1.
De ambtenaar van politie is gehouden zijn ambtsverplichtingen nauwgezet en ijverig te vervullen en zich overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar van politie betaamt.
2.
Het is de ambtenaar van politie in ieder geval verboden:
a.
zich tijdens de voor hem geldende werktijd zonder geldige reden te verwijderen van de plaats waar hij zijn werkzaamheden moet verrichten;
b.
tijdens de voor hem geldende werktijd alcoholhoudende dranken te gebruiken of bij zich te hebben;
c.
in dienstlokalen,-voertuigen of -vaartuigen alcoholhoudende dranken te bewaren.
3.
De aspirant, de vrijwillige ambtenaar van politie, de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie die opsporingsbevoegdheid bezit, kunnen zich niet beroepen op de omstandigheid dat zij niet in dienst zijn in die gevallen waarin hun optreden redelijkerwijze is vereist.
4.
De ambtenaar van politie dient de door Onze Minister vastgestelde voorschriften stipt en nauwgezet na te leven.
5.
Ter zake van de niet-naleving van wettelijke en andere voorschriften die redelijkerwijs niet geacht kunnen worden aan de ambtenaar van politie bekend te zijn, worden hem geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.
1.
De ambtenaar van politie is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in zijn ambt ter kennis is gekomen voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk door Onze Minister is opgelegd.
2.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet tegenover hen aan wie de ambtenaar van politie onmiddellijk of middellijk ondergeschikt is, noch in zoverre hij door Onze Minister van die verplichting is ontheven.
1.
De verstrekking van uniform- en dienstkleding en onderscheidingstekens aan de aspirant, de vrijwillige ambtenaar van politie, de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die door Onze Minister is aangewezen, alsmede het onderhoud daarvan geschieden door de zorg van Onze Minister en voor rekening van de staat. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de verstrekking en het onderhoud.
2.
De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is verplicht de uniform- en dienstkleding en de onderscheidingstekens te dragen voor zover dat van dienstwege is voorgeschreven.
3.
Het buiten dienst gekleed gaan in uniform is geoorloofd behalve:
a.
tijdens het vervullen van een nevenbetrekking of bij het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van derden, in welke vorm dan ook. Van dit verbod kan alleen ten aanzien van uit de openbare kas bezoldigde ambten ontheffing worden verleend door Onze Minister;
b.
bij betogingen, optochten en openbare politieke vergaderingen, tenzij daarvoor toestemming is verleend door Onze Minister;
c.
in andere door Onze Minister te bepalen zeer bijzondere gevallen.
4.
Het is de ambtenaar van politie verboden in dienst uniformkledingstukken te dragen tenzij die van dienstwege zijn verstrekt of voorgeschreven.
5.
Het is de ambtenaar van politie verboden bij het gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidingstekens te dragen, tenzij die van dienstwege zijn verstrekt of voorgeschreven dan wel tot het dragen daarvan door Onze Minister toestemming is verleend.
Artikel 79
De ambtenaar van politie die verhinderd is dienst te verrichten, geeft daarvan onverwijld kennis aan zijn hoofd van dienst.
1.
De ambtenaar van politie, anders dan de aspirant en de vrijwillige ambtenaar van politie, is verplicht te gaan of blijven wonen in het openbaar lichaam waar hij geplaatst wordt, behoudens een hem door Onze Minister verleende ontheffing.
2.
De ambtenaar van politie is gehouden om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 6 maanden na zijn plaatsing in het openbaar lichaam, gevolg te geven aan de in het eerste lid bedoeld verplichting.
3.
De ambtenaar van politie, anders dan de aspirant en de vrijwillige ambtenaar van politie, is verplicht indien hem door Onze Minister een dienstwoning is aangewezen, deze te betrekken en zich ter zake van de bewoning te gedragen conform de voorschriften die daaromtrent zijn gesteld. Hij draagt de onderhoudskosten die volgens wettelijk voorschrift of plaatselijk gebruik normaliter voor rekening van de huurder zijn, tenzij Onze Minister daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing heeft verleend.
4.
De ambtenaar van politie die een dienstwoning bewoont, onthoudt zich van het uitsteken of hijsen van andere vlaggen dan die van het Koninkrijk, of het openbaar lichaam. Uit het uiterlijk aanzien van de dienstwoning en het bijbehorende erf mag niet blijken van een politieke gezindheid.
5.
De aspirant geniet huisvesting en voeding van rijkswege, tenzij Onze Minister daarvan ontheffing heeft verleend.
6.
Door Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent een door de aspirant te betalen vergoeding voor de huisvesting en voeding van rijkswege, bedoeld in het vijfde lid.
7.
Onze Minister kan een dienstwoning die de staat in eigendom heeft of van derden huurt ten behoeve van de dienst, ter beschikking stellen aan een ambtenaar van politie tegen betaling van de huurprijs.
8.
De huurprijs, bedoeld in het zevende lid, wordt bepaald op 16 procent van het inkomen van de ambtenaar van politie met als maximumgrondslag voor de berekening hiervan de aanvangsbezoldiging van schaal 10 van het
Bezoldigingsbesluit 1998 BES respectievelijk van schaal 7 van de regeling, bedoeld in
artikel 1, onder j, van dit besluit. Onder inkomen als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan de jaarlijkse of maandelijkse bezoldiging, verhoogd met een eventuele persoonlijke toelage, kostwinnerstoelage, kindertoelage en standplaatstoelage. In het geval van twee of meer bezoldigde betrekkingen, wordt de som van de inkomens verbonden aan deze betrekkingen als inkomen aangemerkt.
9.
De huurprijs, bedoeld in het zevende lid, wordt maandelijks voldaan door middel van inhouding daarvan op de bezoldiging van de ambtenaar van politie.
1.
Indien het belang van de dienst dat naar het oordeel van Onze Minister vordert, is de ambtenaar van politie, anders dan de aspirant en de vrijwillige ambtenaar van politie, behoudens in het in het tweede lid genoemde geval, verplicht om binnen het korps zijn functie te vervullen op een andere plaats van tewerkstelling of binnen een ander werkgebied, dan wel een andere functie dan waarin hij geplaatst is, te vervullen hetzij op zijn plaats van tewerkstelling of binnen zijn werkgebied hetzij op een andere plaats van tewerkstelling of binnen een ander werkgebied. Behoudens in spoedeisende gevallen geschiedt zulks niet dan na overleg met betrokkene.
2.
Aan de ambtenaar van politie die in deelbetrekking werkzaam is, kan niet zonder zijn instemming een plaats van tewerkstelling buiten het openbaar lichaam van inwoning worden opgedragen.
3.
Indien de ambtenaar van politie in een andere functie, bedoeld in het eerste lid, wordt geplaatst, wordt een functie opgedragen die hem in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en vooruitzichten redelijkerwijs kan worden opgedragen.
4.
De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, die verplicht is om binnen het korps zijn functie of een andere functie dan waarin hij is geplaatst, te vervullen binnen een ander werkgebied, heeft aanspraak op een vanwege Onze Minister ingerichte woning in dat andere werkgebied. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over een toelage aan de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, die binnen een ander werkgebied zijn functie, dan wel een andere functie dan waarin hij geplaats is, dient te vervullen.
1.
Onze Minister kan een ambtenaar van politie, anders dan de aspirant en de vrijwillige ambtenaar van politie, zo mogelijk met zijn instemming, in het belang van de dienst voor de duur van ten hoogste een jaar detacheren bij een ander korps, mits de detachering plaats vindt op aanvraag van of in overeenstemming met de desbetreffende korpsbeheerder.
2.
De periode bedoeld in het eerste lid, kan worden verlengd met maximaal één jaar.
3.
Indien het een hoofd van dienst of zijn plaatsvervanger betreft is voor de detachering en de verlenging daarvan de instemming van Onze Minister vereist.
4.
Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bij koninklijk besluit is benoemd, is voor de detachering de instemming van Onze Minister vereist.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over een detacheringstoelage aan de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid.
1.
De ambtenaar van politie, anders dan de aspirant, kan – op zijn verzoek – een andere functie dan die waarin hij is geplaatst, worden opgedragen, dan wel een andere plaats van tewerkstelling of een ander werkgebied worden aangewezen hetzij binnen het korps hetzij daarbuiten doch binnen de politie.
2.
Plaatsing geschiedt door Onze Minister.
Artikel 84
De ambtenaar van politie kan niet worden verplicht om, indien bij een particulier een staking is uitgebroken of een uitsluiting heeft plaatsgevonden, ter vervanging van de stakers of de uitgeslotenen werkzaamheden te verrichten of de werknemers behulpzaam te zijn bij het verrichten van hun werkzaamheden, tenzij en voor zover zulks, naar het oordeel van Onze Minister, met het oog op de openbare orde, veiligheid of gezondheid dan wel voor de regelmatige functionering van de overheid bepaaldelijk noodzakelijk is.
1.
Het is de ambtenaar van politie, onverminderd het tweede en derde lid, indien daardoor de behoorlijke vervulling van zijn plichten als ambtenaar van politie in gevaar kan worden gebracht of het aanzien van zijn ambt kan worden geschaad, verboden om:
a.
naast zijn ambt een beroep of bedrijf uit te oefenen;
b.
een nevenbetrekking te aanvaarden dan wel ten behoeve van derden, tegen betaling, werkzaamheden te verrichten in welke vorm dan ook;
c.
commissaris, bestuurder of vennoot te zijn van een rechtspersoon dan wel middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan werken, dienstverrichtingen of leveringen die direct of indirect geheel of gedeeltelijk ten laste komen van de overheid;
d.
ten behoeve van derden werkzaamheden te verrichten die, naar het oordeel van Onze Minister, de grenzen van een redelijke hulpvaardigheid overschrijden.
2.
Het is de ambtenaar van politie verboden om tegelijk met zijn ambt een uit de eilandskas bezoldigd ambt te bekleden, tenzij daarvoor toestemming is verleend door Onze Minister.
3.
Bij de aanvaarding van een in het tweede lid bedoeld ambt of bij voortgezette bekleding daarvan, nadat Onze Minister de in dat lid bedoelde toestemming heeft ingetrokken, wordt de ambtenaar van politie geacht ontslag te hebben gevraagd, indien aan de schriftelijke aanzegging om het ambt te laten varen niet onverwijld gevolg is gegeven.
4.
Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het verbod, bedoeld in het eerste lid.
1.
Het is de ambtenaar van politie verboden geld, geschenken, diensten of kortingen van welke aard, in welke vorm, middellijk of onmiddellijk, of van wie dan ook, met uitzondering van door de staat of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba uitgeloofde premies, aan te nemen of ten behoeve van wie ook te bedingen in verband met de uitoefening van zijn ambt.
2.
De ambtenaar van politie is verplicht onverwijld aan Onze Minister mededeling te doen, indien een derde gepoogd heeft hem door een gift, kwijtschelding, belofte of verbintenis te bewegen in de uitoefening van zijn ambt iets te doen of na te laten.
1.
De ambtenaar van politie, die een besturende of toezichthoudende functie vervult in een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, en die voor de in die functie verrichte of te verrichten werkzaamheden, anders dan ten laste van de staat, een vergoeding ontvangt, is verplicht die vergoeding aan de staat af te dragen, indien de benoeming in die functie:
a.
plaats heeft gehad door Onze Minister; of
b.
is voortgevloeid uit een wettelijk voorschrift of een overeenkomst die met instemming van Onze Minister tot stand is gekomen.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ambtenaar van politie die een nevenfunctie vervult, die verband houdt met de uitoefening van zijn ambt en aan hem is opgedragen door Onze Minister, en die voor de in die nevenfunctie verrichte of te verrichten werkzaamheden, anders dan ten laste van de staat, een vergoeding ontvangt.
3.
Aan de ambtenaar van politie die een functie, bedoeld in het eerste of tweede lid, uitoefent, kan ten laste van de staat een vergoeding worden toegekend door Onze Minister.
1.
Het is de ambtenaar van politie verboden overheidsgoederen te gebruiken ten bate van particuliere belangen.
2.
De ambtenaar van politie mag een vervoermiddel dat hem vanwege de overheid ten behoeve van de dienstverrichting ter beschikking is gesteld, alleen gebruiken voor het door de dienst- verrichting vereiste vervoer. Onder zodanig vervoer wordt niet begrepen het vervoer van de ambtenaar van politie van en naar de plaats van zijn inwoning en van en naar de plaats van zijn tewerkstelling.
3.
Onze Minister kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het tweede lid.
1.
De ambtenaar van politie die in deelbetrekking werkzaam is en die op aanwijzing of met goedkeuring van Onze Minister een opleiding volgt, is verplicht aan die opleiding deel te nemen als ware hij in volle betrekking aangesteld.
2.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet ten aanzien van opleidingen waarvoor een programma is vastgesteld dat uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid van deelname door ambtenaren van politie die in deelbetrekking werkzaam zijn.
1.
Onze Minister kan de ambtenaar van politie verplichten de door de staat geleden schade, voor zover deze te wijten is aan zijn opzet of roekeloosheid, geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
3.
Het bedrag van de schadevergoeding wordt niet vastgesteld dan nadat de ambtenaar van politie in de gelegenheid is gesteld zich schriftelijk of mondeling te verantwoorden.
4.
Het verhaal van de schade op de ambtenaar van politie, zijn erfgenamen of rechtverkrijgenden, geschiedt conform het Burgerlijk Wetboek BES.
1.
De rekenplichtige ambtenaar van politie wordt van de verplichting tot aanzuivering van een tekort geheel of gedeeltelijk ontheven naarmate hij het beheer nauwgezet heeft uitgevoerd en de nodige voorzorgen heeft genomen voor de bewaring van gelden en geldswaardige papieren.
2.
Vloeit de verplichting tot aanzuivering van een tekort voort uit aansprakelijkheid voor ondergeschikten, dan wordt bovendien in aanmerking genomen in hoeverre de rekenplichtige ambtenaar van politie op het doen en laten van die ondergeschikten toezicht heeft gehouden.
3.
De rekenplichtige ambtenaar van politie is van zijn verantwoordelijkheid ter zake ontheven gedurende de tijd dat hij door ziekte, ongeval of andere wettige afwezigheid het beheer niet persoonlijk heeft gevoerd, indien zijn betrekking gedurende die tijd wordt waargenomen.
4.
Dit artikel is alleen van toepassing voor zover de
Comptabiliteitswet 2001 niet anders bepaalt.
1.
Aan de ambtenaar van politie wordt door Onze Minister vergoed de schade aan zijn goederen die hij buiten zijn schuld lijdt ten gevolge van de uitoefening van het ambt, voor zover die schade niet bestaat uit normale slijtage van die goederen.
2.
De ambtenaar van politie heeft geen aanspraak op de in het eerste lid bedoelde vergoeding, indien hij ter zake van die schade tegenover derden rechten kan doen gelden.
3.
Indien de ambtenaar van politie zijn rechten tegenover derden aan de staat cedeert, wordt hij in het genot gesteld van het in geld uitgedrukte bedrag van de schade.
4.
Indien de staat ter zake van de rechten, verkregen middels een cessie, bedoeld in het derde lid, een civiele vordering instelt, worden de kosten die daaruit voor de staat voortvloeien, niet op de ambtenaar van politie verhaald.
5.
Onze Minister kan ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid nadere regels stellen.
6.
Door de Onze Minister kan worden bepaald, in welke elders niet voorziene gevallen schadeloosstelling of vergoeding van kosten zal worden verleend aan de ambtenaar van politie.
1.
De ambtenaar van politie kan door Onze Minister de toegang tot dienstlokalen, -gebouwen en -terreinen of het werk, dan wel het verblijf aldaar worden ontzegd.
2.
De ambtenaar van politie is verplicht zich te gedragen conform de maatregelen van orde die door Onze Minister ten aanzien van het verblijf op de in het eerste lid bedoelde plaatsen zijn vastgesteld.
1.
De ambtenaar van politie die in contact staat of kort geleden heeft gestaan met een persoon die een ziekte heeft waarop de Wet voor de volksgezondheid BES van toepassing is, mag geen dienst verrichten en heeft geen toegang tot dienstgebouwen, -lokalen en -terreinen en het werk dan met toestemming van Onze Minister dat deze toestemming slechts kan verlenen na positief advies van de geneeskundige, bedoeld in
artikel 66.
2.
De ambtenaar van politie die verkeert in de situatie, bedoeld in het eerste lid, is verplicht daarvan onverwijld kennis te geven aan Onze Minister en het hoofd van dienst. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door Onze Minister of hoofd van dienst gegeven aanwijzingen, waaronder die betreffende het ondergaan van een geneeskundig onderzoek, bedoeld in
artikel 66.
3.
Gedurende de tijd dat de ambtenaar van politie ingevolge dit artikel geen werkzaamheden verricht, geniet hij zijn volle bezoldiging.
1.
De ambtenaar van politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie, kan door Onze Minister wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichtingen worden beloond met:
a.
een tevredenheidsbetuiging;
b.
een eenvoudige geldelijke beloning tot maximaal 10% van de aanvangsbezoldiging behorende bij bezoldigingsschaal 1;
c.
een gratificatie van ten hoogste acht en een derde procent (8 1/3%) van de bezoldiging van de betrokken ambtenaar, berekend over een kalenderjaar.
2.
De gratificatie zal in een kalenderjaar niet meer mogen bedragen dan 100% van de inkomsten per maand van de ambtenaar van politie.
3.
Ten aanzien van de ambtenaar van politie die in deelbetrekking werkzaam is, wordt voor de uitvoering van dit artikel in aanmerking genomen de inkomsten die hij genoten zou hebben, indien hij in volledige betrekking werkzaam was geweest.
4.
Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op de vrijwillige ambtenaar van politie, met dien verstande dat de beloningen zijn:
a.
een tevredenheidsbetuiging of
b.
een gratificatie van maximaal 150 procent van de per kalenderjaar krachtens
artikel 23a vastgestelde vaste vergoeding.