Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2007
Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren;
Besluit van het Productschap Pluimvee en Eieren van 13 september 2007;
Gelet op artikel 4 en artikel 7 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007;
2.
Indien de in het eerste lid bedoelde uitslag groter dan 1,5 maar kleiner dan of gelijk aan 3,0 is, dan vindt tijdens de volgende leegstandperiode opnieuw een hygiënogram plaats.
3.
Indien de in het eerste lid bedoelde uitslag groter is dan 3,0 dan wordt tijdens de volgende leegstandsperiode de stal ontsmet door een professioneel ontsmettingsbedrijf. Na de ontsmetting vindt opnieuw een hygiënogram plaats.
4.
Wanneer overeenkomstig
Bijlage II onder b. van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007 de uitslag van twee van de vijf onderdelen van de visuele controle, slecht is, wordt na de volgende ronde nogmaals een hygiënogram uitgevoerd.
3.
De monstername bedoeld in
Bijlage II vindt plaats vanaf de leeftijd van 21 dagen van het koppel vleeskuikens.
4.
In afwijking van het derde lid mag de monstername vóór de leeftijd van 21 dagen van het koppel vleeskuikens plaatsvinden indien dit koppel voordat het de leeftijd van 34 dagen heeft bereikt naar de slachterij wordt afgevoerd.
5.
Bemonstering overeenkomstig
Bijlage II vindt plaats binnen drie weken voordat de dieren naar het slachthuis worden vervoerd.
6.
De ondernemer legt de uitslag van de analyse van de overeenkomstig
Bijlage l en
Bijlage II uitgevoerde monsternamen schriftelijk vast en geeft deze door aan de leverancier van de eendagskuikens.
7.
De ondernemer legt de uitslag van de analyse van de overeenkomstig
Bijlage l en
Bijlage II uitgevoerde monsternamen alsmede de informatie die hij verkrijgt van de leverancier van de eendagskuikens schriftelijk vast en geeft deze ten minste 24 uur voor de aflevering van de vleeskuikens door aan de slachterij. Het betreffende door de voorzitter erkende laboratorium kan, onder verantwoordelijkheid van de ondernemer, de uitslag van de analyse van de overeenkomstig
Bijlage l en
Bijlage II uitgevoerde monsternamen eveneens doorgeven aan de slachterij.
1.
De monstername bedoeld in
artikel 4, derde lid, onder c. van de Verordening kan door of namens GD worden uitgevoerd bij een vleeskuikenbedrijf wanneer op grond van de analyse van de door de ondernemer overeenkomstig
Bijlage II uitgevoerde monstername een besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis, Salmonella typhimurium, Salmonella virchow, Salmonella hadar of Salmonella infantis bij een koppel vleeskuikens is aangetoond.
2.
De in het eerste lid bedoelde monstername wordt uitgevoerd bij één koppel op het betreffende vleeskuikenbedrijf.
3.
Indien de in het eerste lid bedoelde monstername niet in tien procent van het totale aantal vleeskuikenbedrijven is uitgevoerd, kan de voorzitter jaarlijks zoveel vleeskuikenbedrijven aanwijzen totdat in tien procent van het totale aantal vleeskuikenbedrijven de monstername door of namens GD is uitgevoerd.
1.
Indien de uitslag van de analyse van de monsters als bedoeld in
artikel 3 aantoont dat een koppel vleeskuikens besmet is met Salmonella, zorgt de ondernemer er voor dat dit koppel gescheiden van niet besmette koppels wordt gevangen en van het bedrijf wordt afgevoerd naar de slachterij.
2.
De ondernemer maakt schriftelijk afspraken met een vangbedrijf omtrent het gescheiden vangen en afvoeren van het bedrijf en heeft deze schriftelijke afspraken op zijn bedrijf aanwezig.
1.
De ondernemer bemonstert een koppel vleeskuikens op de wijze als omschreven in
Bijlage III van het vleeskuikenbedrijf voordat dit koppel naar de slachterij wordt afgevoerd.
2.
De in het eerste lid bedoelde monsters worden overeenkomstig
Bijlage III door een door de voorzitter erkend laboratorium geanalyseerd op de aanwezigheid van Campylobacter.
3.
De ondernemer legt de uitslag van de analyse van de overeenkomstig
Bijlage III uitgevoerde monstername schriftelijk vast en geeft door aan de slachterij.
4.
De uitslag van de analyse van de monsters als bedoeld in het eerste lid is 14 dagen geldig vanaf de datum van afgifte van de uitslag door het laboratorium, en wordt door de ondernemer, of onder verantwoordelijkheid van de ondernemer door het laboratorium dat de analyse heeft uitgevoerd, minimaal 24 uur voor aflevering van de vleeskuikens, aan de slachterij doorgegeven.
1.
Wanneer in een stal van de ondernemer gedurende twee achtereenvolgende ronden een afwijking wordt geconstateerd tussen de uitslagen van de overeenkomstig
Bijlage II uitgevoerde monsternamen en de uitslag van de overeenkomstig het
Besluit blindedarmonderzoek (PPE) 2007 uitgevoerde monstername op de slachterij, geeft de voorzitter de controle-instantie opdracht om ten minste op drie volgende door de ondernemer uit te voeren monsternamen toezicht te houden.
2.
Indien de in het eerste lid bedoelde controle-instantie vaststelt dat de ondernemer de onder het toezicht van de controle-instantie verrichte monsternamen naar behoren heeft uitgevoerd, mag de ondernemer de volgende monsternamen zonder toezicht van de controle-instantie uitvoeren.
1.
Indien de uitslag van de analyse van de overeenkomstig
Bijlage II uitgevoerde monstername een Salmonella Java besmetting aantoont, wordt deze besmetting door de ondernemer of, onder verantwoordelijkheid van de ondernemer, door het laboratorium dat de analyse heeft uitgevoerd, binnen 24 uur gemeld aan het productschap.
2.
Indien de uitslag van de analyse overeenkomstig
Bijlage I of
Bijlage II aantoont dat op een vleeskuikenbedrijf een koppel vleeskuikens met een Salmonella Java is besmet, informeert de ondernemer iedere bezoeker hierover bij het maken van de bezoekafspraak.
3.
Een bezoek aan een vleeskuikenbedrijf waar een met Salmonella Java besmet koppel vleeskuikens aanwezig is, vindt plaats na andere bezoeken op die dag.
1.
Nadat bij een koppel vleeskuikens Salmonella Java is geconstateerd vindt bij het eerstvolgende koppel vleeskuikens, als dit een leeftijd van twee weken heeft bereikt, door of namens de ondernemer het onderzoek overeenkomstig
Bijlage II plaats.
2.
De ondernemer zorgt ervoor dat de uitslag van het in het eerste lid bedoelde onderzoek bekend is voordat broedeieren voor het eerstvolgende koppel vleeskuikens worden ingelegd op de broederij.
3.
Nadat overeenkomstig het in
Bijlage I of
Bijlage II uitgevoerde onderzoek in een stal voor de tweede achtereenvolgende keer een Salmonella Java besmetting is geconstateerd, neemt de ondernemer in de stal een leegstandperiode van minimaal tien dagen in acht.
4.
Tijdens de in het derde lid genoemde leegstandperiode wordt de stal gereinigd en ontsmet op de wijze zoals in
Bijlage V is omschreven.
5.
Tijdens de in het derde lid genoemde leegstandperiode wordt de stal door een HOSOWO-instantie onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella Java, overeenkomstig
Bijlage VI . Indien na de leegstandperiode de stal nog besmet is met Salmonella Java legt de ondernemer samen met deskundigen de verdere aanpak schriftelijk vast.
6.
Nadat overeenkomstig het in
Bijlage I en
Bijlage II bedoelde onderzoek in een stal voor de derde achtereenvolgende keer een Salmonella Java besmetting is geconstateerd wordt hetgeen in het derde, vierde en vijfde lid is bepaald herhaald.
Daarnaast wordt in de stal het voersysteem gereinigd en ontsmet en wordt tijdens de eerstvolgende ronde gedurende twee weken aan het drinkwater voor de vleeskuikens een geregistreerd middel met bacteriedodende werking toegediend door of namens de ondernemer, volgens de aanwijzingen van de fabrikant van het geregistreerde middel.
7.
Indien op basis van de onderzoeken omschreven in het derde en vijfde lid na een tweede Salmonella Java besmetting in de stal geen Salmonella Java meer in de stal wordt aangetroffen, laat de ondernemer gedurende drie achtereenvolgende ronden door een HOSOWO-instantie een swabonderzoek uitvoeren en de stal op de aanwezigheid van Salmonella Java onderzoeken overeenkomstig
Bijlage VI .
1.
Indien de ondernemer aan een koppel vleeskuikens graan voert afkomstig van eigen teelt of rechtstreeks afkomstig van een andere teler, houdt hij van iedere partij graan een monster achter.
2.
Indien bij een koppel vleeskuikens een besmetting met Salmonella is aangetoond, wordt het achtergehouden monster graan overeenkomstig
Bijlage IV onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella.
3.
Indien uit het in het tweede lid bedoelde onderzoek blijkt dat het monster graan is besmet met Salmonella, voert de ondernemer de rest van de partij graan niet aan een koppel vleeskuikens, tenzij dit zodanig is behandeld dat het niet meer met Salmonella is besmet.
4.
Na de in het derde lid bedoelde behandeling wordt het graan ter verificatie opnieuw, overeenkomstig
Bijlage IV , onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella. Indien het ter verificatie uitgevoerde onderzoek heeft uitgewezen dat het graan niet meer met Salmonella is besmet mag de ondernemer het aan een koppel vleeskuiken voeren.
Artikel 10
Indien de ondernemer constateert dat de kratten of containers waarin een koppel vleeskuikens wordt vervoerd niet schoon zijn, maakt hij hiervan direct melding aan het productschap.
1.
Dit besluit kan worden aangehaald als: Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2007.
2.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie, waarin het wordt geplaatst.
Zoetermeer, 13 september 2007