Circulaire Afgifte jachtakten Flora- en faunawet
Paragraaf 1. Aanleiding
In het kader van de afgifte jachtakten
Flora- en faunawet is er een aantal onduidelijkheden ontstaan ten aanzien van de wapens die mogen worden bijgeschreven op de jachtakten. Met name ten aanzien van zogenaamde groot-kaliber wapens, die worden gebruikt in het kader van beheer en schadebestrijding als bedoeld in de
Flora- en faunawet , en ten aanzien van het voorhanden hebben van loodhagel voor het gebruik op schietbanen zijn vragen gerezen. Teneinde duidelijkheid te verschaffen voor de korpschefs van de regionale politiekorpsen, die belast zijn met de afgifte van jachtakten, is deze circulaire opgesteld.
Paragraaf 2 : Inleiding
De
Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet bundelt de bepalingen omtrent de soortenbescherming die voorheen in de Vogelwet 1936, de Natuurbeschermingswet, de
Jachtwet , de Wet bedreigde dier- en plantensoorten en de Nuttige dierenwet 1914 waren opgenomen.
De systematiek van de
Flora- en faunawet is ten opzichte van de
Jachtwet gewijzigd. De
Flora- en faunawet kent nog slechts 6 wildsoorten (haas, fazant, patrijs, wilde eend, konijn, houtduif), waarop in beginsel de jacht kan worden geopend. Voor de overige diersoorten geldt een regime van beheer en schadebestrijding. Ook voor de 6 wildsoorten geldt dit regime van beheer en schadebestrijding buiten de bepalingen omtrent de reguliere jacht.
De
Wet wapens en munitie verbiedt in beginsel het voorhanden hebben en dragen van wapens. Deze verbodsbepalingen omtrent voorhanden hebben en dragen van wapens gelden onder meer niet indien men beschikt over een jachtakte. De
Flora- en faunawet bevat een aantal eisen waaraan moet zijn voldaan alvorens een jachtakte kan worden verleend.
De eisen die worden gesteld aan het verlenen van een jachtakte en de wapens die daarop mogen worden bijgeschreven zijn dus enerzijds gebaseerd op de
Wet wapens en munitie en anderzijds de
Flora- en faunawet .
De genoemde uitzondering om wapens en munitie voorhanden te mogen hebben en te dragen geldt alleen voor de voor de jacht of beheer en schadebestrijding in Nederland bestemde wapens en munitie van categorie III
1 . De
Wet wapens en munitie bevat nadere eisen voor het voorhanden hebben en dragen van wapens, zoals onder meer een leeftijdgrens, de eis van een redelijk belang en bepalingen in het belang van de openbare orde en veiligheid.
De
Flora- en faunawet bevat een nadere uitwerking van de eisen die in het kader van de
Wet wapens en munitie worden gesteld aan het voorhanden hebben en gebruik van wapens. Daarnaast zijn op grond van de
Flora- en faunawet nadere eisen gesteld omtrent wapens en munitie die mogen worden gebruikt in het kader van jacht of beheer en schadebestrijding in Nederland als bedoeld in de wet. Onverminderd de overige eisen die worden gesteld aan het verlenen van een jachtakte, mogen wapens en munitie die dus niet aan de op grond van de
Wet wapens en munitie en de
Flora- en faunawet gestelde eisen voldoen, niet op de jachtakte worden bijgeschreven.
Verlenen jachtakten
De bevoegdheid tot het nemen van beschikkingen omtrent het verlenen van jachtakten berust bij de korpschef van het regionale politiekorps in de regio, waarin de woonplaats van de aanvrager is gelegen.
Indien de aanvrager niet woonachtig is in Nederland is de korpschef van het politiekorps in de regio Haaglanden bevoegd.
Intrekking jachtakten
De bevoegdheid tot het nemen van beschikkingen tot intrekking van jachtakten berust bij de korpschef die de akte heeft verleend.
De bevoegdheid tot het nemen van beschikkingen tot intrekken van jachtakten berust eveneens bij de Minister van Justitie in het geval dat de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie dan wel van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, of indien er anderszins aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapen en munitie niet langer kan worden toevertrouwd.
Bezwaar en beroep
Tegen beschikkingen omtrent het verlenen of intrekken van jachtakten kan bezwaar worden aangetekend bij de korpschef die het betreffende besluit heeft genomen.
Indien de jachtakte door de korpschef is geweigerd of ingetrokken om redenen als bedoeld in
artikel 39, eerste lid, onderdeel e, of
artikel 41, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Flora- en Faunawet ('vrees voor misbruik' in de zin van onderdeel B/4.3. van de Circulaire wapens en munitie) staat administratief beroep open bij de Minister van Justitie. Het spreekt voor zich dat ook administratief beroep openstaat bij de Minister van Justitie indien een jachtakte, naast de grond van 'vrees voor misbruik', mede op andere gronden wordt geweigerd of ingetrokken.
a.
de aanvrager heeft de leeftijd van achttien jaar bereikt;
b.
de aanvrager heeft genoegzaam aangetoond in de gelegenheid te zijn om met gebruikmaking van een geweer te jagen in een jachtveld, waarin hem het genot van de jacht overeenkomstig de artikelen 33 of 34 toekomt of waarin hem de uitoefening van dat genot overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 36 is toegestaan;
c.
de aanvrager heeft aangetoond met gunstig gevolg een door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij erkend jachtexamen te hebben afgelegd en
d.
de aanvrager heeft een geldig bewijs van verzekering als bedoeld in
artikel 54, zesde lid, van de Flora- en faunawet overgelegd.
Is aan de bovengenoemde voorwaarden voldaan dan heeft de aanvrager een redelijk belang bij het voorhanden hebben van de voor de jacht bestemde wapens en munitie van de categorie III, tenzij er andere redenen zijn om de jachtakte niet te verlenen in verband met 'vrees voor misbruik' gebaseerd op de
Wet wapens en munitie en nader uitgewerkt in onderdeel B/4.3. van de Circulaire wapens en munitie.
Bij de besluitvorming tot het al dan niet verlenen van een jachtakte wordt beoordeeld of er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid om te jagen, of , voorzover van toepassing, van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, misbruik zal maken of hierdoor een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen of dat de aanvrager nalatig zal zijn te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht. Een jachtakte mag niet worden verleend als aan aanvrager de bevoegdheid om te jagen is ontzegd bij een rechterlijke uitspraak, welke voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, en de tijd, voor welke die bevoegdheid is ontzegd, nog niet is verstreken of als aanvrager in de twee jaren, voorafgaande aan het verzoek tot het verkrijgen van een jachtakte, wegens één der bij of krachtens de
Flora- en faunawet strafbaar gestelde feiten, dan wel wegens een feit strafbaar gesteld bij de
Wet op de dierenbescherming of de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voorzover het gedragingen in
hoofdstuk III van die wet, betreft, is veroordeeld of indien hij de vervolging deswege overeenkomstig de bepalingen van
artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht heeft voorkomen.
Ad a. leeftijdsgrens 18 jaar
Teneinde te kunnen beoordelen of aanvrager de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, dient een geldig legitimatiebewijs te worden overgelegd.
Ad b. gelegenheid om met geweer te jagen in jachtveld/genot van de jacht
Aangetoond moet worden dat degene voor wie de jachtakte bestemd is in de gelegenheid is tot het jagen in een jachtveld dat voldoet aan de eisen als gesteld in de
artikelen 10 en
11 van het Jachtbesluit. Het genot van de jacht met gebruikmaking van een geweer mag alleen worden uitgeoefend in een jachtveld met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 40 hectare per jachthouder waarop deze als zodanig bevoegd is te jagen en bovendien ten minste zoveel maal 40 hectare als er behalve de jachthouder zelf ook anderen bevoegd zijn te jagen uit hoofde van een schriftelijke toestemming als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de wet (uitoefenen van de jacht buiten gezelschap van de jachthouder). De cumulatieve eis van 40 hectare geldt niet voor jachtopzichters, noch voor personen die het genot van de jacht in gezelschap van de jachthouder uitoefenen. De berekening van de oppervlakte van een jachtveld is nader uitgewerkt in de
artikelen 10 en
11 van het Jachtbesluit.
Aanvrager dient aan te geven waar het jachtveld dat zal worden bejaagd is gelegen en dient aan te tonen dat het jachtveld voldoet aan de hierboven omschreven eisen.
Bovendien dient aanvrager aan te geven uit hoofde waarvan de gelegenheid tot jagen bestaat.
Men kan gerechtigd zijn tot het genot van de jacht op grond van de
artikelen 33 of
34 van de Flora- en faunawet, als:
-
erfpachter, vruchtgebruiker, beklemde meier of pachter;
-
wederhuurder.
De gelegenheid tot jagen kan ook bestaan uit hoofde van een toestemming van de jachthouder op grond van
artikel 36 Flora- en faunawet:
-
toestemming van de jachthouder om het genot van de jacht in diens gezelschap uit te oefenen of
-
schriftelijke en gedagtekende toestemming van de jachthouder om het genot van de jacht buiten diens gezelschap uit te oefenen.
Op grond van stukken en bescheiden dient te worden aangetoond uit welke hoofde het genot van de jacht zal worden uitgeoefend.
Ad c. exameneisen
Aanvrager dient aan te tonen dat met gunstig gevolg een door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op grond van de
Flora- en faunawet erkend jachtexamen voor de jacht met het geweer is afgelegd. Dit kan door het overleggen van een kopie van het examenbewijs.
Op grond van de
Flora- en faunawet geldt een overgangsregeling voor personen die vanaf 1 januari 1977 in enig jaar een jachtakte als bedoeld in de
Jachtwet is uitgereikt. Aanvrager dient aan te geven in welk jaar, onder welk nummer en door welk bestuursorgaan de jachtakte in het verleden is verleend.
Voor het verlenen van een zogenaamde logeerakte geldt de eis van een door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op grond van de
Flora- en faunawet erkend jachtexamen niet. Aanvragers dienen echter wel aan te tonen gerechtigd te zijn om te jagen in het land waarin hij zijn woon- of verblijfplaats heeft.
Ad d. verzekeringseis
De
Flora- en faunawet stelt als eis dat degene die met een geweer jaagt, gehouden is ervoor zorg te dragen dat zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade waartoe het verrichten van die handelingen met gebruikmaking van een geweer aanleiding kan geven door een verzekering is gedekt.
Een kopie van het verzekeringsbewijs dient te worden overgelegd.
Paragraaf 5. : Geweren/munitie die op de jachtakte mogen worden bijgeschreven
Indien aan de hiervoor vermelde eisen is voldaan, kan in beginsel een jachtakte worden verleend.
De geweren die op de jachtakte mogen worden bijgeschreven dienen echter wel te voldoen aan de eisen omtrent kaliber en de te bezigen munitie.
In het
Jachtbesluit zijn in de
artikelen 12 en
13 regels opgenomen omtrent het kaliber van geweren en de te bezigen munitie. In het
Besluit beheer en schadebestrijding dieren zijn in
artikel 7 eveneens regels opgenomen omtrent het kaliber van geweren en de te bezigen munitie. Alleen geweren/munitie die aan bedoelde eisen voldoen mogen op de jachtakte worden bijgeschreven.
Loodpatronen
In
artikel 13, tweede lid, van het Jachtbesluit is bepaald dat hagelpatronen die metallisch lood bevatten, niet zijn toegestaan. Het is dus niet toegestaan dat hagelpatronen die metallisch lood bevatten op de jachtakte worden bijgeschreven.
Voor het voorhanden hebben van hagelpatronen die metallisch lood bevatten voor gebruik op de schietbaan, kan een apart verlof worden aangevraagd op grond van de
Wet wapens en munitie . Indien dit verlof wordt verleend hoeft er geen apart verlofdocument te worden afgegeven maar kan er worden volstaan met een aantekening op de jachtakte zoals dit ook gebeurde onder de werking van de
Jachtwet 2 .
Groot kaliber-geweren
Voor bijschrijving van geweren/munitie die in het kader van beheer en schadebestrijding worden gebruikt, dient men aannemelijk te maken dat er sprake is van een redelijk belang om dergelijke wapens/munitie voorhanden te houden en te gebruiken.
Onverminderd de overige bepalingen van de
Flora- en faunawet is er sprake van een redelijk belang in de volgende gevallen:
1.
bij gebruik van een vergunning of ontheffing verleend krachtens de Vogelwet 1936, de
Jachtwet en artikel 25 van de Natuurbeschermingswet, voorzover de vergunning of ontheffing nog van kracht is;
4.
indien kan worden aangetoond dat niet langer dan drie jaar voor het tijdstip van het verzoek tot bijschrijving op de jachtakte gebruik is gemaakt van een vergunning of ontheffing als bedoeld onder 1, 2 of 3.
Het redelijk belang kan worden aangetoond door overlegging van een kopie van de betreffende ontheffing, vergunning of opdracht. Indien een ontheffing, vergunning of opdracht is verleend aan een Wildbeheereenheid, een Faunabeheereenheid of een andere rechtspersoon, dient aangetoond te worden dat men tot het gebruik daartoe gerechtigd is. Dat kan bijvoorbeeld door aan te tonen dat men een bij de betreffende Wildbeheereenheid of Faunabeheereenheid aangesloten jachthouder is.
Uit de betreffende ontheffing, vergunning of opdracht moet blijken dat het gebruik van groot-kaliber wapens en munitie is toegestaan. Het moet dus gaan om een ontheffing, vergunning of opdracht om dieren te doden, waarbij het dieren betreft waarvoor het betreffende groot-kaliber geweer en munitie is toegestaan.
Incidenteel gebruik groot-kaliber wapens
Onder de
Jachtwet was het gebruikelijk gastjagers uit te nodigen om te assisteren het benodigde afschot te realiseren. Ook onder de
Flora- en faunawet blijft dit onder voorwaarden mogelijk.
Onder de
Flora- en faunawet blijft het mogelijk om anderen te verzoeken om ondersteuning te verlenen bij de uitvoering van de bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding.
Het verlenen van ondersteuning bij de uitvoering van bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding is mogelijk onder de volgende voorwaarden:
d.
ondersteuning is alleen mogelijk in aanwezigheid van de betreffende jachtaktehouder.
Het zogenaamde incidentele gebruik van groot-kaliber wapens in het kader van ondersteuning ten behoeve van beheer en schadebestrijding is een redelijk belang.
Er is sprake van een redelijk belang in de volgende gevallen:
1.
indien kan worden aangetoond dat ondersteuning wordt verleend bij de uitoefening van bevoegdheden op grond van een vergunning verleend krachtens de
Jachtwet , voorzover de vergunning nog van kracht is;
3.
indien kan worden aangetoond dat niet langer dan drie jaar voor het tijdstip van het verzoek tot bijschrijving op de jachtakte ondersteuning is verleend bij de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld onder 1 en 2.
Ondersteuning kan worden aangetoond door overlegging van schriftelijke bewijzen, zoals een uitnodiging of verzoek tot ondersteuning of een verklaring van degene die daartoe bevoegd is dat de aanvrager is uitgenodigd/verzocht tot ondersteuning, een kopie van de betreffende vergunning of ontheffing en voorzover van toepassing een schriftelijke toestemming van de grondgebruiker aan de ondersteunende jachtaktehouder voor het betreden van zijn grond in het kader van beheer en schadebestrijding als bedoeld in de
Flora- en faunawet . Indien het bewijs is overgelegd, dan is er sprake van een redelijk belang voor bijschrijving van de voor het noodzakelijk afschot benodigde wapens en munitie.
Bezwaar
Tegen de weigering om een groot kaliber geweer bij te schrijven op de jachtakte in verband met het ontbreken van een redelijk belang kan uitsluitend bezwaar worden aangetekend bij de korpschef die het betreffende besluit heeft genomen.
Administratief beroep bij de Minister van Justitie kan niet worden ingesteld, tenzij er sprake is van een situatie van 'vrees voor misbruik' (zie
artikel 42, vierde lid, van de Flora- en faunawet en paragraaf 3, onder 'Bezwaar en beroep' van deze circulaire).
Jacht in buitenland
Op de jachtakte mogen alleen wapens en munitie worden bijgeschreven die in het kader van de jacht of beheer en schadebestrijding op grond van de
Flora- en faunawet in Nederland worden gebruikt.
Wapens en munitie die uitsluitend worden gebruikt in het buitenland kunnen niet op de jachtakte worden bijgeschreven. Een redelijk belang in het kader van jacht of beheer en schadebestrijding in Nederland in de zin van de
Flora- en faunawet ontbreekt.
's-Gravenhage, 23 mei 2002