Wet van 16 november 2001 tot vaststelling van regels voor overgangs-, en invoeringsrecht voor de totstandkoming van de Wet arbeid en zorg (Invoeringswet arbeid en zorg)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen van overgangs- en invoeringsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Wet arbeid en zorg alsmede in verband hiermee enige wetten aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1.
In afwijking van
hoofdstuk 3, afdeling 1 en afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, is op de vrouw die op de dag voor de datum van inwerkingtreding van die wet ziekengeld in verband met haar bevalling ontvangt op grond van
artikel 29a, tweede of vijfde lid, van de Ziektewet, de
Ziektewet , zoals deze luidde op die dag, van toepassing tot het recht op dat ziekengeld is geëindigd.
1.
In afwijking van
hoofdstuk 3, afdeling 1 en afdeling 2, paragraaf 2, van de Wet arbeid en zorg, blijft op de vrouw die op de dag voor de datum van inwerkingtreding van die wet uitkering in verband met haar bevalling ontvangt op grond van hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 2, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, die wet, zoals deze luidde op die dag, van toepassing tot het recht op die uitkering is geëindigd.
2.
Voor de toepassing van de artikelen 37, tweede lid, onderdeel a, en 46, dertiende lid, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964,
artikel 17, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 en
artikel 1, tweede lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, wordt onder de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen verstaan de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen , behoudens hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 2, van die wet.
2.
Indien de datum van ingang van het verlof respectievelijk de gewenste datum van ingang van de uitkering, bedoeld in de
artikelen 3:11, tweede lid,
3:12, tweede lid, en
3:22, tweede lid, van de Wet arbeid en zorg, gelegen is in het tijdvak van twee weken vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van die wet, doet de werknemer, in afwijking van die artikelen, de aanvraag binnen dat tijdvak van twee weken.
Artikel V
[ Wijzigt de Algemene kinderbijslagwet.]
Artikel IX
[Wijzigt het Burgerlijk Wetboek boek 7.]
Artikel X
[Wijzigt de Coördinatiewet Sociale Verzekering.]
Artikel XI
[Wijzigt de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.]
Artikel XIV
[Wijzigt de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen.]
Artikel XV
[Wijzigt de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.]
Artikel XVI
[Wijzigt de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen.]
Artikel XVII
[Wijzigt de Wet financiering volksverzekeringen.]
Artikel XVIII
[Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.]
Artikel XIX
[Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.]
Artikel XX
[Wijzigt de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.]
Artikel XXI
[Wijzigt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.]
A.
[Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]
Artikel XXIV
[Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]
1.
De Wet op het ouderschapsverlof wordt ingetrokken.
2.
In afwijking van
hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg blijft op een verzoek van de werknemer om ouderschapsverlof, dat is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de
Wet arbeid en zorg , de Wet op het ouderschapsverlof, zoals deze luidde op de dag voor die datum, van toepassing.
1.
De wet van 6 juni 1991, houdende regels betreffende de aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof van overheidspersoneel (Stb. 347) wordt ingetrokken.
2.
In afwijking van
hoofdstuk 3, afdeling 1 en afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, blijft op de vrouw, die op de dag voor de datum van inwerkingtreding van die wet zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet op grond van de wet van 6 juni 1991, houdende regels betreffende de aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof van overheidspersoneel (Stb. 347), laatstbedoelde wet, zoals deze luidde op die dag, van toepassing tot het bevallingsverlof op grond van die wet is geëindigd.
1.
De Wet financiering loopbaanonderbreking wordt ingetrokken.
2.
In afwijking van
hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg blijft op een aanvraag van de verlofganger om een financiële tegemoetkoming die is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de
Wet arbeid en zorg , de Wet financiering loopbaanonderbreking, zoals deze luidde op de dag voor die datum van toepassing.
1.
Artikel 19a van de Ziektewet is niet van overeenkomstige toepassing op het recht op uitkering in verband met zwangerschap en bevalling, bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, van de persoon, die op 31 december 1999 op grond van
artikel 19 van de Ziektewet recht had op ziekengeld en die op die datum niet in Nederland woonde.
Artikel XXXVI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel XXXVII
Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet arbeid en zorg.
Gegeven te 's-Gravenhage, 16 november 2001
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Uitgegeven de negenentwintigste november 2001
De Minister van Justitie,