Let op. Deze wet is vervallen op 1 januari 2013. U leest nu de tekst die gold op -.

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Uitgebreide informatie
1.
Terzake van het houden van varkens wordt van de persoon of rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat een bedrijf voert onder de naam varkensheffing een heffing geheven ter bestrijding van de kosten:
a. bedoeld in artikel 83 en 88, vijfde lid, voor zover die kosten noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van voor varkens op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten;
b. van de tegemoetkomingen bedoeld in artikel 86, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 90, alsmede de vergoedingen bedoeld in artikel 91, voor zover die tegemoetkomingen, respectievelijk vergoedingen, voortvloeien uit de bestrijding van voor varkens op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten;
c. van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 3, voor zover die kosten noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van voor varkens op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten, waartoe tevens gerekend worden de kosten van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen die noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van het welzijn van dieren dan wel met het oog op onderzoek naar de mate van verspreiding van die ziekten in Nederland, en
d. die noodzakelijk zijn met het oog op de heffing en invordering van de varkensheffing.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de varkensheffing, met ingang van 1 januari van een op de datum van inwerkingtreding van die maatregel volgend kalenderjaar, tevens wordt geheven ter bestrijding van de kosten van het Diergezondheidsfonds, voor zover noodzakelijk met het oog op het weren van voor varkens op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten.
3.
De heffing wordt geheven per bedrijf per kalenderjaar.
1.
De varkensheffing wordt geheven naar het aantal varkens, uitgedrukt in heffingseenheden, dat gemiddeld in een kalenderjaar op het bedrijf wordt gehouden. De omrekening van varkens in heffingseenheden geschiedt overeenkomstig de bij deze wet behorende bijlage.
2.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de wijze waarop het gemiddelde aantal varkens wordt bepaald.
Artikel 91c
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat over de bij die maatregel vast te stellen categorieën varkens geheel of ten dele geen varkensheffing verschuldigd is.
1.
Het tarief van de varkensheffing bedraagt € 5,22 per heffingseenheid.
2.
Telkens met ingang van 1 januari van het kalenderjaar, volgende op een periode van drie kalenderjaren, te rekenen vanaf 1 januari 1998, kan het tarief van de varkensheffing voor de op die periode volgende periode van drie kalenderjaren worden gewijzigd. Een wijziging als bedoeld in de vorige volzin geschiedt bij algemene maatregel van bestuur die in werking treedt voor het tijdstip waarop de periode aanvangt waarop de wijziging van het tarief betrekking heeft.
3.
Wijziging van het tarief op grond van het tweede lid geschiedt op basis van het saldo van:
a. een raming van de kosten, bedoeld in artikel 91a, eerste lid, en, voor zover van toepassing, artikel 91a, tweede lid, over een periode van drie kalenderjaren, te rekenen vanaf 1 januari van het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, bij welke raming rekening wordt gehouden met het totaal van de kosten, bedoeld in artikel 91a, eerste lid, over een periode van drie jaar die eindigt op 1 juli van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de periode waarop de raming betrekking heeft;
b. ten hoogste 50% van de door het Diergezondheidsfonds gemaakte kosten, bedoeld in artikel 91a, eerste lid, over de periode vanaf de datum van invoering van de varkensheffing tot 1 januari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, voor zover die kosten meer bedragen dan de totale som van de varkensheffing, bestemd voor de bestrijding van die kosten, zoals geheven over de tot laatstbedoelde datum verstreken kalenderjaren, en, voor zover van toepassing,
c. ten hoogste 50% van de door het Diergezondheidsfonds gemaakte kosten, bedoeld in artikel 91a, tweede lid, over de periode vanaf de in dat artikellid genoemde datum tot 1 januari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, voor zover die kosten meer bedragen dan de totale som van de varkensheffing, bestemd voor de bestrijding van die kosten, zoals geheven over de tot laatstbedoelde datum verstreken kalenderjaren.
4.
In geval van toepassing van artikel 91a, tweede lid, wordt bij de in dat artikellid bedoelde algemene maatregel van bestuur het tarief van de varkensheffing verhoogd met ingang van 1 januari van het in artikel 91a, tweede lid, bedoelde kalenderjaar. De tariefsverhoging wordt gebaseerd op een raming van de kosten, bedoeld in artikel 95c, onderdeel c, over de kalenderjaren, te rekenen vanaf de in de vorige volzin bedoelde datum tot de datum met ingang waarvan uit hoofde van het tweede lid het tarief van de varkensheffing kan worden gewijzigd, voor zover die kosten betrekking hebben op de diersoort varken.
1.
Het tarief van de varkensheffing wordt verminderd met:
a. het aantal procentpunten dat overeenkomt met de uitkomst van de vermenigvuldiging van het aantal tot het bedrijf behorende vestigingen waarvan elke opstal of elk perceel grond op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar is gelegen buiten een concentratiegebied als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet en de deling van het cijfer 15 door het totaal aantal vestigingen van het desbetreffende bedrijf;
b. 40 procentpunten indien in het desbetreffende kalenderjaar ten aanzien van elke tot het bedrijf behorende vestiging noch sprake is van aanvoer van varkens, noch sprake is van afvoer van varkens aan enige andere vestiging van dat bedrijf of van enig ander bedrijf;
c. 30 procentpunten indien in het desbetreffende kalenderjaar ten aanzien van één of meer tot het bedrijf behorende vestigingen de som van het aantal vestigingen van dat bedrijf of enig ander bedrijf waaraan vanaf de desbetreffende vestiging varkens worden geleverd en het aantal vestigingen van dat bedrijf of enig ander bedrijf van waar aan de desbetreffende vestiging varkens worden geleverd gelijk is aan 1, met dien verstande dat ten aanzien van geen van de tot het bedrijf behorende vestigingen die som groter is dan 1;
d. 20 procentpunten indien in het desbetreffende kalenderjaar ten aanzien van één of meer tot het bedrijf behorende vestigingen de som van het aantal vestigingen van dat bedrijf of enig ander bedrijf waaraan vanaf de desbetreffende vestiging varkens worden geleverd en het aantal vestigingen van dat bedrijf of enig ander bedrijf van waar aan de desbetreffende vestiging varkens worden geleverd gelijk is aan 2, met dien verstande dat ten aanzien van geen van de tot het bedrijf behorende vestigingen die som groter is dan 2;
e. 10 procentpunten indien in het desbetreffende kalenderjaar ten aanzien van één of meer tot het bedrijf behorende vestigingen de som van het aantal vestigingen van dat bedrijf of enig ander bedrijf waaraan vanaf de desbetreffende vestiging varkens worden geleverd en het aantal vestigingen van dat bedrijf of enig ander bedrijf waarvandaan aan de desbetreffende vestiging varkens worden geleverd gelijk is aan 3, met dien verstande dat ten aanzien van geen van de tot het bedrijf behorende vestigingen die som groter is dan 3 en vanaf geen van de tot het bedrijf behorende vestigingen aan meer dan 2 vestigingen van dat bedrijf of enig ander bedrijf varkens worden geleverd, en
f. een bij algemene maatregel van bestuur, op ten minste 5 en ten hoogste 25, vastgesteld aantal procentpunten, indien het bedrijf deelneemt aan een samenhangend stelsel van voorwaarden met betrekking tot de gezondheid van varkens dat is gericht op de verschillende, bij de productie van varkens en varkensvlees, betrokken ondernemingen en dat voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, met ingang van 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de datum van inwerkingtreding van die algemene maatregel van bestuur, het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde cijfer en de in het eerste lid, onderdelen b tot en met e, genoemde aantallen procentpunten worden vervangen door een ander cijfer, onderscheidenlijk andere aantallen.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, met ingang van 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de datum van inwerkingtreding van die algemene maatregel van bestuur, met het oog op de bestrijding of het weren van voor varkens besmettelijke ziekten, andere gevallen worden bepaald op basis waarvan het tarief van de varkensheffing wordt verminderd.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het tarief van de varkensheffing wordt verminderd met een bij die maatregel, op ten minste 5 en ten hoogste 25, vastgesteld aantal procentpunten, indien het bedrijf op een bij die maatregel te bepalen tijdstip voldoet aan bij die maatregel te bepalen voorschriften met betrekking tot één of meer onderdelen waarover krachtens hoofdstuk III van deze wet regels zijn gesteld.
5.
De toepassing van het eerste, tweede, derde of vierde lid, geschiedt zodanig dat in geen geval meer dan 70% korting op het tarief van de varkensheffing wordt verkregen.
Artikel 91f
De varkensheffing wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 91g
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de door de in artikel 91a, eerste lid, bedoelde heffingplichtigen te voeren administratie met het oog op de vaststelling van het aantal en de categorieën varkens waarover de varkensheffing verschuldigd is en de toepassing van het bij of krachtens artikel 91e bepaalde.
1.
Terzake van het houden van dieren, behorende tot enige andere diersoort dan de diersoort varken, kunnen bij algemene maatregel van bestuur, met ingang van een datum die volgt op de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende algemene maatregel van bestuur, heffingen worden ingevoerd die worden geheven van de persoon of rechtspersoon die of het samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat een bedrijf voert, welke heffingen dienen ter bestrijding van de kosten:
a. bedoeld in artikel 83 en 88, vijfde lid, voor zover die kosten noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van voor andere diersoorten dan de diersoort varken op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten;
b. van de tegemoetkomingen bedoeld in artikel 86, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 90, alsmede de vergoedingen bedoeld in artikel 91, voor zover die tegemoetkomingen, onderscheidenlijk vergoedingen, voortvloeien uit de bestrijding van voor andere diersoorten dan de diersoort varken op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten;
c. van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 3, voor zover die kosten noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van voor andere diersoorten dan de diersoort varken op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten, waartoe tevens gerekend worden de kosten van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen die noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van het welzijn van dieren dan wel met het oog op onderzoek naar de mate van verspreiding van die ziekten in Nederland, en
d. die noodzakelijk zijn met het oog op de heffing en invordering van de heffingen.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een heffing als bedoeld in het eerste lid, met ingang van 1 januari van een op de datum van inwerkingtreding van die maatregel volgend kalenderjaar, tevens wordt geheven ter bestrijding van de kosten van het Diergezondheidsfonds, voor zover noodzakelijk met het oog op het weren van voor andere diersoorten dan de diersoort varken op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten.
3.
Een krachtens het eerste lid ingevoerde heffing wordt geheven per bedrijf per kalenderjaar naar het aantal dieren van de bij de desbetreffende heffing betrokken diersoort dat gemiddeld in een kalenderjaar op het bedrijf wordt gehouden, met dien verstande dat, in geval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.
4.
Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kan gevallen bepalen waarin korting op het tarief van de desbetreffende heffing wordt verkregen. Daarbij wordt in ieder geval rekening gehouden met de mate waarin het bedrijf of de bedrijfsvoering van de heffingplichtige een risico vormt voor de verspreiding van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen en voor de bij de desbetreffende heffing betrokken diersoort besmettelijke ziekten. Bij de in de eerste volzin bedoelde maatregel kan op de bij die maatregel aangegeven wijze rekening worden gehouden met de mate waarin en het tijdstip waarop voldaan is aan bij die maatregel voor de desbetreffende soort of categorie dieren te bepalen voorschriften met betrekking tot één of meer onderwerpen waarover krachtens hoofdstuk III van de wet regels zijn gesteld.
5.
De toepassing van het vierde lid geschiedt zodanig dat in geen geval meer dan 70% korting op het tarief wordt verkregen.
6.
Een krachtens het eerste lid ingevoerde heffing wordt geheven bij wege van aanslag.
1.
Het tarief van een krachtens artikel 91h, eerste lid, ingevoerde heffing wordt vastgesteld op basis van een raming van de ten aanzien van de, bij de desbetreffende heffing betrokken diersoort, kosten, bedoeld in artikel 91h, eerste lid, over een periode van drie jaar, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de heffing wordt ingevoerd. Bij de raming wordt rekening gehouden met het totaal van de ten aanzien van die diersoort gemaakte kosten, bedoeld in artikel 91h, eerste lid, over de periode van drie jaar die eindigt zes maanden voor het in de vorige volzin bedoelde tijdstip.
2.
Telkens na een periode van drie kalenderjaren, te rekenen vanaf 1 januari van het kalenderjaar waarin een heffing als bedoeld in artikel 91h, eerste lid, wordt ingevoerd, kan het tarief van de betrokken heffing voor de op die periode volgende periode van drie kalenderjaren worden gewijzigd. Een wijziging als bedoeld in de vorige volzin geschiedt bij algemene maatregel van bestuur die in werking treedt voor het tijdstip waarop de periode aanvangt waarop de wijziging van het tarief betrekking heeft.
3.
Wijziging van het tarief op grond van het tweede lid geschiedt op basis van het saldo van:
a. een raming van de terzake van de bij de desbetreffende heffing betrokken diersoort te maken kosten, bedoeld in artikel 91h, eerste lid, en, voor zover van toepassing, artikel 91h, tweede lid, over een periode van drie kalenderjaren, te rekenen vanaf 1 januari van het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, bij welke raming rekening wordt gehouden met het totaal van de, terzake van die diersoort gemaakte kosten, bedoeld in artikel 91h, eerste lid, over een periode van drie jaar die eindigt op 1 juli van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de periode waarop de raming betrekking heeft;
b. ten hoogste 50% van de door het Diergezondheidsfonds terzake van de, bij de desbetreffende heffing betrokken diersoort, gemaakte kosten, bedoeld in artikel 91h, eerste lid, over de periode vanaf de datum van invoering van die heffing tot 1 januari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, voor zover die kosten meer bedragen dan de totale som van die heffing, bestemd voor de bestrijding van die kosten, zoals geheven over de tot laatstbedoelde datum verstreken kalenderjaren, en, voor zover van toepassing,
c. ten hoogste 50% van de door het Diergezondheidsfonds terzake van de, bij de desbetreffende heffing betrokken diersoort, gemaakte kosten, bedoeld in artikel 91h, tweede lid, over de periode vanaf de in dat artikellid genoemde datum tot 1 januari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, voor zover die kosten meer bedragen dan de totale som van die heffing, bestemd voor de bestrijding van die kosten, zoals geheven over de tot laatstbedoelde datum verstreken kalenderjaren.
4.
In geval van toepassing van artikel 91h, tweede lid, wordt bij de in dat artikellid bedoelde algemene maatregel van bestuur het tarief van de desbetreffende heffing verhoogd met ingang van 1 januari van het in artikel 91h, tweede lid, bedoelde kalenderjaar. De verhoging wordt gebaseerd op een raming van de kosten, bedoeld in artikel 95c, onderdeel c, voor zover die kosten betrekking hebben op de bij de desbetreffende heffing betrokken diersoort, over de kalenderjaren, te rekenen vanaf de in de vorige volzin bedoelde datum tot de datum met ingang waarvan uit hoofde van het tweede lid het tarief van de desbetreffende heffing kan worden gewijzigd.
1.
Ter bestrijding van de kosten van de tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 86, eerste lid, alsmede de kosten als bedoeld in artikel 82, artikel 88, vijfde lid, artikel 90, en artikel 91, kan bij algemene maatregel van bestuur de verplichting worden opgelegd tot het betalen van een geldsom ten behoeve van ’s Rijks kas aan degenen die dieren houden, verhandelen of slachten, die dierlijke produkten produceren of verhandelen of diervoeder bereiden.
2.
De hoogte van de in het eerste lid bedoelde geldsom, welke voor de verschillende in dat lid bedoelde categorieën van personen verschillend kan worden bepaald, wordt vastgesteld aan de hand van de in het voorafgaande jaar gemaakte kosten, als bedoeld in het eerste lid.
1.
Het tarief van een krachtens artikel 92, eerste lid, ingevoerde heffing wordt vastgesteld aan de hand van een raming van de kosten, bedoeld in artikel 92, eerste lid, over een periode van drie jaar, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de heffing wordt ingevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de over die periode geraamde som van de varkensheffing en krachtens artikel 91h ingevoerde heffingen.
2.
Telkens na een periode van drie kalenderjaren, te rekenen vanaf 1 januari van het kalenderjaar waarin een heffing als bedoeld in artikel 92, eerste lid, wordt ingevoerd, kan het tarief van de betrokken heffing voor de op die periode volgende periode van drie kalenderjaren worden gewijzigd. Een wijziging als bedoeld in de vorige volzin geschiedt bij algemene maatregel van bestuur die in werking treedt voor het tijdstip waarop de periode aanvangt waarop de wijziging van het tarief betrekking heeft.
3.
Wijziging van het tarief op grond van het tweede lid geschiedt op basis van het saldo van:
a. een raming van de kosten, bedoeld in artikel 92, eerste lid, en, voor zover van toepassing, artikel 92, tweede lid, over een periode van drie kalenderjaren, te rekenen vanaf 1 januari van het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, bij welke raming rekening wordt gehouden met de over die periode geraamde som van de varkensheffing en krachtens artikel 91h ingevoerde heffingen;
b. ten hoogste 50% van het totaal van de door het Diergezondheidsfonds tot 1 januari van het kalenderjaar, voorafgaande aan het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, gemaakte kosten, bedoeld in artikel 92, eerste lid, voor zover die kosten meer bedragen dan de totale som van de varkensheffing, bestemd voor de bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 91a, eerste lid, de totale som van de krachtens artikel 91h, eerste lid, ingevoerde heffingen, bestemd voor de bestrijding van de in dat artikellid bedoelde kosten, alsmede de totale som van krachtens artikel 92, eerste lid, ingevoerde heffingen, bestemd voor de bestrijding van de in dat artikellid bedoelde kosten, zoals geheven over de tot laatstbedoelde datum verstreken kalenderjaren, en, voor zover van toepassing,
c. ten hoogste 50% van het totaal van de door het Diergezondheidsfonds tot 1 januari van het kalenderjaar, voorafgaande aan het kalenderjaar met ingang waarvan het tarief uit hoofde van het tweede lid kan worden gewijzigd, gemaakte kosten, bedoeld in artikel 92, tweede lid, voor zover die kosten meer bedragen dan de totale som van de varkensheffing, bestemd voor de bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 91a, tweede lid, de totale som van krachtens artikel 91h, eerste lid, ingevoerde heffingen, bestemd voor de bestrijding van de in artikel 91h, tweede lid, bedoelde kosten, alsmede de totale som van krachtens artikel 92, eerste lid, ingevoerde heffingen, bestemd voor de bestrijding van de in artikel 92, tweede lid bedoelde kosten, zoals geheven over de tot laatstbedoelde datum verstreken kalenderjaren.
4.
In geval van toepassing van artikel 92, tweede lid, wordt bij de in dat artikellid bedoelde algemene maatregel van bestuur het tarief van de desbetreffende heffing verhoogd met ingang van 1 januari van het in artikel 92, tweede lid, bedoelde kalenderjaar. De verhoging wordt gebaseerd op een raming van de kosten, bedoeld in artikel 95c, onderdeel c, voor zover die kosten betrekking hebben op de kalenderjaren, te rekenen vanaf de in de vorige volzin bedoelde datum tot de datum met ingang waarvan uit hoofde van het tweede lid het tarief van de desbetreffende heffing kan worden gewijzigd en rekening houdend met de over die periode geraamde som van de varkensheffing en krachtens artikel 91h, eerste lid, ingevoerde heffingen.
1.
De heffing, bedoeld in artikel 91a, alsmede bij algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 91h en 92 ingevoerde heffingen worden door Onze Minister geheven.
2.
Onverminderd het overigens bij of krachtens deze afdeling bepaalde worden de in het eerste lid bedoelde heffingen geheven met overeenkomstige toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , met dien verstande dat van die wet buiten toepassing blijven de artikelen 2, vierde lid, 37 tot en met 39, 47a, 53, tweede en derde lid, 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87.
3.
Voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen treedt Onze Minister in de plaats van Onze Minister van Financiën. Voor de in de Algemene wet inzake rijksbelastingen genoemde functionarissen treden in de plaats de door Onze Minister aangewezen functionarissen.
4.
Voor de toepassing van artikel 18, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt met een onherroepelijke veroordeling gelijk gesteld het vervallen van het recht op strafvordering op de voet van de artikelen 74 en 74a van het Wetboek van Strafrecht.
5.
Voor de toepassing van het bij of krachtens de artikelen 91a tot en met 92a bepaalde wordt artikel 52, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als volgt gelezen:
Administratieplichtigen zijn: de personen, rechtspersonen en samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 91a, respectievelijk de personen, rechtspersonen en samenwerkingsverbanden, bedoeld in de artikelen 91h en 92.
6.
Voor de toepassing van artikel 66 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn de bij regeling van Onze Minister van Financiën gestelde regels van toepassing. Door Onze Minister worden de afwijkingen daarop vastgesteld die voor de juiste toepassing van het bij of krachtens de artikelen 91a tot en met 92a bepaalde noodzakelijk zijn.
1.
De heffing, bedoeld in artikel 91a, alsmede bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 91h of artikel 92 ingevoerde heffingen, worden ingevorderd door de door Onze Minister aangewezen functionaris en door de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990.
2.
Onverminderd het overigens bij of krachtens deze afdeling bepaalde worden de heffingen ingevorderd met overeenkomstige toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen , met dien verstande dat van de Invorderingswet 1990 buiten toepassing blijven artikel 17, tweede lid, tweede volzin, alsmede de artikelen 59 en 62. Voorts blijven bij de toepassing van artikel 66 van die wet de artikelen 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen buiten toepassing.
3.
Behoudens voor zover de invordering is opgedragen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, treedt voor de toepassing van de Invorderingswet 1990 Onze Minister in de plaats van Onze Minister van Financiën.
4.
Met betrekking tot de invordering geldt dat:
a. voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 uitsluitend bevoegd is de door Onze Minister aangewezen functionaris;
b. de in de artikelen 10, eerste lid, 11, 12, en 26 van de Invorderingswet 1990 bedoelde bevoegdheden uitsluitend toekomen aan de door Onze Minister aangewezen functionaris, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 26 van die wet de bij regeling van Onze Minister van Financiën gestelde regels van toepassing zijn;
c. de overige bij invordering van toepassing zijnde bevoegdheden, met uitzondering van die bedoeld in de artikelen 24, 25, en 58 van de Invorderingswet 1990, uitsluitend toekomen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid;
d. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990, zowel toekomt aan de door Onze Minister aangewezen functionaris als aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid;
e. de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 25 en 58 van de Invorderingswet 1990, toekomen aan de door Onze Minister aangewezen functionaris indien hij met de invordering is belast, en toekomen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, indien deze laatste met de invordering is belast.
5.
In het kader van het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel wordt voor de toepassing van artikel 17 van de Invorderingswet 1990 voor «de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd» telkens gelezen: de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.
6.
Na de betekening van het dwangbevel dient te worden betaald aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, die is vermeld op het dwangbevel.
1.
Onze Minister kan een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van:
a. een krachtens artikel 10 voorgeschreven onderzoek;
b. een krachtens artikel 11 voorgeschreven nader onderzoek, voorbehoedende behandeling of tijdelijke afzondering alsmede het toezicht, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, ten vijfde;
c. de controle, bedoeld in artikel 18, tweede lid;
d. de afgifte van een certificaat, erkenning of vergunning als bedoeld in artikel 59a, vijfde lid, onderdeel c;
e. een krachtens artikel 59a, vijfde lid, onderdeel e, uitgevoerde controle of inspectie;
f. een krachtens artikel 59a, vijfde lid, onderdeel f, voorgeschreven onderzoek naar vervoermiddelen;
g. een krachtens de artikelen 77 of  78 voorgeschreven onderzoek;
h. een onderzoek als bedoeld in artikel 79;
i. de identificatie en registratie, bedoeld in artikel 96;
j. de behandeling van een aanvraag om een bij of krachtens deze wet voorgeschreven vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie danwel een aanvraag tot wijziging daarvan;
k. de instandhouding van de bij of krachtens deze wet verleende vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie;
l. andere onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, danwel op verzoek van betrokkenen plaatsvinden.
2.
Onze Minister kan regelen stellen met betrekking tot betaling van de vergoeding.
1.
Onverminderd artikel 94 kan Onze Minister bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van bij die maatregel benoemde onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven krachtens deze wet.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de betaling van de vergoeding.
Artikel 94b
Een tarief als bedoeld in de artikelen 94 en 94a wordt zodanig vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde kosten die in een rechtstreeks verband staan met de werkzaamheden waarvoor het tarief wordt opgelegd, onverminderd de daaromtrent bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde verplichtingen.
Artikel 95 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
De kosten die zijn verbonden aan het toezicht bij een wedstrijd op de naleving van afdeling 8 van hoofdstuk III kunnen ten laste worden gebracht van de organiserende instelling. Onze Minister kan regelen stellen met betrekking tot de wijze van betaling van de kosten.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk II. De zorg voor de gezondheid van dieren
+ Hoofdstuk III. De zorg voor het welzijn van dieren
+ Hoofdstuk IV. Biotechnologie
+ Hoofdstuk V. Regelen met betrekking tot agressieve dieren
+ Hoofdstuk VI. Regelen met betrekking tot het fokken van vee
+ Hoofdstuk VII. Het brengen van dieren en produkten van dierlijke oorsprong buiten Nederland
+ Hoofdstuk VIIa. Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten
+ Hoofdstuk VIIb. Honden- en kattenbont en producten die dergelijk bont bevatten
- Hoofdstuk VIII. Financiële bepalingen
+ Hoofdstuk IX. Overige bepalingen
+ Hoofdstuk X. Toezicht en opsporing
+ Hoofdstuk Xa. Bestuurlijke boetes
+ Hoofdstuk XI. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht