Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 18 april 2008 houdende regelen terzake van de instelling van de Bestuurskamer en haar subcommissie de Toezichtkamer, alsmede de uitvoering van advies-, bestuurs- en toezichttaken door de Bestuurskamer en haar subcommissie de Toezichtkamer (Instellingsverordening Bestuurskamer 2008)
De Sociaal-Economische Raad,
Gelet op de artikelen 19, 35, 37, 42 en 44 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder Raad: Sociaal-Economische Raad.
1.
Er is een Bestuurskamer.
2.
De leden van de Bestuurskamer worden door de Raad uit zijn midden benoemd voor de duur van de zittingsperiode van de Raad. Zij kunnen terstond opnieuw worden benoemd.
3.
De Bestuurskamer bestaat uit vijftien leden. De samenstelling vindt zodanig plaats dat deze een afspiegeling vormt van de samenstelling van de Raad.
4.
Voor elk lid kan tevens een plaatsvervanger worden benoemd, al dan niet uit het midden van de Raad.
5.
De Raad benoemt de voorzitter van de Bestuurskamer uit de onafhankelijke geleding van de Raad.
1.
De Bestuurskamer wordt belast met de voorbereiding van door de Raad uit te brengen adviezen die de taken van de Raad als bestuursorgaan betreffen.
Artikel 4
De taken en bevoegdheden die op grond van de hieronder genoemde bepalingen uit de
Wet op de bedrijfsorganisatie zijn toegekend aan de Raad worden, voor zover zij niet dienen te worden uitgeoefend bij verordening, gedelegeerd aan de Bestuurskamer:
Artikel 7
Indien een besluit van de Bestuurskamer niet unaniem is, wordt dat besluit genomen bij meerderheid van stemmen, waarbij binnen elk der geledingen de stemverhoudingen gelden zoals die voortvloeien uit de ledentallen in de Raad. Bij besluiten als bedoeld in de
artikelen 4,
5 en
6 is het stemrecht voorbehouden aan de leden en plaatsvervangers uit het midden van de Raad.
1.
Er is een Toezichtkamer, zijnde een subcommissie van de Bestuurskamer.
2.
De Toezichtkamer bestaat uit drie leden uit het midden van de Raad die tevens deel uitmaken van de onafhankelijke geleding van de Bestuurskamer.
3.
De leden van de Toezichtkamer worden door de Bestuurskamer benoemd voor de duur van de zittingsperiode van de Raad. Zij kunnen terstond opnieuw worden benoemd.
4.
De Bestuurskamer benoemt één van de in het derde lid genoemde leden tot voorzitter van de Toezichtkamer.
5.
De Toezichtkamer stelt jaarlijks vóór 1 april een verslag op omtrent haar bevindingen bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden in het afgelopen kalenderjaar.
Artikel 9
De taken en bevoegdheden die op grond van de hieronder genoemde bepalingen uit de
Wet op de bedrijfsorganisatie zijn toegekend aan de Raad worden, voor zover zij niet dienen te worden uitgeoefend bij verordening, gedelegeerd aan de Toezichtkamer:
Artikel 11
[Wijzigt de
Delegatieverordening vereffening bedrijfslichamen 2004 .]
Artikel 12
[Wijzigt de
Verordening financiën bedrijfslichamen 1999 .]
Artikel 13
De
Instellingsverordening Bestuurskamer wordt ingetrokken.
Artikel 14
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 15
Deze verordening wordt aangehaald als: Instellingsverordening Bestuurskamer 2008.