paragraaf 3. Toelating voor onbepaalde tijd
Het begrip ‘toelating voor onbepaalde tijd’ heeft dezelfde betekenis als ‘geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd’ in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b RWN. Een vreemdeling tegen wiens verblijf voor onbepaalde tijd in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba geen bedenkingen bestaan, voldoet dan ook aan het vereiste ‘toelating voor onbepaalde tijd’. Om te voldoen aan het vereiste in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b RWN moet een vreemdeling dan ook in het bezit zijn van verblijfsrecht dat naar zijn aard geen tijdelijk karakter heeft.
Op de wijze als beschreven in de toelichting bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN kan worden beoordeeld of wordt voldaan aan dit vereiste.
Van personen die op grond van artikel 3 WTU-BES toelating van rechtswege hebben, heeft het verblijfrecht een tijdelijk karakter. Dit staat in artikel 5.3, vierde lid, BTU-BES. Ondanks dit tijdelijke karakter kan een aantal categorieën personen die genoemd zijn in artikel 3 WTU-BES toch het Nederlanderschap door middel van optie of naturalisatie verkrijgen.
Hoewel op grond van de BTU-BES sprake is van een tijdelijk verblijfrecht, bestaan op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap géén bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd ten aanzien van een aantal categorieën genoemd in artikel 3 WTU-BES.
Dit betekent dat de volgende personen die toelating van rechtswege hebben toch Nederlander kunnen worden door middel van optie of naturalisatie:
–
vreemdelingen van overheidswege uitgezonden, zolang zij in overheidsdienst zijn
(artikel 3, eerste lid onder a, WTU-BES);
–
vreemdelingen, die in dienst zijn geweest van een openbaar lichaam en uit dien hoofde pensioen of uitkering bij wijze van pensioen genieten, alsmede de niet hertrouwde weduwen van zodanige vreemdelingen; of
(artikel 3, eerste lid onder b, WTU-BES)
–
vreemdelingen, in een openbaar lichaam geboren, mits zij de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, en sedert hun geboorte onafgebroken in de openbare lichamen zijn toegelaten geweest.
(artikel 3, eerste lid onder g, WTU-BES)
Personen die toelating van rechtswege hebben op grond van artikel 3, eerste lid onder f, WTU-BES kunnen ook Nederlander worden, maar alléén als tegen het verblijf van de hoofdpersoon door wie zij verblijf hebben géén bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd. Dit geldt dus voor de categorieën genoemd in artikel 3, eerste lid onder a, b en g, WTU-BES.