Let op. Deze wet is vervallen op 1 juli 2015. U leest nu de tekst die gold op 30 juni 2015.

Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945

Uitgebreide informatie
Besluit van 5 oktober 1945, houdende vaststelling van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Sociale Zaken van 5 September 1945, n°. 4600, afdeeling Arbeid II;
Overwegende, dat het wenschelijk is gebleken, in afwachting van het tot stand komen van een nadere wettelijke regeling, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (Staatsblad 1944, n°. E 52), laatstelijk gewijzigd bij Ons besluit van 29 December 1944 (Staatsblad n°. E 157), te herzien en opnieuw vast te stellen;
Den Raad van State gehoord (advies van 25 September 1945, n°. 16);
Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 2 October 1945, n°. 4827, afdeeling Arbeid II;
Hebben goedgevonden en verstaan:
vast te stellen de navolgende bepalingen
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. werknemer:
2°. degene, die persoonlijk arbeid verricht voor een ander, tenzij hij dergelijke arbeid in de regel voor meer dan twee anderen verricht of hij zich door meer dan twee andere personen, niet zijnde zijn echtgenoot of geregistreerde partner of bij hem inwonende bloedverwanten of aanverwanten of pleegkinderen, laat bijstaan of deze arbeid voor hem slechts een bijkomstige werkzaamheid is;
c. werkgever:
2°. de natuurlijke of rechtspersoon, voor wie de onder b sub 2°. genoemde arbeid wordt verricht;
d. arbeidsverhouding: de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer;
e. loon: de vergoeding van de werkgever aan de werknemer ter zake van de arbeid;
f. dringende reden voor de werkgever: daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, welke ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding te laten voortduren;
g. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
1.
Dit besluit is niet van toepassing op de arbeidsverhouding van:
a. werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam;
b. onderwijzend en docerend personeel, werkzaam aan onderwijsinrichtingen, staande onder beheer van een natuurlijk of rechtspersoon;
c. personen, die een geestelijk ambt bekleden;
d. de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat;
2.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, wordt onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.
3.
Onze Minister kan voorts bepalen, dat dit besluit of sommige artikelen van dit besluit niet van toepassing zijn op de arbeidsverhouding van door hem aangewezen werknemers of groepen van werknemers.
Artikel 3
Voor zover in dit besluit wordt afgeweken van bestaande wetten en verordeningen, daaronder begrepen de afdelingen 1 tot en met 9 van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Arbeidsgeschillenwet 1923, de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten , is dit besluit van kracht, zolang een nadere wettelijke regeling niet tot stand is gekomen.
1.
De werkgever behoeft voor de opzegging van de arbeidsverhouding voorafgaande toestemming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2.
De werkgever behoeft deze toestemming niet:
a. indien de opzegging onverwijld geschiedt om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de werknemer ;
b. tijdens de proeftijd;
c. indien de opzegging geschiedt ten gevolge van faillissement van de werkgever of toepassing ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de toestemming als bedoeld in het eerste lid.
4.
Alvorens een beslissing inzake het verlenen van toestemming krachtens het eerste lid wordt genomen, hoort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vertegenwoordigers van de in aanmerking komende organisaties van werkgevers en werknemers, behoudens in bij ministeriële regeling bepaalde gevallen.
5.
Onze Minister kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming als bedoeld in het eerste lid. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming in individuele gevallen.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen voorzieningen worden getroffen voor het geval het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn uit dit artikel voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt.
7.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen brengt aan Onze Minister verslag uit over de wijze waarop de bevoegdheid tot het verlenen van de toestemming is uitgeoefend. Bij ministeriële regeling worden hieromtrent nadere regels gesteld.
8.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is verplicht aan Onze Minister desgevraagd binnen een daartoe gestelde termijn en op de aangegeven wijze kosteloos alle opgaven te verstrekken betreffende de wijze waarop de bevoegdheid tot het verlenen van de toestemming is uitgeoefend.
9.
Van het eerste lid kan bij ministeriële regeling voor bepaalde werknemers of groepen van werknemers voorwaardelijk of onvoorwaardelijk ontheffing of vrijstelling worden verleend.
10.
Tegen beslissingen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake het verlenen van toestemming op grond van het eerste lid staat geen beroep open bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
1.
Het is de werkgever verboden de werktijd van de werknemer op minder uren per week te stellen of gesteld te houden dan voor of door die werknemer is overeengekomen.
2.
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van het in het eerste lid genoemde verbod in geval van buitengewone omstandigheden die tot gevolg hebben dat de arbeid tijdelijk geheel of gedeeltelijk niet kan worden verricht. Aan een vrijstelling kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.
1.
Een opzegging zonder de op grond van artikel 6 vereiste toestemming is vernietigbaar.
2.
Handelingen in strijd met artikel 8, eerste lid, zijn vernietigbaar.
3.
De werknemer kan gedurende zes maanden een beroep op deze vernietigingsgrond doen.
Artikel 10
Artikel 8, zoals dit luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel V, onderdeel A, van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV, blijft van toepassing op het verzoek van de werkgever om ontheffing op grond van artikel 8, derde lid, dat door Onze Minister is ontvangen voor genoemd tijdstip, de daarop te verlenen ontheffing en maximaal drie verzoeken om aansluitende verlenging en de daarop te verlenen ontheffingen alsmede op de voor genoemd tijdstip verleende ontheffing en de daarop gedane verzoeken om aansluitende verlenging en de daarop te verlenen ontheffingen tot een maximum van drie ontheffingen.
Artikel 30
Burgerlijke rechtsvorderingen van werkgevers of werknemers, welke voortvloeien uit niet-naleving van het bepaalde bij of krachtens dit besluit, worden geacht betrekkelijk te zijn tot een arbeidsovereenkomst. De artikelen 131 en 241 van Boek 2 (Rechtspersonen) van het Burgerlijk Wetboek blijven echter op deze vorderingen van toepassing.
Artikel 32
Onze Minister kan bevoegdheden, welke krachtens dit besluit aan hem of aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen toekomen, overdragen aan organisaties uit het bedrijfsleven.
1.
Dit besluit, ten aanzien waarvan de bevoegdheid, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van het Besluit op den bijzonderen staat van beleg niet kan worden uitgeoefend, treedt in werking met ingang van 15 oktober 1945.
2.
Met ingang van die datum vervalt het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (Besluit van 17 juli 1944, Staatsblad no. E 52, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 december 1944, Staatsblad no. E 157).
Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel: Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945.
Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.
's-Gravenhage, den 5den October 1945
De Minister van Sociale Zaken,
Uitgegeven den achtsten October 1945.
De Minister van Justitie,
Inhoudsopgave
+ Eerste titel Algemene Bepalingen
+ Tweede titel Van het aangaan en het beëindigen der arbeidsverhouding en daarmede verband houdende onderwerpen
+ Derde titel Van de lonen en andere arbeidsvoorwaarden
+ Vierde titel Strafbepalingen
+ Vijfde titel Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht