Besluit van 18 maart 1972, houdende staatsexamen diploma's handvaardigheid (handenarbeid)
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze minster van onderwijs en wetenschappen van 2 december 1971, AVO/J, nr. 483277;
Gelet op artikel 60, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs ( Stb. 1967, 387);
De Onderwijsraad gehoord (adviezen van 14 augustus 1970, nr. 58/W.V.O. en van 15 juni 1971, nr. 72 W.V.O.);
De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1971, nr. 11);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 13 maart 1972, AVO/J, nr. 495653;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
Door het met gunstig gevolg afleggen van de desbetreffende staatsexamens kunnen worden verkregen een staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) A en een staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) B.
2.
Het staatsexamen handvaardigheid (handenarbeid) A omvat de onderdelen:
II.
Vormgeving in plastische materialen;
III.
Keramische vormgeving;
VI.
Vormgeving in het vlak;
VII.
Kennis van technieken, materialen en gereedschappen;
VIII.
Psychologie en pedagogiek;
IX.
Didactiek van het onderwijs in de handvaardigheid (handenarbeid);
X.
Kunstgeschiedenis en kunstbeschouwing.
3.
Het staatsexamen handvaardigheid (handenarbeid) B omvat de onderdelen:
I.
Het ontwerpen en vervaardigen van werkstukken;
II.
Geschiedenis van de beeldende kunsten, de bouwkunst en de toegepaste kunsten;
III.
Cultuurgeschiedenis;
IV.
Didactische kunstbeschouwing;
V.
Toelichtende schetsen;
VI.
Didactiek, psychologie en pedagogiek.
4.
Onze minister van onderwijs en wetenschappen stelt de uitgewerkte programma's vast voor de onderdelen, genoemd in het tweede en derde lid.
Artikel 2
Voor het afleggen van de examens wordt ten minste eenmaal per jaar gelegenheid gegeven op de tijd en de plaats, door de voorzitter van de examencommissie aan te wijzen.
1.
De Informatie Beheer Groep benoemt jaarlijks een examencommissie. Deze commissie kan door de Informatie Beheer Groep worden gesplitst in een subcommissie belast met het afnemen van een examen voor het staatsdiploma A en een subcommissie belast met het afnemen van het examen voor het staatsdiploma B.
2.
De Informatie Beheer Groep kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid twee examencommissies benoemen, waarvan één voor het staatsexamen A en één voor het staatsexamen B.
3.
De Informatie Beheer Groep wijst een van de leden van de commissie aan als voorzitter en een van de leden als secretaris.
4.
De Informatie Beheer Groep maakt jaarlijks bekend voor welk tijdstip, bij wie en op welke wijze zij, die aan een van beide examens willen deelnemen, zich moeten aanmelden.
1.
Voor het afleggen van het examen voor het staatsdiploma A is een bedrag van f 450, met een interimtarief van f 360 voor het examen dat in 1986 aanvangt, voor dat voor het staatsdiploma B een bedrag van f 450, met een interimtarief van f 360 voor het examen dat in 1986 aanvangt, verschuldigd.
2.
De examengelden worden tevoren bij de secretaris van de examencommissie gestort en na aftrek van de kosten van de vergaderingen van de commissie, waaronder echter niet worden gerekend de reis- en verblijfkosten en de vacatiegelden van de leden, door de secretaris in 's Rijks schatkist gestort.
3.
Indien het volledige staatsexamen in één kalenderjaar wordt afgelegd, is het in het eerste lid genoemde bedrag verschuldigd.
4.
Indien het staatsexamen, bedoeld in het eerste lid, verspreid over meer dan één kalenderjaar wordt afgelegd, bedraagt het examengeld per kalenderjaar f 50, vermeerderd met een bedrag voor elk onderdeel dat in het desbetreffende kalenderjaar wordt afgelegd. Het bedrag voor een onderdeel wordt bepaald door het bedrag, bedoeld in het eerste lid, te verminderen met f 50 en te delen door het aantal onderdelen.
5.
Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen stelt na overleg met de desbetreffende staatsexamencommissie het aantal onderdelen als bedoeld in het derde lid vast.
6.
Voor het afleggen van een herexamen is geen examengeld verschuldigd.
1.
Tot het examen ter verkrijging van het staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) A en B wordt slechts toegelaten hij die het examengeld heeft voldaan en die voldoet aan de eisen van toelating, bedoeld in Ons besluit van 19 maart 1960, Stb. 132, dat van overeenkomstige toepassing is. Hij die tot het examen ter verkrijging van het staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) B wenst te worden toegelaten, dient bovendien in het bezit te zijn van een van de diploma's:
a.
het staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) A;
b.
het diploma voortgezette studie handenarbeid van de Vereniging voor handenarbeid behaald vóór 1 augustus 1977;
c.
het diploma voortgezette studie handenarbeid van de R.K. Vereniging voor "Handenarbeid" behaald vóór 1 augustus 1977;
d.
het diploma voortgezette studie handenarbeid van de Vereniging tot bevordering van het Voorbereidend Vakonderwijs en van het Onderwijs in Handenarbeid in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe;
e.
het diploma voortgezette studie handenarbeid van de Vereniging tot bevordering van het onderwijs in de handenarbeid in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe behaald vóór 1 augustus 1977;
f.
de akte van bekwaamheid voor het geven van middelbaar onderwijs in de handenarbeid en handvaardigheid, als bedoeld in het Landsbesluit van 25 april 1966, Publicatieblad 1966, nr. 99 behaald vóór een door Onze minister te bepalen tijdstip;
g.
de in de Nederlandse Antillen behaalde akte van bekwaamheid tot het geven van onderwijs in handenarbeid en handvaardigheid, uitgereikt door de Stichting Scholen Broeders van Dongen vóór 11 mei 1966;
h.
de akte van bekwaamheid van de tweede graad tot het geven van voortgezet onderwijs in de handvaardigheid, behaald aan een krachtens de
Experimentenwet onderwijs ( Stb. 1970, 370) uit de openbare kas bekostigd instituut voor de opleiding van leraren, indien het examen in dat vak op tweedegraads niveau is afgenomen.
2.
In bijzondere gevallen kan Onze voornoemde minister degene, die wenst te worden toegelaten tot een van de in het vorige lid bedoelde examens, doch die niet voldoet aan de eisen van toelating tot de examens bedoeld in het Koninklijk besluit van 19 maart 1960, Stb. 132, of niet in het bezit is van een der in het voorgaande lid onder a tot en met h genoemde diploma's, ontheffing verlenen van de in dat lid gestelde eisen van toelating.
1.
De examencommissie regelt de examens en brengt de regeling van de examens ter kennis van de Informatie Beheer Groep.
2.
Het mondelinge en het praktische deel van de examens worden afgelegd ten overstaan van ten minste twee leden van de commissie.
3.
De examencommissie stelt vast welke vrijstellingen verleend worden aan bezitters van getuigschriften, akten of andere diploma's dan genoemd in artikel 5 onder a tot en met h.
4.
In bijzondere gevallen kan de Informatie Beheer Groep een kanidaat die niet in aanmerking komt voor toepassing van het voorgaande lid, vrijstelling verlenen van het afleggen van een gedeelte van het examen.
5.
De Informatie Beheer Groep stelt, op voorstel van de voorzitter van de examencommissie, vast welke vrijstellingen bij het examen ter verkrijging van het staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) A verleend worden aan hem die een of meer tentamens ter verkrijging van een diploma genoemd in artikel 5, eerste lid onder b tot en met e, met gunstig gevolg heeft afgelegd.
Artikel 7
Een aantal van de door elke kandidaat voor het diploma B gedurende zijn studie vervaardigde werkstukken is gedurende het examen ter bezichtiging door de examencommissie aanwezig in het gebouw waar het examen wordt gehouden. Tevens kunnen door de kanidaten foto's van werkstukken worden overgelegd.
1.
Het oordeel van de examencommissie over de kennis en de bekwaamheid van de kandidaat wordt voor ieder onderdeel van het examen, waarin hij is geëxamineerd, uitgedrukt door een der navolgende aanduidingen, die op de in
artikel 9 bedoelde cijferlijst worden weergegeven door het achter de aanduiding geplaatste cijfer
2.
De examencommissie stelt met gebruikmaking van de cijfers, genoemd in het eerste lid, de normen voor het bepalen van de uitslag vast. Voor zover de normen daartoe ruimte laten beslist de commissie over de uitslag bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen wordt de kandidaat geacht te zijn geslaagd.
3.
De normen, bedoeld in het tweede lid, worden ter kennis van Onze voornoemde minister en van de Informatie Beheer Groep gebracht.
Artikel 9
Na de afloop van het examen wordt aan elke kandidaat een door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie of hun plaatsvervangers ondertekende en gedagtekende cijferlijst verstrekt, waarop de uitslag is vermeld. Het model van deze cijferlijst wordt door Onze voornoemde minister vastgesteld.
1.
Aan hem die met gunstig gevolg het examen handvaardigheid (handenarbeid) A heeft afgelegd wordt het staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) A uitgereikt; aan hem die met gunstig gevolg het examen handvaardigheid (handenarbeid) B heeft afgelegd wordt het staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) B uitgereikt.
2.
De staatsdiploma's worden door de voorzitter en de secretaris van de commissie of hun plaatsvervangers ondertekend en gedagtekend.
1.
Indien een kandidaat zich ten aanzien van het examen aan enig bedrog heeft schuldig gemaakt en dit tijdens het examen wordt ontdekt, ontzegt de voorzitter of zijn plaatsvervanger hem de verdere deelneming aan het examen. Indien een kandidaat in enig ander opzicht in strijd met de voorschriften heeft gehandeld en deze onregelmatigheid tijdens het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger hem de verdere deelneming aan het examen ontzeggen.
2.
Indien het bedrog eerst na afloop van het examen, doch voor de uitreiking van het diploma wordt ontdekt, onthoudt de voorzitter of zijn plaatsvervanger de kandidaat het diploma. Indien enige andere onregelmatigheid eerst na afloop van het examen wordt ontdekt, kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger de kandidaat het diploma onthouden.
Artikel 12
De examencommissie brengt telkens na afloop van de examens aan Onze voornoemde minister en aan de Informatie Beheer Groep verslag uit.
Artikel 13
De leden van de examencommissie genieten uit 's Rijks schatkist vergoeding voor reis- en verblijfkosten, overeenkomstig de bepalingen van het Reisbesluit 1971, zomede vacatiegeld volgens regelen, door Onze voornoemde minister te stellen.
1.
Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit staatsexamen diploma's handvaardigheid (handenarbeid)."
2.
Het treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 1972.
3.
De beschikking van de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen van 12 september 1970 tot instelling van een staatsdiploma handvaardigheid ( Ned. Stcrt. 1970, 189) wordt ingetrokken.
4.
Examens, afgenomen op grond van die beschikking, gelden als examens ter verkrijging van het diploma handvaardigheid (handenarbeid) B op grond van dit besluit.
De minister van onderwijs en wetenschappen,
Uitgegeven de elfde april 1972.
De Minister van Justitie,