Besluit van 17 oktober 1974, tot uitvoering van artikel 10, tweede lid, van de Distributiewet 1939
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Financiën, A. de Goede, van 16 september 1974, no. 674/542 W.J.A., gezien het advies van de Raad voor de gemeentefinanciën van 19 augustus 1974, no. 4670/Rgf 149/4;
Gelet op artikel 10, tweede lid, van de Distributiewet 1939 ( Stb. 633);
De Raad van State gehoord (advies van 2 oktober 1974, no. 11);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister en de voornoemde Staatssecretarissen van 10 oktober 1974, no. 674/618 W.J.A.;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt onder Onze Minister verstaan Onze Minister van Economische Zaken.
Artikel 2
Het Rijk verleent, overeenkomstig het hierna bepaalde, een tegemoetkoming in de kosten door de gemeentebesturen gemaakt bij de uitvoering van de Distributiebeschikking aardolieprodukten 1973 ( Stcrt. 1974, 15).
1.
De in
artikel 2 bedoelde tegemoetkoming bedraagt voor elk uur, dat besteed is aan het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard voor of als rechtstreeks gevolg van de in artikel 2 bedoelde uitvoering of aan het houden van toezicht op zodanige werkzaamheden:
a.
f 23,25 voor zover die uren zijn besteed in een andere dan onder b bedoelde dienstbetrekking;
b.
f 5,25 voor zover die uren zijn besteed in een dienstbetrekking als bedoeld in Hoofdstuk V van de Wet Sociale Werkvoorziening ( Stb. 1967, 687), dan wel onder toepassing van de Regeling Tijdelijke Arbeidsplaatsen 1973 ( Stcrt. 205).
2.
De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming wordt vermeerderd met het bedrag van de betalingen, waartoe de gemeente verplicht was:
a.
uit hoofde van een dienstbetrekking, ter zake van werkzaamheden als in het eerste lid bedoeld aangegaan, over de tijd gedurende welke die dienstbetrekking heeft voortgeduurd na de feitelijke beëindiging van die werkzaamheden, voor zover in die tijd door de betrokkene geen werk ten behoeve van de gemeente is verricht;
b.
wegens de beëindiging van een dienstbetrekking als onder a bedoeld.
Artikel 4
Ter verkrijging van de tegemoetkoming, bedoeld in
artikel 3, doet het betrokken gemeentebestuur binnen zes weken na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit aan Onze Minister in drievoud een schriftelijke opgave toekomen van:
b.
het totale aantal van de in
artikel 3, eerste lid, onder a, bedoelde uren, besteed door ander dan onder a bedoeld personeel van de gemeente, gesplitst naar gewone diensturen en overwerkuren;
e.
het totale aantal van de in de betrokken kring afgegeven of voor afgifte gereed gemaakte machtigingen als bedoeld in artikel 13, onder a, van de Distributiebeschikking aardolieprodukten 1973.
1.
Aan een gemeentebestuur, dat aantoont, dat de overeenkomstig
artikel 3 verleende tegemoetkoming minder dan 85% heeft bedragen van de door die gemeente bij de in
artikel 2 bedoelde uitvoering werkelijk gemaakte kosten, wordt op die tegemoetkoming de tot dekking van 85% van die kosten vereiste aanvulling verstrekt.
2.
Ter verkrijging van een aanvullende tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid doet het betrokken gemeentebestuur binnen drie maanden nadat het door Onze Minister in kennis is gesteld van het bedrag van de in
artikel 3 bedoelde tegemoetkoming, aan Onze Minister met inachtneming van door deze daaromtrent gestelde regelen een gespecificeerde opgave van de werkelijk gemaakte kosten toekomen.
1.
De gemeentebesturen verstrekken Onze Minister op diens schriftelijk verzoek met betrekking tot opgaven als bedoeld in de
artikelen 4 en
5 alle gewenste nadere inlichtingen.
2.
Onze Minister kan naar de juistheid van de opgaven en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, een onderzoek doen instellen.
3.
De gemeentebesturen verlenen de door Onze Minister met het oog op het verrichten van een onderzoek als bedoeld in het tweede lid schriftelijk aangewezen ambtenaren de medewerking, welke zij voor de vervulling van hun taak behoeven.
1.
Onze Minister stelt het gemeentebestuur - al dan niet na toepassing van het bepaalde in
artikel 6 - zo spoedig mogelijk na ontvangst van de opgaven bedoeld in
artikel 4 of
5 in kennis van het uit te keren bedrag.
2.
Indien bij de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde bedrag is uitgegaan van gegevens, afwijkende van die welke door het gemeentebestuur zijn verstrekt, deelt Onze Minister zulks schriftelijk onder opgave van redenen aan het betrokken gemeentebestuur mede.
Artikel 8
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit tegemoetkoming gemeentelijke distributiekosten 1974.
Artikel 9
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.
Soestdijk, 17 oktober 1974
De Minister van Economische Zaken,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
De Staatssecretaris van Financiën,
Uitgegeven de eenendertigste oktober 1974.
De Minister van Justitie,