Wet van 23 april 2003 tot aanvulling van de Wet personenvervoer 2000, strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein (Concessiewet personenvervoer per trein)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gezien de verantwoordelijkheid van de minister voor het openbaar personenvervoer de toegang tot de markt van het openbaar vervoer per trein te ordenen door de invoering van een concessiestelsel;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1.
Tot zes maanden na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van deze wet in werking is getreden is
artikel 19 van de Wet personenvervoer 2000 niet van toepassing op openbaar vervoer per trein dat gedurende die periode wordt verricht ter uitvoering van een voor dat tijdstip tot stand gekomen openbare-dienstcontract als bedoeld in artikel 14 van
verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1969 betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (PbEG L 156).
2.
Tot zes maanden na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van deze wet in werking is getreden is
artikel 60a van de Wet personenvervoer 2000 niet van toepassing op concessies voor openbaar vervoer per trein dat voordien werd verricht ter uitvoering van een openbare-dienstcontract als bedoeld in het eerste lid.
Artikel VI. Inwerkingtreding
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Gegeven te 's-Gravenhage, 23 april 2003
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Uitgegeven de dertigste juni 2003
De Minister van Justitie,