Let op. Deze wet is vervallen op 1 januari 2011. U leest nu de tekst die gold op -.

Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten

Uitgebreide informatie
Besluit van 16 januari 2006, houdende regels met betrekking tot de financiële ondersteuning van eigenaren van beschermde monumenten ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. C. van der Laan, van 23 februari 2005, nr. WJZ/2005/4471 (8138), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel 34 van de Monumentenwet 1988;
De Raad van State gehoord (advies van 31 maart 2005, nr. W05.05.0049/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. C. van der Laan, van 13 januari 2006, nr. WJZ/2006/294 (8138), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. wet: Monumentenwet 1988 ,
b. eigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermd monument,
c. subsidiabele kosten: kosten die naar het oordeel van Onze minister noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden,
d. instandhoudingsplan: instandhoudingsplan als bedoeld in artikel 12,
e. drempelbedrag: bedrag aan subsidie waaronder geen subsidie wordt verstrekt,
f. bouwkundig inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische staat van dat monument beschrijft, en dat is opgesteld door een ter zake deskundige instantie,
g. woonhuizen: beschermde monumenten die in oorsprong primair zijn vervaardigd voor bewoning of die oorspronkelijk een andere functie dan bewoning hadden maar die thans primair voor bewoning in gebruik zijn, met dien verstande dat kerkgebouwen, kastelen, buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens en gemalen niet als woonhuizen worden aangemerkt,
h. boerderijen zonder agrarische functie: beschermde monumenten die in oorsprong primair zijn vervaardigd ten behoeve van het agrarisch bedrijf maar die dat thans niet meer als primaire functie hebben,
i. boerderijen met een agrarische functie: beschermde monumenten met een agrarische functie, zoals blijkend uit het overzicht van de gegevens zoals geregistreerd in het kader van de landbouwtelling, bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet,
j. aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: organisaties als bedoeld in artikel 37, en
k. complex: samenstel van beschermde monumenten dat wordt gekenmerkt door hun onderlinge samenhang die mede bepalend is voor hun monumentale waarde, en dat als complex is ingeschreven in de ingevolge de wet vastgestelde registers.
2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt een eigenaar van een beschermd monument aangemerkt als een eigenaar die geen recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten heeft, indien sprake is van:
a. een lichaam dat niet behoort tot de belastingplichtigen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969,
b. een lichaam dat is vrijgesteld van belasting op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 waarop art 10.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet van toepassing is,
c. een lichaam dat is vrijgesteld van belasting op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969,
d. een lichaam dat is vrijgesteld van belasting op grond van artikel 6 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, of
e. een natuurlijk persoon, niet zijnde ondernemer of genieter van belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, die geen recht heeft op aftrek van uitgaven voor monumentenpanden in de zin van artikel 6.31 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3.
Voor de toepassing van dit besluit wordt onderscheid gemaakt in categorieën van beschermde monumenten. De onderscheiden categorieën van beschermde monumenten zijn:
a. woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie,
b. kerkgebouwen,
c. kastelen, buitenplaatsen en landhuizen,
d. molens en gemalen, en
e. overige beschermde monumenten.
1.
Onze minister draagt er zorg voor dat eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie een lening kunnen verkrijgen ter financiering van de kosten van de instandhouding van het beschermd monument, met dien verstande dat:
a. de lening wordt verstrekt met als zekerheid het recht van hypotheek op het beschermd monument,
b. de fiscaal aftrekbare onderhoudskosten zoals die door de Belastingdienst worden gehanteerd, als grondslag dienen voor het bepalen van de hoogte van de lening,
c. het maximumbedrag per lening en de voorwaarden waaronder de lening wordt verstrekt, worden bekendgemaakt in de Staatscourant,
d. voor een eigenaar die recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten heeft, de lening maximaal 70% van de vastgestelde fiscaal aftrekbare onderhoudskosten bedraagt, en
e. voor een eigenaar die geen recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten kan genieten, de lening maximaal 100% van de voor de hoogte van de lening door de Belastingdienst fictief vastgestelde fiscaal aftrekbare onderhoudskosten bedraagt.
2.
Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud en provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen die zijn ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen , komen niet in aanmerking voor een lening als bedoeld in het eerste lid.
1.
Onze minister kan voor een periode van zes kalenderjaren aan de eigenaar van een beschermd monument subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van een beschermd monument. Het te verstrekken subsidiebedrag bestaat uit zes gelijke bedragen.
2.
Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven omtrent de subsidiabele kosten.
Artikel 4. Aanspraak op subsidie
Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:
a. eigenaren van andere beschermde monumenten dan woonhuizen en dan boerderijen zonder agrarische functie,
b. aangewezen organisaties voor monumentenbehoud,
c. provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen die zijn ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen , en
d. eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie als bedoeld in artikel 7, tweede lid.
Artikel 5. Subsidieplafonds
Onze minister kan met betrekking tot ieder kalenderjaar subsidieplafonds vaststellen voor subsidieverlening ten behoeve van beschermde monumenten als bedoeld in artikel 6, eerste onderscheidenlijk tweede lid, alsmede voor categorieën van beschermde monumenten waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
1.
Bij ministeriële regeling kan een maximumbedrag aan subsidiabele kosten worden vastgesteld waarover per beschermd monument subsidie kan worden verstrekt, voor:
a. woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie,
b. kerkgebouwen,
c. kastelen en landhuizen,
d. molens en gemalen, en
e. overige beschermde monumenten.
2.
Indien de subsidiabele kosten van een beschermd monument € 700.000,– of meer bedragen over een periode van zes jaar, is het eerste lid niet van toepassing en bedraagt het maximumbedrag aan subsidiabele kosten waarover per beschermd monument subsidie kan worden verstrekt, € 1 miljoen over de periode waarop het instandhoudingsplan betrekking heeft.
1.
Op alle beschermde monumenten die deel uitmaken van een beschermd complex, is het subsidiepercentage van toepassing dat geldt voor de categorie waaronder het complex is ingeschreven.
2.
Eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie die deel uitmaken van een complex, komen in aanmerking voor subsidie. In dat geval is artikel 2, eerste lid, niet van toepassing.
3.
Op een kerkgebouw dat deel uitmaakt van een complex is het subsidiepercentage van toepassing dat betrekking heeft op kerkgebouwen.
4.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op complexen die als zodanig tot de categorie woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie behoren.
Artikel 8. Subsidie noodzakelijk voor instandhouding; werkzaamheden sober en doelmatig
Subsidie wordt slechts verleend voorzover deze noodzakelijk is voor de instandhouding van het beschermd monument en voorzover de werkzaamheden ter uitvoering van het instandhoudingsplan naar het oordeel van Onze minister sober en doelmatig zijn.
1.
Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidie in ieder geval niet verstrekt:
a. voorzover in de subsidiabele kosten subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling,
b. voorzover bij schade de subsidiabele kosten op grond van een verzekering worden gedekt dan wel voorzover de subsidiabele kosten op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht dan wel anderszins niet ten laste van de aanvrager komen,
c. voorzover met de werkzaamheden is begonnen voordat Onze minister de subsidie heeft verleend, of
d. ten behoeve van de instandhouding van archeologische monumenten.
2.
Dit besluit is niet van toepassing voorzover subsidie kan worden verstrekt op grond van een rijkssubsidieregeling voor historische buitenplaatsen als bedoeld in het Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen .
1.
Subsidie wordt per beschermd monument op aanvraag verleend.
2.
De aanvraag kan van 1 april tot 1 september voorafgaand aan het eerste kalenderjaar waarop het instandhoudingsplan betrekking heeft, worden ingediend. Aanvragen die zijn ingediend vóór 1 april of na 1 september, worden niet in behandeling genomen.
3.
Per beschermd monument kan slechts eenmaal voor een periode waarop een instandhoudingsplan betrekking heeft subsidie worden verleend.
1.
De subsidieaanvraag wordt ingediend op een door Onze minister vastgesteld formulier.
2.
De subsidieaanvraag gaat vergezeld van:
a. een instandhoudingsplan per beschermd monument of een gecombineerd instandhoudingsplan als bedoeld in artikel 38,
b. een bouwkundig inspectierapport per beschermd monument dat is opgesteld niet eerder dan twee jaren voorafgaande aan het eerste jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, en
c. andere in het formulier aangegeven bescheiden.
1.
Het instandhoudingsplan omvat een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden alsmede een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten. Het instandhoudingsplan omvat tevens een meerjarenplan en een meerjarenbegroting. In het meerjarenplan wordt aangegeven in welk jaar de onderscheiden werkzaamheden plaatsvinden.
2.
Het instandhoudingsplan heeft betrekking op zes kalenderjaren.
3.
Onze minister kan modellen vaststellen voor het instandhoudingsplan.
Artikel 13. Verdeelcriterium
Onze minister verdeelt de beschikbare bedragen voor subsidieverlening ten behoeve van beschermde monumenten als bedoeld in artikel 6, eerste onderscheidenlijk tweede lid, in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvullende informatie is ontvangen met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.
Artikel 14. Financiële dekking
Subsidie wordt slechts verleend indien de financiële dekking van het gedeelte van de subsidiabele kosten van de voorgenomen werkzaamheden dat niet door subsidie kan worden gedekt, naar genoegen van Onze minister zeker is gesteld.
1.
Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.
In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van dit besluit verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.
1.
Onze minister beslist binnen dertien weken op de subsidieaanvraag.
2.
Onze minister deelt de beschikking, bedoeld in het eerste lid, dan wel een beschikking tot wijziging of intrekking van die beschikking mee aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar het beschermd monument is gelegen, en aan gedeputeerde staten van de provincie waar het beschermd monument is gelegen.
Artikel 17. Rekening-courantfaciliteit
Onze minister draagt er zorg voor dat de aanvrager aan wie subsidie is verleend, in aanmerking komt voor een rekening-courantfaciliteit.
Artikel 18. Hoogte subsidie eigenaren van andere beschermde monumenten dan woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie met recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten
De subsidie voor eigenaren van andere beschermde monumenten dan woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie die recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten hebben, niet zijnde eigenaren als bedoeld in de artikelen 20 en 21, bedraagt het volgende percentage van de subsidiabele kosten:
a. bij kerkgebouwen: 55%,
b. bij kastelen, buitenplaatsen en landhuizen: 50%,
c. bij molens en gemalen: 50%, en
d. bij overige beschermde monumenten: 40%.
Artikel 19. Hoogte subsidie eigenaren van andere beschermde monumenten dan woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie zonder recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten
De subsidie voor eigenaren van andere beschermde monumenten dan woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie die geen recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten hebben, niet zijnde eigenaren als bedoeld in de artikelen 20 en 21, bedraagt het volgende percentage van de subsidiabele kosten:
a. bij kerkgebouwen: 65%,
b. bij kastelen, buitenplaatsen en landhuizen: 60%,
c. bij molens en gemalen: 60%, en
d. bij overige beschermde monumenten: 50%.
Artikel 20. Hoogte subsidie aangewezen organisaties voor monumentenbehoud
Voor aangewezen organisaties voor monumentenbehoud bedraagt de subsidie het volgende percentage van de subsidiabele kosten:
a. bij woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie: 25%,
b. bij kerkgebouwen: 65%,
c. bij kastelen, buitenplaatsen en landhuizen: 60%,
d. bij molens en gemalen: 60%, en
e. bij overige beschermde monumenten: 50%.
Artikel 21. Hoogte subsidie decentrale overheden
Voor provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen die zijn ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen , bedraagt de subsidie 30% van de subsidiabele kosten.
Artikel 22. Drempelbedrag
Subsidies worden niet verstrekt indien het bedrag dat overeenkomstig de bepalingen van dit besluit zou worden verstrekt, lager is dan € 1.200.
a. mee te werken aan een onderzoek naar de bouwgeschiedenis van het beschermd monument,
b. de aanbesteding en de gunning van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op een door Onze minister te bepalen wijze te doen plaatsvinden,
c. Onze minister tussentijds te rapporteren over de voortgang van werkzaamheden, of
d. binnen drie maanden na afloop van de periode waarover subsidie is verleend, een door een architect gewaarmerkt volledig stel revisietekeningen aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te zenden.
Artikel 24. Relevante omstandigheden melden
De eigenaar doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze minister indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de subsidieverstrekking, onder overlegging van de relevante stukken.
Artikel 25. Verzekering
Onze minister kan de eigenaar verplichten:
a. voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een Casco-All-Risks verzekering af te sluiten, of
b. vanaf de aanvang van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op zijn kosten het beschermd monument te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade en na afloop van de werkzaamheden daartegen verzekerd te houden.
Artikel 26. Installatie ter voorkoming van blikseminslag
Onze minister kan de eigenaar verplichten het beschermd monument te voorzien van een of meer installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag ter bescherming van de monumentale waarde van het monument.
Artikel 27. Overleg met RDMZ
Onze minister kan de eigenaar verplichten om overleg te voeren met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg alvorens met de werkzaamheden ter uitvoering van het instandhoudingsplan wordt gestart indien de monumentale waarde van het beschermd monument daartoe aanleiding vormt.
Artikel 28. Begeleiding
Onze minister kan de eigenaar verplichten om de werkzaamheden onder nader door hem te stellen voorwaarden te doen begeleiden indien voor de uitvoering van het instandhoudingsplan specifieke kennis is vereist.
Artikel 29. Onderhoudsplicht
De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.
1.
Onze minister kan na de verlening van de subsidie over de uitgevoerde werkzaamheden een voortgangsrapportage van de subsidieontvanger verlangen die bestaat uit een overzicht van de werkelijk uitgevoerde werkzaamheden ten opzichte van de volgens het instandhoudingsplan voorgenomen werkzaamheden en de gedane uitgaven.
2.
Onze minister bepaalt de wijze waarop de voortgangsrapportage geschiedt.
Artikel 31. BBM-verklaring
Onze minister kan de eigenaar die geen recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten heeft, verplichten een verklaring van de Belastingdienst waarbij is vastgesteld dat geen aftrek mogelijk is, te overleggen.
1.
Uiterlijk op 31 maart na afloop van het laatste kalenderjaar waarover de subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij Onze minister. De aanvraag gaat vergezeld van de desbetreffende originele rekeningen en betalingsbewijzen.
2.
Indien rekeningen en betalingsbewijzen betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de eigenaar, gaat de aanvraag tot vaststelling tevens vergezeld van een verklaring van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent waaruit blijkt hoeveel uren door dat personeel is besteed aan subsidiabele werkzaamheden.
3.
Onze minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
4.
Een afschrift van de beschikking tot vaststelling van de subsidie zendt Onze minister aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar het beschermd monument is gelegen, en aan gedeputeerde staten van de provincie waar het beschermd monument is gelegen.
1.
In afwijking van artikel 32, eerste lid, tweede volzin, gaat de aanvraag tot vaststelling van aangewezen organisaties voor monumentenbehoud indien het subsidiebedrag meer bedraagt dan € 60.000,–, vergezeld van een mededeling dat de subsidie rechtmatig is besteed, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
De minister kan nadere voorschriften opleggen in verband met de inrichting van die mededeling.
3.
Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de aangewezen organisatie voor monumentenbehoud dat aan de accountant die door Onze minister is belast met het onderzoek van de ministeriële jaarrekening, op diens verzoek:
a. inzage wordt geboden in de controlerapporten en de controledossiers van de accountant,
b. gelegenheid wordt gegeven om uit het controlerapport en controledossier voldoende controle-informatie te verzamelen die noodzakelijk is voor het eigen oordeel over de verrichte werkzaamheden van de accountant, en
c. kopieën worden verstrekt van de controlerapporten en controledossiers of delen daarvan.
4.
De minister kan een controleprotocol opstellen voor het onderzoek door de accountant. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek inricht overeenkomstig het controleprotocol.
5.
Elke aangewezen organisatie voor monumentenbehoud verschaft toegang aan de accountant die door Onze minister is belast met het onderzoek van de ministeriële jaarrekening, met het oog op het verrichten van dat onderzoek.
Artikel 34. Lager vaststellen bij werkzaamheden in strijd met de wet
Onverminderd artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidie in ieder geval lager dan de verlening worden vastgesteld indien werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde.
1.
Indien de subsidieontvanger de eigendom van een beschermd monument overdraagt aan een andere eigenaar, dient de subsidieontvanger binnen drie maanden na de eigendomsoverdracht een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij Onze minister. De artikelen 32, 33 en 34 zijn van overeenkomstige toepassing.
2.
Na de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan Onze minister op verzoek van de eigenaar aan wie de eigendom is overgedragen, aan die eigenaar subsidie verstrekken ten behoeve van de afronding van het instandhoudingsplan. Artikel 13 is niet van toepassing.
1.
Nadat subsidie is verleend, kan Onze minister aan de eigenaar op basis van door de eigenaar ingediende overzichten van gemaakte kosten, die vergezeld gaan van de desbetreffende originele rekeningen en in voorkomend geval betalingsbewijzen, jaarlijks voorschotten verstrekken tot ten hoogste een zesde gedeelte van het totaal verleende subsidiebedrag. Artikel 32, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Onze minister keert de voorschotten uit voorzover de rekeningen werkzaamheden betreffen die in overeenstemming zijn met het instandhoudingsplan.
1.
Onze minister wijst op aanvraag organisaties die zich de instandhouding van monumenten ten doel stellen, aan als een organisatie voor monumentenbehoud indien:
a. de organisatie een privaatrechtelijke rechtspersoon is die zonder winstoogmerk in hoofdzaak het in stand houden van beschermde monumenten ten doel heeft,
b. de organisatie ten minste 20 beschermde monumenten in eigendom heeft, en
c. de organisatie naar het oordeel van Onze minister beschikt over voldoende professionele deskundigheid.
2.
Onze minister kan de aanwijzing intrekken indien een organisatie niet meer voldoet aan een van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
1.
In afwijking van artikel 12 kan een aangewezen organisatie voor monumentenbehoud instandhoudingsplannen samenvoegen tot een gecombineerd instandhoudingsplan dat betrekking heeft op meerdere beschermde monumenten. In dat plan wordt per beschermd monument de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden over de periode waarop het plan betrekking heeft, aangegeven. Het gecombineerde instandhoudingsplan omvat geen meerjarenplan als bedoeld in artikel 12.
2.
Een aangewezen organisatie voor monumentenbehoud kan de subsidie aanwenden voor uitvoering van werkzaamheden aan alle monumenten waar het instandhoudingsplan betrekking op heeft met dien verstande dat deze werkzaamheden strekken tot uitvoering van het instandhoudingsplan en dat ten minste 50% van het maximumbedrag aan subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 6, per beschermd monument wordt besteed.
1.
Subsidie, verleend op grond van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 , wordt afgehandeld overeenkomstig dat besluit.
2.
De rechten en verplichtingen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit krachtens een beschikking op grond van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 gelden, blijven gelden voorzover bij of krachtens dit besluit niet anders is bepaald.
1.
Subsidie, verleend op grond van hoofdstuk III van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten, wordt afgehandeld overeenkomstig dat besluit .
2.
De rechten en verplichtingen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit krachtens een beschikking op grond van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten gelden, blijven gelden voorzover bij of krachtens dit besluit niet anders is bepaald.
1.
Onze minister wijst bij ministeriële regeling de beschermde monumenten aan waarop, en de kalenderjaren waarin, eigenaren van beschermde monumenten in aanmerking komen voor subsidie.
2.
Voorzover dit besluit op grond van het eerste lid nog niet van toepassing is, blijft het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten van toepassing.
3.
De eigenaar van een beschermd monument waarop dit besluit van toepassing is, komt in aanmerking voor subsidie met ingang van 1 januari van het eerste jaar waarop het instandhoudingsplan van toepassing is.
4.
Aanvragen op grond van de artikelen 8 en 9 van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten blijven mogelijk tot 1 april van het eerste jaar waarop de eigenaar van een beschermd monument in aanmerking komt voor subsidie, en worden afgehandeld overeenkomstig het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten .
1.
Ten laste van de budgetten die zijn vastgesteld op grond van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 , kunnen tot 1 oktober 2006 aanvragen op grond van dat besluit worden ingediend.
2.
Aanvragen als bedoeld in het eerste lid, kunnen met inachtneming van artikel 15 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 tot 1 januari 2007 aan Onze minister worden doorgezonden.
3.
Budgetten als bedoeld in het eerste lid ten laste waarvan geen subsidie is verleend na toepassing van het eerste en tweede lid, zijn beschikbaar ten behoeve van de toepassing van dit besluit.
4.
Aanvragen als bedoeld in het eerste lid, worden afgehandeld overeenkomstig het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 .
1.
In dit artikel wordt verstaan onder restauratie: het verrichten van die werkzaamheden, de normale instandhouding te boven gaand, die voor het herstel van een beschermd monument noodzakelijk zijn.
2.
Onverminderd artikel 3, eerste lid, kan Onze minister aan een eigenaar als bedoeld in artikel 4 subsidie verstrekken in de kosten ten behoeve van de restauratie van een beschermd monument voorzover de begrotingswetgever daartoe middelen ter beschikking heeft gesteld.
3.
Subsidie als bedoeld in dit artikel wordt per beschermd monument op aanvraag verleend.
4.
De gefaseerde inwerkingtreding, bedoeld in artikel 41, geldt niet voor subsidieverlening op grond van dit artikel.
5.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het verstrekken van subsidie op grond van dit artikel.
Brrm 1997 , Brom en Besluit buitenwerkingstelling restauratie-behoefteraming van Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten">
Artikel 45. Intrekking Brrm 1997 , Brom en Besluit buitenwerkingstelling restauratie-behoefteraming
Het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 , het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten en het Besluit buitenwerkingstelling restauratie-behoefteraming worden ingetrokken met inachtneming van hoofdstuk 5.
Artikel 46. Evaluatie
Onze minister zendt binnen 7 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.
Artikel 47. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 48. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 16 januari 2006
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ,
Uitgegeven de eenendertigste januari 2006
De Minister van Justitie ,
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Lening voor eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie
+ Hoofdstuk 3. Subsidie voor overige eigenaren
+ Hoofdstuk 4. Aanwijzing organisaties voor monumentenbehoud
+ Hoofdstuk 5. Overgangsbepalingen
+ Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht