoek voor de betrokkene een negatieve gevolgtrekking dan wel een positieve gevolgtrekking onder bepaalde bedenkingen wordt verbonden, heeft betrokkene recht op een herkeuring aan de hand van de richtlijnen, bedoeld in artikel 8i, derde lid. De betrokkene maakt zijn wens daartoe met redenen omkleed aan Onze Minister kenbaar binnen twee weken nadat de genoemde gevolgtrekking aan hem is meegedeeld.
2.
In geval van herkeuring wordt de door Onze Minister te nemen beslissing uitgesteld totdat de uitslag van de herkeuring aan Onze Minister is meegedeeld.
3.
De herkeuring geschiedt door een commissie van drie geneeskundigen.
4.
Onze Minister en de betrokkene wijzen elk een geneeskundige aan voor de commissie. Deze geneeskundigen wijzen een derde geneeskundige aan voor de commissie.
5.
De geneeskundige die het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 8i, eerste lid, heeft verricht en de behandelend arts van de betrokkene maken geen deel uit van de commissie.
6.
De kosten van de herkeuring komen ten laste van Onze Minister. Onze Minister kan van de betrokkene een redelijke bijdrage verlangen.
Artikel 8k
De betrokkene die op grond van artikel 8, eerste lid, onder g, of tweede lid, artikel 8a, onder d, of artikel 8b, onder d, is onderworpen aan een geneeskundige keuring, wordt bij aanstelling in een andere functie opnieuw aan een geneeskundige keuring onderworpen, indien betrokkene voor het vervullen van die functie aan andere medische eisen dient te voldoen dan voor de tot dusverre vervulde functie.
1.
Aanstelling als ambtenaar van politie is slechts mogelijk, indien op grond van een ten aanzien van de betrokkene door Onze Minister ingesteld onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid geen bezwaar lijkt te bestaan tegen diens aanstelling.
2.
Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, omvat het inwinnen van justitiële documentatie en politiegegevens van betrokkene.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing indien het betreft:
a. een aanstelling in een functie waarin technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie worden uitgevoerd, en Onze Minister heeft bepaald dat voor de functie slechts een verklaring omtrent het gedrag is vereist;
b. een vertrouwensfunctie.
4.
Een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid wordt ingesteld nadat Onze Minister de betrokkene overigens bekwaam en geschikt acht.
1.
Indien naar het oordeel van Onze Minister de aard van de functie of van de werkzaamheden hiertoe aanleiding geeft, kan ten aanzien van de ambtenaar in de volgende gevallen opnieuw een onderzoek als bedoeld in artikel 8l, eerste lid, worden uitgevoerd:
a. bij wijziging van werkzaamheden;
b. bij aanstelling in een andere functie;
c. bij de vervulling van een functie gedurende ten minste vijf dienstjaren; of
d. bij een redelijk vermoeden van ernstig plichtsverzuim dat de integriteit of de verantwoordelijkheid van de betrokkene raakt.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien het betreft een vertrouwensfunctie of een functie waarvan Onze Minister heeft bepaald dat slechts een verklaring omtrent het gedrag is vereist.
1.
Onze Minister is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van het onderzoek, bedoeld in artikel 8l, eerste lid.
2.
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 8l en  8m. Deze nadere regels bevatten in ieder geval waarborgen omtrent een voldoende bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene.
1.
Aanstelling, plaatsing, of detachering in een vertrouwensfunctie, is slechts mogelijk, indien ten aanzien van de betrokkene op basis van een veiligheidsonderzoek door Onze Minister een verklaring is afgegeven dat uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bezwaar bestaat tegen vervulling van de vertrouwensfunctie.
2.
Onze Minister belast de betrokkene eerst met de vervulling van een vertrouwensfunctie, nadat ten aanzien van die betrokkene een verklaring als bedoeld in het eerste lid is afgegeven.
1.
Onze Minister meldt een ambtenaar die belast is met de vervulling van een functie die nadien als vertrouwensfunctie is aangewezen, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van het aanwijzingsbesluit aan bij het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
2.
De in het eerste lid bedoelde aanmelding geschiedt slechts met schriftelijke instemming van de betrokken ambtenaar. Onze Minister licht de betrokkene in over de betekenis en de rechtsgevolgen van deze aanmelding.
3.
Indien de in het tweede lid bedoelde instemming is geweigerd of indien ten aanzien van de ambtenaar een verklaring als bedoeld in artikel 8o, eerste lid, is geweigerd, ontheft Onze Minister de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken, uit de functie.
1.
Onze Minister draagt er zorg voor dat na het verstrijken van een termijn van vijf jaar of een veelvoud daarvan sinds het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 8o, eerste lid of indien blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd veiligheidsonderzoek rechtvaardigen, opnieuw een veiligheidsonderzoek wordt ingesteld. Voor het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek is de instemming van de ambtenaar niet vereist.
2.
Indien een verklaring als bedoeld in het eerste lid is ingetrokken, ontheft Onze Minister de betrokken ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de intrekking van voornoemde verklaring, uit de vertrouwensfunctie.
Artikel 8r
De artikelen 8o, 8p en 8q zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar die door middel van de gemeenschappelijke voorziening politie beschikbaar wordt gesteld aan het politiekorps, met dien verstande dat onder «Onze Minister» wordt gelezen «Onze Minister in overeenstemming met de directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie.»
1.
Bij koninklijk besluit worden benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen de plaatsvervangend korpschef van het politiekorps, alsmede de overige ambtenaren die behoren tot de leiding van het politiekorps en die een functie vervullen die ten minste wordt gewaardeerd overeenkomstig schaal 15.
2.
De voordracht van het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, gehoord de procureur-generaal.
Artikel 9
[Vervallen]
1.
Voor de aanvaarding van zijn ambt legt de aspirant, de vrijwillige ambtenaar van politie en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak de volgende eed dan wel verklaring en belofte van zuivering af:
«Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk of onmiddellijk, in welke vorm dan ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in mijn betrekking te doen of te laten, van niemand, middellijk of onmiddellijk, enige beloften of geschenken zal aannemen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat verklaar en beloof ik)!».
Daarna wordt door de aspirant, de vrijwillige ambtenaar van politie en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak de volgende eed of belofte afgelegd:
«Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan de Grondwet en aan de wetten van ons land.
Ik zweer (beloof) dat ik de krachtens de wet uitgevaardigde voorschriften en verordeningen zal nakomen en handhaven, dat ik de aan mij verstrekte opdrachten plichtsgetrouw en nauwgezet zal volbrengen en de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.
Ik zweer (beloof) dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat beloof ik)!»
2.
Voor de aanvaarding van zijn ambt, legt de ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie de volgende eed dan wel verklaring en belofte van zuivering af:
«Ik zweer (verklaar) dat ik middellijk of onmiddellijk, in welke vorm dan ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in mijn betrekking te doen of te laten, van niemand, middellijk of onmiddellijk, enige beloften of geschenken zal aannemen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat verklaar en beloof ik)!»
Daarna wordt door de ambtenaar de volgende eed of belofte afgelegd:
«Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan de Grondwet en aan de wetten van ons land.
Ik zweer (beloof) dat ik de aan mij verstrekte opdrachten plichtsgetrouw en nauwgezet zal volbrengen en de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.
Ik zweer (beloof) dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat beloof ik)!»
3.
De ambtenaar van politie legt de eden dan wel verklaringen en beloften af ten overstaan van Onze Minister of de door deze daartoe aangewezen persoon.
1.
Aan de ambtenaar van politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie voor wat betreft onderdeel f, wordt, zo mogelijk voor de aanvaarding van zijn ambt, maar in ieder geval binnen een maand na aanvang van zijn werkzaamheden, door Onze Minister een akte van aanstelling uitgereikt waarin in elk geval worden vermeld:
a. de naam, voornamen en geboortedatum;
b. of de aanstelling geschiedt in tijdelijke of vaste dienst al dan niet met een proeftijd en de duur van de eventuele proeftijd, waarbij, indien de aanstelling geschiedt in tijdelijke dienst, wordt vermeld of de aanstelling geschiedt voor bepaalde tijd en zo ja voor hoe lang, dan wel voor onbepaalde tijd en de toepasselijke aanstellingsgrond;
c. de functie waarin hij wordt geplaatst;
d. de plaats van tewerkstelling;
e. de datum van ingang van de aanstelling;
f. de bezoldigingsschaal en de bezoldigingstrede die zijn toegekend.
2.
Wijziging van de gegevens, genoemd in het eerste lid, wordt de ambtenaar van politie binnen twee maanden schriftelijk door Onze Minister meegedeeld, behoudens wijziging van een regeling waarnaar is verwezen.
1.
De ambtenaar van politie wordt bij zijn aanstelling schriftelijk door Onze Minister op de hoogte gesteld van de hoofdlijnen van zijn rechtspositie.
2.
Regelingen waarin zijn rechtspositie is neergelegd, en andere voor hem geldende regelingen en schriftelijke instructies die hij bij de uitoefening van zijn functie moet naleven, worden op een voor de ambtenaar van politie gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage gelegd.
3.
Over wijzigingen in regelingen betreffende zijn rechtspositie wordt de ambtenaar van politie zo spoedig mogelijk schriftelijk door Onze Minister op de hoogte gesteld.
1.
Bij regeling van Onze Minister, en voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie Onze Minister van Justitie, worden regels gesteld over de competentiegerichte eindtermen voor het onderwijs voor de ambtenaren van politie op de kwalificatieniveaus:
a. VSBO/MBO;
b. HBO, en
c. WO.
2.
Met inachtneming van de regels, bedoeld in het eerste lid, wijst Onze Minister, en voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie Onze Minister van Justitie, de initiële en postinitiële opleidingen voor de ambtenaren van politie aan.
3.
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de instantie die is belast met:
a. het ontwikkelen en de verzorging van de opleidingen, bedoeld in het tweede lid, en
b. het examineren van de studenten die opleidingen, bedoeld in het tweede lid, hebben gevolgd.
4.
In de regeling, bedoeld in het derde lid, kunnen regels worden gesteld over:
a. het ondersteunen van de werving en het uitvoeren van de selectie van de studenten voor de initiële opleidingen;
b. het overdragen van kennis aan de politie en het bijdragen aan de ontwikkeling van de uitoefening van de politietaak waarop het onderwijs is gericht, onder meer door het verrichten van onderzoek;
c. het ontwikkelen of het verzorgen van andere dan in het derde lid, onder a, bedoelde opleidingen van een door Onze Minister of Onze Minister van Justitie na overleg met Onze Minister wie het mede aangaat aan te wijzen categorie van personen, en
d. andere werkzaamheden die door de instantie kunnen worden uitgevoerd, mits die werkzaamheden:
samenhangen met de in het derde of vierde lid bedoelde taken;
niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en
tegen ten minste kostendekkende prijzen worden verricht.
1.
Op de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de aspirant zijn van hoofdstuk IV van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES uitsluitend de artikelen 25a, 25aa, 25b, 25c, 27, 28, 29, 30 en 36a en de daarop gebaseerde bepalingen van toepassing.
2.
Op de vrijwillige ambtenaar van politie zijn van hoofdstuk IV van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES uitsluitend de artikelen 27, 29 en 30 van toepassing.
3.
De artikelen 14 tot en met 23 van dit besluit zijn niet van toepassing op de vrijwillige ambtenaar van politie.
1.
De bezoldiging en een met die bezoldiging verbonden vergoeding of toelage worden maandelijks of tegen het einde van de kalendermaand waarop de betaling betrekking heeft, betaald door de staat.
2.
Wanneer de bezoldiging en een met die bezoldiging verbonden vergoeding of toelage moet worden uitbetaald over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het te betalen bedrag berekend door het voor een maand vastgestelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal dagen gedurende welke de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de aspirant, in dienst zijn geweest en het product te delen door dertig.
3.
Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken, indien daartoe naar het oordeel van Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat.
4.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of de aspirant betaalt Onze Minister aan de weduwe of weduwnaar een som uit gelijk aan driemaal het bedrag van de inkomsten per maand, op het tijdstip van het overlijden van betrokkene.
5.
Indien de overleden ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of de aspirant niet in actieve dienst is, wordt een som uitbetaald gelijk aan driemaal hetgeen hij als inkomsten per maand zou hebben ontvangen, indien hij op de eerste van maand van het overlijden in actieve dienst was geweest.
6.
Indien de overleden ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of de aspirant geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitbetaling ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan. Ontbreken zodanige kinderen, dan geschiedt de uitbetaling ten behoeve van zijn ouders, zusters, broers, meerderjarige wettige of natuurlijke kinderen ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan, dan wel stief- of pleegkinderen, indien de overledene in overwegende mate in het levensonderhoud van voornoemde betrekkingen voorzag.
7.
Laat de overleden ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of de aspirant ook geen betrekkingen na als genoemd in het zesde lid, dan wordt het bedrag aangewend voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en lijkbezorging, voor zover de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
1.
Bij de indiensttreding of de overgang naar een andere functie wordt de bezoldigingsschaal bepaald met inachtneming van de aard en het niveau van de functie waarmede de betrokken ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of de aspirant wordt belast.
2.
Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien het niet voldoen aan de opleidingseisen of gebrek aan ervaring met betrekking tot de arbeid die betrokkene in de functie moet verrichten, de verwachting aannemelijk maakt dat zijn wijze van functioneren zich tegen de toepassing van dat artikellid vooralsnog verzet. In dat geval kan de bezoldigingsschaal bepaald worden en gedurende een tijdvak van ten hoogste drie jaren bepaald blijven op ten hoogste twee volgnummers beneden de schaal die met toepassing van het eerste lid in aanmerking zou komen. Indien het functioneren van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, aan het einde van het genoemde tijdvak de toepassing van het eerste lid nog niet toelaat, wordt hij geplaatst in een functie waarvan de aard en het niveau in overeenstemming is met de schaal volgens welke hij bezoldigd wordt, of wordt hem ontslag aangezegd.
3.
Aard en niveau van de functie worden bepaald aan de hand van functiebeschrijvingen en functieniveau-karakteristieken, welke deel uitmaken van een bij ministeriële regeling vast te stellen functiewaarderingssysteem.
4.
Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, bedoeld in hoofdstuk IX, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, geen bezoldigingsschaal worden vastgesteld die een lagere maximum-bezoldiging bevat dan die welke in de voordien voor hem geldende bezoldigingsschaal aangegeven is.
5.
[Vervallen]
Artikel 17
Indien de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, anders dan bij wijze van disciplinaire straf, bedoeld in hoofdstuk IX, wordt belast met een andere functie, als gevolg waarvan zijn bezoldiging op grond van de overige bepalingen van dit besluit een verlaging zou moeten ondergaan, zonder dat de bekleding met die andere functie bij wijze van waarneming, bedoeld in artikel 22, geschiedt of zonder dat ontslag voorafgegaan is, blijft deze verlaging achterwege.
1.
Het loon van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak wordt verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de naasthogere bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van Onze Minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling, bedoeld in artikel 25, zijn functie naar behoren vervult. Deze beoordeling vindt voor iedere ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, niet later dan één jaar na zijn indiensttreding of na zijn overgang naar een andere functie en vervolgens ten minste aan het einde van elk jaar plaats.
2.
Het loon van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, kan worden verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de eerste bezoldigingstrede volgend op de naasthogere bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van Onze Minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling, bedoeld in artikel 25, zijn functie zeer goed of uitstekend verricht.
3.
Vervult de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, zijn functie naar het oordeel van Onze Minister niet naar behoren, dan blijft verhoging van het loon achterwege.
4.
De in het eerste en het tweede lid bedoelde verhogingen van het loon worden met ingang van 1 januari van een jaar toegekend, zolang de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de maximum-bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal nog niet heeft bereikt, doch voor de eerste maal niet eerder dan nadat sinds zijn aanstelling als ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, ten minste zes maanden zijn verstreken.
Artikel 19
Artikel 18 is van overeenkomstige toepassing op de aspirant, met dien verstande dat aan een verhoging, bedoeld in het eerste of derde lid, geen formele beoordeling als bedoeld in artikel 25, ten grondslag behoeft te liggen.
Artikel 20
De bezoldiging van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met een deelbetrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van de bezoldiging bij een volledige betrekking.
Artikel 21
Ingeval de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, bevorderd wordt naar een functie waaraan een bezoldigingsschaal is verbonden die een hogere maximum-bezoldiging bevat dan die welke voorkomt in de schaal volgens welke hij tot dusver is bezoldigd, wordt hem de bezoldigingstrede in de nieuwe schaal toegekend waarvan het bedrag minstens even hoog is als het procentuele verschil tussen twee bezoldigingstreden in de oude schaal.
1.
Indien de taakuitvoering continuïteit in de uitoefening van een functie veronderstelt en geen andere ambtenaar van politie voor de uitvoering van die taak is aangesteld, die deze geheel of gedeeltelijk kan waarnemen, dan wel indien het dienstbelang zulks vordert, wordt de daarvoor in aanmerking komende ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, door Onze Minister met de tijdelijke waarneming van die functie belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke functie.
2.
De ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die overeenkomstig het eerste lid is belast met de tijdelijke waarneming van een functie, die in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven de eigenlijke functie van deze ambtenaar, heeft over de tijd van de waarneming aanspraak op toekenning door Onze Minister van een toelage boven zijn eigen bezoldiging ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij definitief benoemd in de functie die hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging, indien de waarneming:
a. 30 dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
b. in een tijdvak van zes maanden in totaal gedurende 30 dagen of langer heeft geduurd;
c. in een tijdvak van twaalf maanden in totaal 60 dagen of langer heeft geduurd.
3.
Tijdens de waarneming worden de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de hem in zijn eigenlijke functie toekomende bezoldigingstreden toegekend, onder verrekening van de in het tweede lid bedoelde toelage, terwijl deze toelage opnieuw wordt bepaald, telkens wanneer hij in de functie die hij waarneemt, aanspraak zou hebben verkregen op een verhoging van bezoldiging, ware hij definitief in dat ambt aangesteld.
4.
Indien uit de waarneming, bedoeld in het eerste lid, voor de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, als zodanig direct aanwijsbare en op geld waardeerbare schade voortvloeit, wordt hem de geleden schade door Onze Minister vergoed.
1.
Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijk arbeid wordt opgedragen, wordt buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgesteld dienstrooster op een week- of zaterdag, wordt een vergoeding als bedoeld in de bijlage , onder I, toegekend voor elk door hem op werkdagen gewerkt vol uur.
2.
Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die uit hoofd van zijn functie onvermijdelijk arbeid wordt opgedragen buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster op een zon-, feest of roostervrije dag, wordt een vergoeding als bedoeld in de bijlage , onder II, toegekend voor elk door hem gewerk vol uur.
3.
Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijk arbeid wordt opgedragen buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster in verband met buitengewone omstandigheden of calamiteiten, wordt een vergoeding als bedoeld in de bijlage , onder III, toegekend voor elk door hem gewerkt vol uur.
4.
Voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid wordt een gewerkte tijd van dertig minuten of meer, doch korter dan een uur, als een vol uur aangemerkt.
5.
Aan de ambtenaar, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kan op zijn verzoek in plaats van een vergoeding in geld, wanneer het dienstbelang zulks toelaat, een vergoeding in vrije tijd worden toegekend, berekend naar de gemaakte overuren en bepaald op:
a. 150 procent, indien het een dienstuitoefening betreft op weekdagen en zaterdagen, en
b. 200 procent, indien het een dienstuitoefening betreft op zon- roostervrije en feestdagen dan wel in verband met buitengewone omstandigheden of calamiteiten.
6.
Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die een functie bekleedt in de rang van inspecteur of hoger.
7.
Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die een functie bekleedt in de rang van inspecteur of hoger en die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijke arbeid wordt opgedragen buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster, wordt een vergoeding in vrije tijd toegekend berekend naar de gemaakte uren en overuren en bepaald op:
a. 100 procent, indien het een dienstuitoefening betreft wegens verschuiving van dienst binnen twee maal 24 uur van de oorspronkelijk voorgeschreven dienst;
b. 150 procent, indien het een dienstuitoefening betreft op week- en zaterdagen, en
c. 200 procent, indien het een dienstuitoefening betreft op roostervrije- zon- en feestdagen of arbeid opgedragen buiten het voor hem ingevolge artikel 26 vastgestelde dienstrooster in verband met buitengewone omstandigheden of calamiteiten.
8.
De vergoeding in vrije tijd als bedoeld in het zevende lid wordt genoten in dezelfde kalendermaand waarin de arbeid werd opgedragen dan wel in de daarop volgende kalendermaand.
9.
Indien geen vrije tijd als bedoeld in het zevende lid kan worden toegekend, ontvangt de ambtenaar een vergoeding overeenkomende met zijn uurloon voor arbeid opgedragen ingevolge het dienstrooster.
10.
Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op de aspirant.
Artikel 23b
De vrijwillige ambtenaar in opleiding en de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitoefening van de politietaak die in opdracht van Onze Minister een voor zijn functie relevante cursus volgt dan wel deelneemt aan een oefening of in opdracht van Onze Minister werkelijke dienst verricht, ontvangen een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding.
Artikel 23d
Artikel 9a van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar van politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie.
Artikel 23e
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. ambtenaar: de ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de aspirant;
b. oorspronkelijke bezoldigingsschaal: de bezoldigingsschaal die van toepassing was tot en met 30 juni 2013;
c. nieuwe bezoldigingsschaal: de bezoldigingsschaal die met terugwerkende kracht van toepassing is met ingang van 1 juli 2013;
d. oorspronkelijke maximum-bezoldiging: het bedrag, behorende bij de hoogste bezoldigingstrede van de oorspronkelijke bezoldigingsschaal;
e. garantietrede: elk afzonderlijk binnen een bezoldigingsschaal opgenomen bezoldigingsbedrag, voorzien van een nummer dat wordt voorafgegaan door de aanduiding «GPT»;
f. bevorderen: overgaan naar een functie, aan welke bezoldiging in een hogere bezoldigingsschaal is verbonden.
Artikel 23f
Voor zover in de nieuwe bezoldigingsschaal de maximum-bezoldiging een lager bedrag is dan de maximum-bezoldiging in de oorspronkelijke bezoldigingsschaal worden bij ministeriële regeling garantietreden vastgesteld.
1.
Bij ministeriële regeling worden inpastabellen vastgesteld voor ambtenaren die reeds op 30 september 2014 in dienst waren, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:
a. ambtenaren die hun functie in 2013 naar het oordeel van Onze Minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 25, naar behoren hebben vervuld, en
b. ambtenaren ten aanzien van wie niet in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 25 is neergelegd dat zij hun functie in 2013 naar behoren hebben vervuld.
Een inpastabel vermeldt per bezoldigingsschaal ten aanzien van iedere bezoldigingstrede in de oorspronkelijke bezoldigingsschaal op welke bezoldigings- of garantietrede de bezoldiging van een ambtenaar met in achtneming van het tweede tot en met vierde lid opnieuw wordt vastgesteld in de nieuwe bezoldigingsschaal.
2.
De bezoldiging van de ambtenaar die reeds op 30 juni 2013 in dienst was en de bezoldiging van de aspirant die reeds op 30 juni 2013 in dienst was, wordt op basis van de voor hem geldende inpastabel met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2013, of, indien hij daarna is bevorderd, voor de periode van 1 juli 2013 tot de datum van bevordering, met terugwerkende kracht vastgesteld in de bezoldigingsschaal volgens welke hij wordt of tot dan toe werd bezoldigd.
3.
De bezoldiging van de ambtenaar die tussen 1 juli 2013 en 1 oktober 2014 in dienst is getreden en de bezoldiging van de aspirant die tussen 1 juli 2013 en 1 oktober 2014 in dienst is getreden, wordt op basis van de voor hem geldende inpastabel met terugwerkende kracht tot en met de datum van indiensttreding of, indien de ambtenaar na 1 juli 2013 is bevorderd voor de periode van de datum van indiensttreding tot de datum van bevordering met terugwerkende kracht vastgesteld in de bezoldigingsschaal volgens welke hij wordt of tot zijn bevordering werd bezoldigd.
4.
Indien de ambtenaar, bedoeld in het tweede of derde lid, na 1 juli 2013 is bevorderd, wordt zijn bezoldiging op basis van de voor hem geldende inpastabel met terugwerkende kracht tot en met de datum van bevordering opnieuw vastgesteld in de bezoldigingsschaal volgens welke hij vanaf zijn bevordering werd bezoldigd.
1.
Indien de ambtenaar die reeds op 30 september 2014 in dienst was de maximum-bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal heeft bereikt, wordt zijn bezoldiging met overeenkomstige toepassing van artikel 18, eerste lid, verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de eerste garantietrede die behoort bij de schaal, indien hij naar het oordeel van Onze Minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 25, zijn functie naar behoren vervult.
2.
Indien de ambtenaar wordt bezoldigd op een garantietrede binnen de voor hem geldende bezoldigingschaal, wordt zijn bezoldiging met overeenkomstige toepassing van artikel 18, eerste lid, verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de naast-hogere garantietrede die behoort bij de schaal, indien hij naar het oordeel van Onze Minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 25, zijn functie naar behoren vervult.
3.
Voor zover de ambtenaar die reeds op 30 september 2014 in dienst was de maximum-bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal heeft bereikt, wordt zijn bezoldiging bij toepassing van artikel 18, tweede lid, verhoogd tot een bedrag dat behoort tot de eerste garantietrede volgend op de naast-hogere bezoldigings- of garantietrede die behoort bij de schaal, indien hij naar het oordeel van Onze Minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 25, zijn functie zeer goed of uitstekend vervult.
4.
De in het tweede en derde lid bedoelde verhogingen van de bezoldiging worden met ingang van 1 januari van een jaar toegekend, zolang de ambtenaar aangesteld de laatste garantietrede die behoort bij de voor hem geldende bezoldigingsschaal nog niet heeft bereikt.
5.
Aan een verhoging, bedoeld in het eerste of tweede lid, behoeft geen formele beoordeling als bedoeld in artikel 25 ten grondslag te liggen, indien het een aspirant betreft.
1.
Indien de ambtenaar die reeds op 30 september 2014 in dienst was na 1 juli 2013 een of twee maal is bevorderd, en hij de maximum-bezoldiging van de alsdan voor hem geldende bezoldigingsschaal heeft bereikt, is artikel 23h van overeenkomstige toepassing met inachtneming van het tweede en derde lid.
2.
Na de eerste bevordering sinds 1 juli 2013, niet zijnde een reguliere plaatsing in de vooraf afgesproken formatieve bezoldigingsschaal, kunnen verhogingen van de bezoldiging van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, worden toegekend tot en met het aantal garantietreden in de bezoldigingsschaal volgens welke hij vóór zijn bevordering werd bezoldigd minus twee.
3.
Na de tweede bevordering sinds 1 juli 2013, niet zijnde een reguliere plaatsing in de vooraf afgesproken formatieve bezoldigingsschaal, kunnen verhogingen van de bezoldiging van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, worden toegekend tot en met het aantal garantietreden in de bezoldigingsschaal volgens welke hij vóór zijn eerste bevordering werd bezoldigd minus vijf.
4.
Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar die tussen 1 juli 2013 en 1 oktober 2014 in dienst is getreden, met dien verstande dat voor «1 juli 2013» gelezen wordt: de datum van indiensttreding.
5.
Indien de ambtenaar die reeds op 30 september 2014 in dienst was na 1 juli 2013 is geplaatst in de vooraf afgesproken formatieve bezoldigingsschaal, en hij de maximum-bezoldiging van de alsdan voor hem geldende bezoldigingsschaal heeft bereikt, is artikel 23h van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23j
Ingeval de ambtenaar die reeds op 30 september 2013 in dienst was, wordt bevorderd wordt hem, onverminderd artikel 21, de bezoldigings- of garantietrede in de nieuwe bezoldigingsschaal toegekend, waarvan het bedrag ten minste gelijk is aan de hem laatstelijk toekomende bezoldigings- of garantietrede in de oude schaal.
1.
Aan de ambtenaar die reeds op 30 juni 2013 in dienst was, wordt een eenmalige harmonisatie-uitkering verleend ter hoogte van USD 300,00.
2.
De harmonisatie-uitkering wordt voor de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, met een deelbetrekking vastgesteld op een evenredig deel van de harmonisatie-uitkering, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 23l
De ambtenaar die naar het oordeel van Onze Minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 25, in 2013 zijn functie naar behoren heeft vervuld, ontvangt een eenmalige uitkering van USD 100,00.
1.
Met inachtneming van de door Onze Minister vastgestelde regels wordt de ambtenaar van politie die een verzoek daartoe indient dan wel ten aanzien van wie dit door Onze Minister nodig wordt geoordeeld, beoordeeld over de wijze waarop hij zijn functie uitoefent en over zijn gedragingen tijdens de uitoefening van die functie.
2.
Aan het verzoek van de ambtenaar van politie om overeenkomstig het eerste lid te worden beoordeeld, wordt niet eerder voldaan dan na het verstrijken van zes maanden sedert de vaststelling van de voorafgaande over hem uitgebrachte beoordeling.
3.
Er worden toekomstverwachtingen gemaakt over de ambtenaar van politie die in beschouwing wordt genomen voor een naar verwachting binnen afzienbare tijd vrijkomende hogere functie bij het korps.
4.
Ook kunnen toekomstverwachtingen worden opgemaakt over een ambtenaar van politie die in de nabije toekomst om plaatsing op een andere niet hogere functie binnen het korps vraagt, mits de mogelijkheid tot een dergelijke plaatsing reëel aanwezig is en het hoofd van dienst instemt met de wens van betrokkene, of ten aanzien van wie een dergelijke plaatsing door Onze Minister wenselijk wordt geacht.
5.
Onder toekomstverwachtingen wordt in dit artikel verstaan: een systematische bezinning op de behoefte en potentiële capaciteiten van de ambtenaar van politie, bekeken in het kader van de mogelijkheden binnen het korps, waar hij is geplaatst, welke bezinning uitmondt in concrete afspraken alsmede in het daarop tijdig ondernemen van actie.
6.
De ambtenaar van politie wordt van de inhoud van de over hem opgemaakte beoordeling, bedoeld in het eerste lid, en van de over hem opgemaakte toekomstverwachtingen, bedoeld in de derde tot en met vijfde lid, zo spoedig mogelijk in kennis gesteld nadat deze door Onze Minister bekrachtigd zijn. Hij ontvangt een afschrift daarvan. Hij ondertekent het document voor kennisgeving van de inhoud en ontvangst ervan.
7.
De ambtenaar van politie kan binnen zes weken na ontvangst van het document bij Onze Minister een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen tegen een voor hem opgemaakte beoordeling of toekomstverwachtingen en vragen om een heroverweging. De heroverweging geschiedt zo spoedig mogelijk.
8.
Dit artikel is niet van toepassing op de aspirant.
9.
Onze Minister kan ter uitvoering van dit artikel nadere regels stellen.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemeen
- Hoofdstuk II. Aanstelling, beoordeling en bezoldiging
+ Hoofdstuk III. Arbeids- en rusttijden
+ Hoofdstuk IV. Vakantie
+ Hoofdstuk V. Vrijstelling van dienst
+ Hoofdstuk VI. Buitengewoon verlof
+ Hoofdstuk VII. Voorzieningen in verband met ziekte, ongeval, zwangerschap en bevalling
+ Hoofdstuk VIIa. Taken vrijwillige ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak
+ Hoofdstuk VIIb. Geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden
+ Hoofdstuk VIII. Overige rechten en verplichtingen van de ambtenaar van politie
+ Hoofdstuk IX. Disciplinaire straffen
+ Hoofdstuk X. Schorsing en ontslag.
+ Hoofdstuk XI. Bezwaar
+ Hoofdstuk XII. Overgangs- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht