Wet van 22 mei 2008 tot aanpassing van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening alsmede regeling van overgangsrecht (Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, ter bevordering van een goede inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening wenselijk is een aantal wetten aan te passen, de Wet ruimtelijke ordening op onderdelen aan te vullen, waaronder het hoofdstuk over Intergemeentelijke samenwerking in stedelijke gebieden, de vestigingsgrondslagen van het voorkeursrecht in de Wet voorkeursrecht gemeenten te vereenvoudigen, alsmede te voorzien in overgangsregels;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.3
[Wijzigt de Wet algemene regels herindeling.]
Artikel 3.1
[Wijzigt de Wet Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen.]
Artikel 4.5
[Wijzigt de Wet op de economische delicten.]
Artikel 5.2
[Wijzigt de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën.]
Artikel 5.4
[Wijzigt de Reconstructiewet concentratiegebieden.]
Artikel 8.2
[Wijzigt de Interimwet stad-en-milieubenadering.]
Artikel 8.15
[Wijzigt de Wijzigingswet Huisvestingswet, enz. (integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving).]
Artikel 9.1.1
De
Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt ingetrokken.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een planologische kernbeslissing als bedoeld in
artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voor dat tijdstip, totdat de geldingsduur van de planologische kernbeslissing als bedoeld in
artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of anderszins bij wet bepaald, is verstreken. Indien bij de planologische kernbeslissing geen termijn is bepaald en hierin evenmin bij wet is voorzien, blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, nog gedurende twee jaar na dat tijdstip van toepassing.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing op een herziening of intrekking van de planologische kernbeslissing binnen de in dat lid bedoelde geldingsduur.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een bestemmingsplan, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd, met dien verstande dat na dat tijdstip niet meer een verzoek als bedoeld in
artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke ordening kan worden ingediend.
3.
Voor gebieden binnen de bebouwde kom, waar op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog geen bestemmingsplan of daarmee gelijkgestelde planologische maatregel van kracht is, wordt binnen vijf jaar na dat tijdstip een bestemmingsplan dan wel een beheersverordening als bedoeld in de
Wet ruimtelijke ordening vastgesteld.
4.
Voor een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt dat ten minste vijf jaar voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is geworden en waarvoor vóór dit tijdstip geen vrijstelling is verleend als bedoeld in
artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wordt binnen vijf jaar na dat tijdstip een bestemmingsplan vastgesteld overeenkomstig
artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel een beheersverordening als bedoeld in
artikel 3.38 van die wet. Voor een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt dat minder dan vijf jaar voor genoemd tijdstip onherroepelijk is geworden, wordt binnen tien jaar na de datum van het onherroepelijk worden van dat plan een nieuw bestemmingsplan vastgesteld overeenkomstig
artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel een beheersverordening als bedoeld in
artikel 3.38 van die wet. Indien niet aan de verplichting, bedoeld in de eerste of tweede volzin, wordt voldaan is na afloop van bedoelde termijn
artikel 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
5.
[Dit lid is nog niet in werking getreden.]
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een wijzigings- of uitwerkingsplan, waarvan het ontwerp binnen een jaar na dat tijdstip ter inzage is gelegd.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een aanlegvergunning waarvan de aanvraag is ingediend voor dat tijdstip.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, waarvan het verzoek is ingediend voor dat tijdstip.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in
artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het verzoek is ingediend voor dat tijdstip.
3.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een aanvraag om bouwvergunning en een besluit tot verlening daarvan in overeenstemming met een verleende vrijstelling als bedoeld in het eerste lid.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een voorbereidingsbesluit als bedoeld in
artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat binnen dertien weken na dat tijdstip is bekendgemaakt.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een opdracht en aanwijzingen als bedoeld in
artikel 37 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die binnen dertien weken na dat tijdstip zijn bekendgemaakt.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een rijksprojectbesluit als bedoeld in
artikel 39b van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een besluit als bedoeld in
artikel 41c, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.
a.
voor dat tijdstip is gesloten, of
b.
strekt ter uitvoering van een bestemmingsplan, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft tot 1 september 2010 op die overeenkomsten van toepassing.
Artikel 9.2.1
De
Wet op de stads- en dorpsvernieuwing wordt ingetrokken.
1.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een leefmilieuverordening waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.
2.
De termijn waarvoor een leefmilieuverordening geldt, kan niet worden verlengd.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een besluit tot verlening van een sloopvergunning, waarvan de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een stadsvernieuwingsplan, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd, met dien verstande dat na dat tijdstip niet meer een verzoek als bedoeld in
artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan worden ingediend.
Artikel 9.3.1
De
Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting wordt ingetrokken.
2.
De plannen, regelingen en voorschriften, bedoeld in het eerste lid, vervallen vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
1.
Een besluit tot aanwijzing van gronden, begrepen in een structuurplan als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, in voorkomend geval na verlenging als bedoeld in
artikel 2, vierde lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt gelijkgesteld met een besluit als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na de inwerkingtreding van deze wet. De termijn, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na de inwerkingtreding van deze wet, bedraagt voor een aanwijzingsbesluit als bedoeld in de eerste volzin, dat is genomen vóór inwerkingtreding van deze wet, twee jaar en vijf maanden waarbij de gemeenteraad deze termijn met ten hoogste een jaar kan verlengen en voor een reeds verlengd besluit in zijn totaliteit drie jaar en vijf maanden.
1.
Een besluit tot aanwijzing van gronden begrepen in een structuurplan waarbij die gronden zijn aangewezen voor stads- en dorpsvernieuwing, als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, in voorkomend geval na verlenging als bedoeld in
artikel 2, vierde lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt gelijkgesteld met een besluit als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na inwerkingtreding van deze wet. De termijn, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na de inwerkingtreding van deze wet, bedraagt voor een aanwijzingsbesluit als bedoeld in de eerste volzin, dat is genomen vóór inwerkingtreding van deze wet, twee jaar en vijf maanden waarbij de gemeenteraad deze termijn met ten hoogste een jaar kan verlengen en voor een reeds verlengd besluit in zijn totaliteit drie jaar en vijf maanden.
2.
Een besluit tot aanwijzing van gronden, begrepen in een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt gelijkgesteld met een besluit als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na inwerkingtreding van deze wet, ongeacht of het gebruik van die gronden al dan niet afwijkt van het plan. De termijn, bedoeld in
artikel 9, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na inwerkingtreding van deze wet, bedraagt voor een aanwijzingsbesluit dat meer dan vijf jaar voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is genomen vijf jaren vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 9.4.5
Een voorstel van burgemeester en wethouders als bedoeld in
artikel 8a van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt gelijkgesteld met een aanwijzingsbesluit als bedoeld in
artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat de in
laatstgenoemd artikel genoemde termijn acht weken bedraagt.
Artikel 9.5.1
De
Woningwet zoals die gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een besluit omtrent een bouwvergunning als bedoeld in
artikel 40 van de Woningwet waarvan de aanvraag is ingekomen voor dat tijdstip.
2.
Artikel 4.3, tweede lid, is niet van toepassing ingeval het
Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is en het ontwerp van het bestemmingsplan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ter inzage is gelegd.
1.
Indien ingevolge enig wettelijk voorschrift:
a.
over het ontwerp van een regeling of het voornemen tot het treffen van een regeling advies moet worden gevraagd of extern overleg moet worden gevoerd,
b.
van het ontwerp van een regeling kennis moet worden gegeven,
c.
een regeling niet eerder in werking kan treden dan nadat sedert haar vaststelling of bekendmaking een bepaalde termijn is verstreken,
d.
een regeling bij de wet moet worden goedgekeurd,
e.
door of namens een van de Kamers van de Staten-Generaal of een aantal leden daarvan kan worden verlangd dat het onderwerp of de inwerkingtreding van de regeling bij de wet wordt geregeld, of
f.
de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur moet worden gedaan door een andere minister dan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, geldt dat voorschrift niet ten aanzien van het
Invoeringsbesluit Wet ruimtelijke ordening of de Invoeringsregeling Wet ruimtelijke ordening.
2.
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op het horen van de Raad van State.
Artikel 10.2
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 10.3
Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening.
Gegeven te 's-Gravenhage, 22 mei 2008
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,
Uitgegeven de derde juni 2008
De Minister van Justitie ,