Besluit van 3 oktober 1956, betreffende rechtspraak in ambtenarenzaken
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 4 augustus 1956, Afdeling Wetgeving, nr. 288/656, gedaan mede namens Onze Minister van Oorlog en van Marine;
Gelet op de artikelen 4, 18, 19, 21, 22, 23, 31 en 32 der Ambtenarenwet 1929 ( Stb. 530) en op artikel 5 der Militaire Ambtenarenwet 1931 ( Stb. 519);
De Raad van State gehoord (advies van 4 september 1956, no. 29);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 15 september 1956, Afdeling Wetgeving, nr. 326/656 en van 27 september 1956, nr. 201.307 G;
Hebben goedgevonden en verstaan:
2.
In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid wordt voor personen, die krachtens een aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in burgerlijke dienst zijn van het Rijk of een zijner diensten, bedrijven of instellingen en voor militairen in werkelijke dienst de vergoeding voor reis- en verblijfkosten berekend naar het voor hen geldende reisbesluit.
Artikel 12
Tot het maken van ten laste van 's Rijks kas komende buitengewone kosten kan van de regelen, waarnaar in het voorgaande artikel wordt verwezen, worden afgeweken voor vergoedingen voor werkzaamheden, verricht door, voor tijdverzuim en daarmede verband houdende noodzakelijke kosten en voor reis- en verblijfkosten van personen, ten aanzien van wie dit in verband met hun verblijf buitenslands noodzakelijk is, doch niet dan met machtiging van de voorzitter van de Centrale Raad van Beroep.
1.
Geen vergoeding wordt toegekend voor werkzaamheden:
a.
die deel uitmaken van een taak waarvoor een dienstverband met het Rijk bestaat;
b.
verricht door bezoldigde ambtenaren van gemeentepolitie in diensttijd.
2.
Geen vergoeding wordt toegekend wegens tijdverzuim:
a.
voor de tijd besteed aan werkzaamheden, waarvoor een vergoeding ingevolge
artikel 11 of
artikel 12 wordt toegekend;
b.
van personen, die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd;
c.
van personen in bezoldigde rijksdienst en van militairen in werkelijke dienst voor zover het tijdverzuim valt in diensttijd;
d.
van bezoldigde ambtenaren van gemeentepolitie, voor zover het tijdverzuim valt in diensttijd;
e.
van partijen, voor zover zij geacht worden geen nadeel te lijden door het tijdverzuim.
Artikel 15
De bepalingen van deze paragraaf zijn mede van toepassing op de rechtspraak in militaire ambtenarenzaken.
Soestdijk, 3 oktober 1956
De Minister van Justitie,
De Minister van Oorlog en van Marine,
Uitgegeven de twaalfde oktober 1956.
De Minister van Justitie,