Artikel 2a
Het onderzoeksplan, bedoeld in artikel 10 a , tweede lid, van de wet, vermeldt in ieder geval:
–
de vraagstelling van het onderzoek;
–
het belang van het onderzoek voor de gezondheid of voeding van mens of dier;
–
het maatschappelijke en wetenschappelijke belang van het onderzoek;
–
de deskundigheid, waaronder begrepen de mate van ervaring op het desbetreffende onderzoeksgebied, van degene die de opzet en uitvoering van de proef bepaalt, in verband met artikel 9 van de wet;
–
door wie of door welke commissie de wetenschappelijke kwaliteit is beoordeeld;
–
de argumentatie, waarom de vraagstelling niet met minder dieren of anders dan met behulp van proefdieren kan worden beantwoord;
–
de motivering van de keuze van de soort en het aantal proefdieren;
–
de herkomst van de proefdieren;
–
de beoogde behandeling en verzorging, waaronder begrepen de huisvesting, voor, tijdens en na de proef, alsmede de deskundigheid van de hiermee belaste persoon, in verband met artikel 12 van de wet;
–
de aard, de frequentie en de duur van de ingrepen waaraan het dier wordt onderworpen;
–
de mate van ongerief dat de proefdieren wordt of kan worden berokkend;
–
de toepassing van verdoving of pijnstillende middelen en andere methoden ter vermijding van ongerief;
of
een dier eerder is gebruikt in verband met artikel 13, derde lid, van de wet;
–
of en, zo ja, op welk moment besloten zal worden over te gaan tot verantwoord doden van betrokken proefdieren, alsmede de methode welke wordt toegepast;
–
de uiteindelijke bestemming van het dier na de proef.