Besluit van 1 november 1984, ingevolge artikel 13, vierde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk, houdende voorschriften ten opzichte van de staatsraad, benoemd op grond van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Nederlands-Antilliaanse Zaken van 20 juli 1984, nr. 7553, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
Overwegende, dat het wenselijk is uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 13, vierde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 8 oktober 1984, nr. W01.84.0395/04.4.40);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers voor Nederlands-Antilliaanse Zaken en van Binnenlandse Zaken van 16 oktober 1984, nr. 8073;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
1.
De
artikelen 3, eerste lid, en
3a van de Wet op de Raad van State ( Stb. 1962, 88) zijn niet van toepassing op het Arubaanse, Curaçaose en Sint Maartense lid.
2.
Het Arubaanse, Curaçaose of Sint Maartense lid wordt na overleg met de regering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten, ontslagen dan wel op non-actief gesteld overeenkomstig het bepaalde in de
artikelen 11,
12,
13 en
13a van de Wet op de rechterlijke organisatie, met dien verstande, dat in plaats van "procureur-generaal" en "Hoge Raad" wordt gelezen: vice-president, onderscheidenlijk Raad van State van het Koninkrijk.
Artikel 3
Het Arubaanse, Curaçaose of Sint Maartense lid neemt deel aan de werkzaamheden van de Raad van State van het Koninkrijk ingeval de Raad of een afdeling van de Raad wordt gehoord over voorstellen van rijkswet en algemene maatregelen van rijksbestuur die in Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten zullen gelden, of over andere aangelegenheden die overeenkomstig
artikel 11 van het Statuut voor het Koninkrijk Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten raken.
Artikel 5
Het Arubaanse, Curaçaose en Sint Maartense lid dienen hun vaste woonplaats te hebben binnen Nederland.
Artikel 6
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 7
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit staatsraden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
's-Gravenhage, 1 november 1984
De Minister voor Nederlands-Antilliaanse Zaken,
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Uitgegeven de twintigste november 1984
De Minister van Justitie,