1.
De bijdrage voor de zorg, bedoeld in de
artikelen 4,
5 en
6 van het Besluit, bedraagt € 14,20 per uur of per dagdeel van maximaal vier uur, indien de zorg,
bedoeld in artikel 6, wordt verleend in groepsverband. Indien er sprake is van zorgverlening, niet zijnde zorg in groepsverband, gedurende een deel van een uur, wordt de bijdrage naar evenredigheid berekend.
2.
De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan:
a.
voor de ongehuwde verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.331 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.331;
b.
voor de ongehuwde verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.634 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.634;
c.
voor de gehuwde verzekerden indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 27,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 27.917 het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 27.917;
d.
voor de gehuwde verzekerden die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 27,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.046 het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.046.
3.
Bij de toepassing van het tweede lid wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier weken en een periode die, afhankelijk van resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt.
4.
Op het op grond van het eerste en tweede lid vastgestelde bedrag worden de eigen bijdrage die voor maatschappelijke ondersteuning verschuldigd is ingevolge de
Wet maatschappelijke ondersteuning en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming ingevolge die wet voor eigen rekening komt, in mindering gebracht.
5.
De bijdrage is niet verschuldigd:
a.
indien de verzekerde of zijn echtgenoot, een bijdrage ingevolge de
artikelen 4 of
14 verschuldigd is;
b.
in die gevallen dat de zorgverzekeraar, op advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, van oordeel is dat het verschuldigd zijn van de bijdrage ertoe leidt dat de zorg niet wordt verstrekt en dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of ontwikkeling van een minderjarige verzekerde tot gevolg heeft;
c.
voor advies, instructie en voorlichting door een aan een instelling verbonden gespecialiseerde verpleegkundige;