Besluit van 16 december 2009, houdende regels over de bij de aanvraag aanvang exploitatie organisaties voor kinderopvang te verstrekken gegevens alsmede regels over het register kinderopvang (Besluit registratie kinderopvang)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 28 september 2009, nr. WJZ152856(2681), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op de artikelen 5, derde lid, 45, vierde lid, en 47a, tweede lid, van de Wet kinderopvang;
De Raad van State gehoord (advies van 13 november 2009, nr. W05.09.002794);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 15 december 2009, nr. WJZ/174407(2681), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
b.
college: college van burgemeester en wethouders;
d.
organisatie voor kinderopvang: kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang;
f.
soort kinderopvang: buitenschoolse opvang of dagopvang;
h.
wet:
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen .
2.
Waar in dit besluit wordt gesproken van burgerservicenummer kan, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaal nummer dan wel een ander uniek vanwege een overheid verstrekt persoonsidentificerend nummer daarvoor in de plaats worden gesteld.
3.
Waar in dit besluit wordt gesproken van college betreft dat steeds het college van de gemeente van vestiging of voorgenomen vestiging van een organisatie voor kinderopvang.
1.
Indien een kindercentrum een vestiging is van een onderneming die is ingeschreven in het handelsregister, verstrekt degene die voornemens is een kindercentrum in exploitatie te nemen, bij een aanvraag als bedoeld in
artikel 1.45, eerste lid, van de wet aan het college de volgende gegevens:
a.
het door de Kamer van Koophandel aan de onderneming en aan de betreffende vestiging toegekende unieke nummer, bedoeld in
artikel 11 van de Handelsregisterwet of, bij het ontbreken van het nummer van de vestiging, de naam en het post- en bezoekadres er van;
b.
het aantal kindplaatsen per soort kinderopvang; en
c.
het voorgenomen aanvangstijdstip van exploitatie.
2.
Indien een kindercentrum geen vestiging is van een onderneming die is ingeschreven in het handelsregister, verstrekt degene die voornemens is een kindercentrum in exploitatie te nemen, bij een aanvraag als bedoeld in
artikel 1.45, eerste lid, van de wet aan het college de volgende gegevens:
a.
indien de houder een natuurlijke persoon is: het burgerservicenummer van de houder alsmede een voldoende recente kopie van de Verklaring omtrent het gedrag van de houder en de naam van het kindercentrum en, indien het betreffende kindercentrum op een ander adres is gevestigd dan de houder, tevens het post- en bezoekadres van het kindercentrum;
b.
indien de houder een rechtspersoon is: het door de Kamer van Koophandel aan de rechtspersoon en aan de betreffende vestiging toegekende unieke nummer, bedoeld in
artikel 12 van de Handelsregisterwet of, bij het ontbreken daarvan, de naam en statutaire zetel van de rechtspersoon en de naam en het post- en bezoekadres van de vestiging;
c.
het aantal kindplaatsen per soort kinderopvang; en
d.
het voorgenomen aanvangstijdstip van exploitatie.
3.
Bij een aanvraag als bedoeld in
artikel 1.45, eerste lid, van de wet door degene die voornemens is een gastouderbureau in exploitatie te nemen, zijn het eerste lid, met uitzondering van onderdeel b, en het tweede lid, met uitzondering van onderdeel c, van overeenkomstige toepassing.
4.
Bij een aanvraag als bedoeld in
artikel 1.45, eerste lid, van de wet stelt het college de identiteit vast van de natuurlijke persoon of de namens een rechtspersoon handelingsbevoegde persoon die houder is van het kindercentrum of gastouderbureau.
a.
het burgerservicenummer van de gastouder;
b.
het aantal kindplaatsen;
c.
het aanvangstijdstip van exploitatie;
d.
indien de betreffende voorziening voor gastouderopvang op een ander adres is gevestigd dan het woonadres van de gastouder, bedoeld in onderdeel a, tevens het vestigingsadres van die voorziening;
f.
een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de gastouder; en
g.
een voldoende recente kopie van de Verklaring omtrent het gedrag van de gastouder en, indien van toepassing, van zijn huisgenoten.
2.
Ten behoeve van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de gastouder de in dat lid genoemde gegevens aan het gastouderbureau.
1.
Het beheer van het register kinderopvang berust bij Onze Minister.
2.
Onze Minister draagt zorg voor een goede beschikbaarheid, betrouwbaarheid, werking en beveiliging van het register kinderopvang.
3.
Onze Minister stelt bij ministeriële regeling een systeembeschrijving vast. De systeembeschrijving geeft de inrichting, werking en autorisaties van het register kinderopvang aan.
3.
Het college richt de toegang tot en de inzagemogelijkheden van het register in overeenkomstig de regeling, bedoeld in
artikel 6, derde lid.
1.
Bij registratie in het register kinderopvang wordt de organisatie voor kinderopvang opgenomen met een uniek, door de beheerder van het register kinderopvang toegekend registratienummer. Het college verstrekt dit registratienummer aan de houder van een kindercentrum of gastouderbureau tegelijk met de beschikking, bedoeld in
artikel 1.46, eerste lid, van de wet.
2.
In het register kinderopvang neemt het college ten aanzien van elke organisatie voor kinderopvang de volgende gegevens op:
a.
indien de organisatie voor kinderopvang toebehoort aan een onderneming die is ingeschreven in het handelsregister: het door de Kamer van Koophandel aan de onderneming en aan de betreffende vestiging toegekende unieke nummer, bedoeld in
artikel 9 van de Handelsregisterwet en de naam en het post- en bezoekadres van de onderneming en van de vestiging;
b.
indien de organisatie voor kinderopvang niet toebehoort aan een onderneming die is ingeschreven in het handelsregister: de naam alsmede het post- en bezoekadres van de organisatie voor kinderopvang;
c.
over de houder, indien deze een natuurlijke persoon is: het burgerservicenummer en de naam en het adres;
d.
over de houder, indien deze een rechtspersoon is: het door de Kamer van Koophandel aan de rechtspersoon en aan de betreffende vestiging toegekende unieke nummer, bedoeld in
artikel 12 van de Handelsregisterwet of, bij het ontbreken daarvan, naam, rechtsvorm en statutaire zetel;
e.
ingeval van een kindercentrum of een voorziening voor gastouderopvang: een opgave van het aantal kindplaatsen, met dien verstande dat op het adres van een gastouder niet meer dan een enkele voorziening voor gastouderopvang kan worden opgenomen;
f.
in geval van een kindercentrum: een opgave van het soort kinderopvang dat het kindercentrum verzorgt;
g.
per gastouderbureau: de geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang die gebruikmaken van de diensten van dat bureau, met het aan hen toegekende unieke registratienummer;
h.
het tijdstip van registratie in het register kinderopvang;
j.
ingeval van uitschrijving uit het register kinderopvang, gedurende een periode van 7 jaren na het moment van uitschrijving: de naam van de organisatie voor kinderopvang, een vermelding van de uitschrijving, alsmede de datum waarop deze uitschrijving heeft plaatsgevonden; en
1.
Gegevens die eerst bekend worden nadat registratie van een organisatie voor kinderopvang in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden, waaronder het verkrijgen van een door de Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer alsmede het tot stand komen of de beëindiging van een bemiddelingsrelatie van een gastouderbureau met een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang, zijn wijzigingen als bedoeld in
artikel 1.47 van de wet en worden onverwijld aan het college gemeld door de degene die de aanvraag, bedoeld in
artikel 1.45, eerste of tweede lid, van de wet heeft ingediend.
2.
Een gastouder doet van wijzigingen in zijn gegevens die door het gastouderbureau bij de aanvraag, bedoeld in
artikel 1.45, tweede lid, van de wet zijn verstrekt, onverwijld mededeling aan het gastouderbureau.
1.
Verwijdering door het college van de gegevens van een organisatie voor kinderopvang uit het register kinderopvang vindt plaats:
a.
op verzoek van de houder;
b.
indien is gebleken dat de houder niet langer de organisatie voor kinderopvang exploiteert; of
2.
Het college maakt de verwijdering van de gegevens van een organisatie voor kinderopvang uit het register kinderopvang bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, met dien verstande dat het college bovendien de gastouders die volgens het register gebruik maken van de diensten van een gastouderbureau in kennis stelt van de verwijdering van de gegevens uit het register kinderopvang van dat gastouderbureau.
3.
De verwijdering van gegevens uit het register kinderopvang en de bekendmaking, bedoeld in het eerste en tweede lid, vinden onverwijld plaats.
4.
Het college kan de gegevens van een organisatie voor kinderopvang verwijderen indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang niet daadwerkelijk is aangevangen.
5.
De uitlooptermijn waarbinnen een voorziening voor gastouderopvang in het register kinderopvang blijft ingeschreven, bedoeld in
artikel 1.5, derde lid, van de wet, bedraagt drie maanden na de datum waarop het gastouderbureau waarbij de gastouder is aangesloten, uit het register kinderopvang is verwijderd, maar loopt in elk geval tot 1 januari 2011.
1.
De gegevens die in het register kinderopvang zijn opgenomen kunnen, met uitzondering van burgerservicenummers, door een ieder worden geraadpleegd.
1.
De gegevens in het register kinderopvang worden door Onze Minister bewaard tot 7 jaren nadat zij zijn gewijzigd of uit het register kinderopvang zijn verwijderd.
’s-Gravenhage, 16 december 2009
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De Staatssecretaris van Financiën
Uitgegeven de negenentwintigste december 2009