1.
De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten.
2.
Regeling en bestuur kunnen van het gemeentebestuur worden gevorderd bij of krachtens een andere dan deze wet ter verzekering van de uitvoering daarvan, met dien verstande dat het geven van aanwijzingen aan het gemeentebestuur en het aan het gemeentebestuur opleggen of in zijn plaats vaststellen van beslissingen, slechts kan geschieden indien de bevoegdheid daartoe bij de wet of krachtens de wet bij provinciale verordening is toegekend.
Artikel 109
Bij of krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen gemeenten.
1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a.
plan: een beslissing die een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde keuzes bevat omtrent door het gemeentebestuur te nemen besluiten of te verrichten andere handelingen, ten einde een of meer doelstellingen te bereiken;
b.
beleidsverslag: een schriftelijke rapportage betreffende het door het gemeentebestuur gevoerde beleid op een of meer beleidsterreinen dan wel op onderdelen daarvan en de samenhang daarbinnen of daartussen.
2.
Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure kan vanwege het Rijk van het gemeentebestuur slechts worden gevorderd in bij de wet te bepalen gevallen.
3.
Een verplichting als bedoeld in het tweede lid geldt voor ten hoogste vier jaren, tenzij de wet anders bepaalt.
4.
Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure kan vanwege het Rijk in andere dan bij de wet bepaalde gevallen voor een termijn van ten hoogste vier jaar van het gemeentebestuur worden gevraagd als onderdeel van de regeling van een tijdelijke specifieke uitkering als bedoeld in
artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet.
5.
Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter voorbereiding daarvan volgen van de voorgeschreven procedure wordt van een gemeentebestuur niet gevorderd of gevraagd, dan nadat is aangegeven hoe de financiële gevolgen ervan voor de gemeente worden gecompenseerd.
6.
Dit artikel is niet van toepassing op de begroting, bedoeld in
artikel 190, en op de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in
artikel 197.
1.
Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag als bedoeld in
artikel 110 en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure wordt alleen gevorderd, indien:
a.
dit noodzakelijk is uit een oogpunt van afstemming tussen gemeentelijk beleid en het beleid van de betrokken provincie of het Rijk, of
b.
de ontwikkeling van beleid op een nieuw beleidsterrein dit noodzakelijk maakt.
2.
Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag als bedoeld in
artikel 110 en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure wordt niet gevorderd, indien:
a.
het gemeentebestuur daardoor ontoelaatbaar beperkt wordt in zijn inhoudelijke of financiële beleidsruimte;
b.
de bestuurslasten niet in redelijke verhouding staan tot de te verwachten baten of een aanzienlijk beslag leggen op de voor het betrokken beleidsterrein beschikbare middelen;
c.
integratie met een bestaand plan of een bestaand beleidsverslag dan wel met de begroting, bedoeld in
artikel 190, of de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in
artikel 197, mogelijk is;
d.
het bevorderen van de samenhang in het gemeentelijk beleid door onderlinge afstemming van onderdelen daarvan onmogelijk wordt;
e.
het uitsluitend dient tot het verkrijgen van informatie.
3.
Indien in een voorstel van wet tot invoering of wijziging van bepalingen waarbij het vaststellen van een plan of een beleidsverslag als bedoeld in
artikel 110 en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure wordt gevorderd, wordt afgeweken van het bepaalde bij of krachtens
artikel 110 en dit artikel, wordt die afwijking gemotiveerd in de bij het voorstel behorende toelichting.