1.
Onze Minister is gemachtigd geheel of gedeeltelijk vrijstelling te verlenen van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van gewone omstandigheden aan hem, die tot het personeel behoort en die:
a. verkeert in één der gevallen, als aangegeven in artikel 3, eerste lid, van Ons besluit, doch niet in aanmerking is gekomen voor vrijstelling van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden of ten aanzien van wie de verleende vrijstelling op grond van het bepaalde in het tweede lid van dat artikel is ingetrokken;
b. de hoedanigheid bezit, als aangegeven in artikel 2, eerste lid, a , onder nummer 15, van Ons besluit en op grond daarvan in aanmerking komt voor vrijstelling van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden, doch ten aanzien van wie, op grond van het bepaalde in het tweede lid van dat artikel, de vrijstelling niet is verleend of de verleende vrijstelling is ingetrokken;
c. door het sluiten van een verbintenis bij het personeel zich heeft verplicht tot het verrichten van werkelijke dienst in geval van gewone omstandigheden, welke uitgaat boven of dient ter vervanging van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van gewone omstandigheden;
d. is aangewezen om in geval van buitengewone omstandigheden als militair een zelfde functie te vervullen als die, welke hij als burger vervult;
e. een verbintenis bij het personeel heeft gesloten ingevolge het gestelde in Onze besluiten van 11 november 1948, Stb. I 501, 10 januari 1952, Stb. 11, 12 september 1952, Stb. 468, 23 oktober 1952, Stb. 533, 6 november 1952, Stb. 550 en 11 juli 1956, Stb. 404; of
f. niet is bestemd voor het vervullen van een functie in de oorlogsorganisatie der krijgsmacht.
g. in zeer bijzondere omstandigheden verkeert waarin naar het oordeel van Onze Minister het belang van opkomst redelijkerwijs niet opweegt tegen het persoonlijk of zakelijk belang bij die vrijstelling.
2.
Onze Minister is gemachtigd, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de krijgsmacht noodzakelijk is, een op grond van het bepaalde in het voorgaande lid geheel of gedeeltelijk verleende vrijstelling van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienstin geval van gewone omstandigheden in te trekken.
Inhoudsopgave
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht