Wet van 9 oktober 2003, houdende invoering van de Wet werk en bijstand (Invoeringswet Wet werk en bijstand)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering van de Wet werk en bijstand en enkele daarmee samenhangende onderwerpen te regelen, zulks onder intrekking van de Algemene bijstandswet, de Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet, de Wet inschakeling werkzoekenden, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en het Besluit in- en doorstroombanen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b.
Peildatum: de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de
Wet werk en bijstand ;
c.
Algemene bijstandswet : de
Algemene bijstandswet zoals deze luidde op de peildatum;
d.
Wet inschakeling werkzoekenden : de
Wet inschakeling werkzoekenden zoals deze luidde op de peildatum;
e.
Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ : de
Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ zoals deze luidde op de peildatum;
f.
Besluit in- en doorstroombanen : het
Besluit in- en doorstroombanen zoals dit luidde op de peildatum;
g.
IOAZ: de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ;
h.
IOAW: de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers ;
1.
De
Algemene bijstandswet , de
Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet , de
Wet inschakeling werkzoekenden , de
Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en het
Besluit in- en doorstroombanen worden ingetrokken.
2.
Voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan van de in het eerste lid genoemde wetten of het
Besluit in- en doorstroombanen kan bij koninklijk besluit het tijdstip waarop deze vervallen verschillend worden gesteld.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de gevolgen van de toepassing van het tweede lid, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van de in dat lid bedoelde artikelen of onderdelen daarvan.
1.
Door het college op grond van de
Algemene bijstandswet , de
Wet inschakeling werkzoekenden of het
Besluit in- en doorstroombanen genomen besluiten gelden als door hem genomen besluiten op grond van de
Wet werk en bijstand .
2.
In afwijking van het eerste lid gelden door het college op grond van de
Wet inschakeling werkzoekenden of het
Besluit in- en doorstroombanen ten aanzien van personen die een uitkering ontvangen op grond van de
IOAZ of de
IOAW genomen besluiten als door hem genomen besluiten op grond van de
IOAZ onderscheidenlijk de
IOAW .
3.
Onverminderd de
artikelen 8 tot en met 12, brengt het college de in het eerste en het tweede lid bedoelde besluiten binnen 24 maanden na de inwerkingtreding van de
Wet werk en bijstand in overeenstemming met onderscheidenlijk
die wet , de
IOAZ of de
IOAW , voorzover deze besluiten afwijken van die wetten.
5.
In dit hoofdstuk worden onder door het college genomen besluiten op grond van de
Algemene bijstandswet , de
Wet inschakeling werkzoekenden of het
Besluit in- en doorstroombanen mede verstaan door hem op grond van die wetten of dat besluit met toepassing van
artikel 2, tweede lid, na de peildatum genomen besluiten.
Artikel 5. Aanvragen
Op een aanvraag tot het verlenen van bijstand wordt beslist met toepassing van:
a.
de
Algemene bijstandswet , indien het recht op bijstand ingaat vóór of op de peildatum;
b.
de
Wet werk en bijstand , indien het recht op bijstand ingaat na de peildatum.
1.
Onze Minister kan de verlening van bijstand aan een Nederlander die zich in het buitenland bevindt voortzetten ten aanzien van:
2.
De in het eerste lid bedoelde bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende, rekening houdend met het niveau van de noodzakelijke kosten van het bestaan ter plaatse.
4.
Zodra ten minste 26 weken zijn verstreken nadat de bijstand die werd verleend op grond van het eerste lid werd beëindigd, is dat lid ten aanzien van het desbetreffende geval niet langer van toepassing.
b.
degene die op enig moment in de periode van 26 weken onmiddellijk voorafgaand aan 31 december 1995 bijstand ontving op grond van
artikel 82 van de Algemene Bijstandswet, welke bijstand in die periode is geëindigd, indien belanghebbende binnen 26 weken na die datum opnieuw bijstand aanvraagt.
Artikel 7. Zelfstandigen
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de verlening van bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van de
Wet werk en bijstand aan zelfstandigen en aan personen die algemene bijstand ontvangen en voornemens zijn een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stellen voor arbeid in dienstbetrekking gedurende de voorbereidingsperiode van ten hoogste twaalf maanden, waarbij kan worden afgeweken van de
artikelen 9,
10,
11,
32,
34,
40,
41,
45,
77 en de
paragrafen 4.2,
6.1,
6.4 en
7.1 van die wet.
a.
1, in de eerste tot en met de derde maand na de peildatum;
b.
0,75, in de vierde tot en met de zesde maand na de peildatum;
c.
0,5, in de zevende tot en met de negende maand na de peildatum;
d.
0,25, in de tiende tot en met de twaalfde maand na de peildatum.
1.
De belanghebbende die op de peildatum op grond van
artikel 39, tweede lid, van de Algemene bijstandswet recht had op bijzondere bijstand, behoudt dit recht tot het tijdstip dat in de desbetreffende beschikking is bepaald, doch uiterlijk tot een jaar na inwerkingtreding van de
Wet werk en bijstand .
2.
Colleges kunnen ook na de inwerkingtreding van de
Wet werk en bijstand bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering verstrekken.
3.
In afwijking van
artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, kan, onverminderd het eerste lid, bijzondere bijstand ook aan een persoon van 18 jaar en ouder, doch jonger dan 65 jaar, behorend tot een categorie chronisch zieken of gehandicapten, worden verleend, zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon kosten in verband met chronische ziekte of handicap ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.
4.
Het derde lid vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
1.
Artikel 50, tweede lid, van de Wet werk en bijstand is tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip niet van toepassing op de belanghebbende die op de peildatum recht had op algemene bijstand en eigenaar was van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woonwagen of bewoond woonschip met bijbehorend erf.
2.
In afwijking van
artikel 8 wordt het in de woonwagen of het woonschip met bijbehorend erf gebonden vermogen van de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, met ingang van het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op de waarde ervan op dat tijdstip.
2.
Indien in de periode tussen de datum van plaatsing van de
Wet werk en bijstand in het Staatsblad en de inwerkingtreding van voornoemde wet bijstand is aangevraagd, wordt in voorkomende gevallen de krediethypotheek gevestigd met inachtneming van die wet.
Artikel 16. Meeneemregeling
Het deel van de subsidie, bedoeld in
artikel 14 van de Wet inschakeling werkzoekenden, van het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de
Wet werk en bijstand dat op grond van
artikel 18, vierde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden, wordt toegevoegd aan de subsidie van het daaropvolgende kalenderjaar dan wel in dat jaar wordt besteed aan laatstgenoemde wet of de
Wet sociale werkvoorziening , wordt toegevoegd aan de uitkering, bedoeld in
artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, van het eerste kalenderjaar waarop laatstgenoemde wet betrekking heeft, onderscheidenlijk besteed aan de
Wet sociale werkvoorziening .
1.
Voor het eerste kalenderjaar waarop de
Wet werk en bijstand betrekking heeft, worden de uitkeringen, bedoeld in
artikel 69, eerste lid, van voornoemde wet, vastgesteld binnen vier weken na inwerkingtreding van die wet.
2.
De vaststelling van de uitkering, bedoeld in
artikel 5, eerste lid, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ, voor de in het eerste kalenderjaar na de inwerkingtreding van de
artikelen 23 en
24 ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdelen d en e, van voornoemde wet geldt als de vaststelling van de uitkering, bedoeld in
artikel 58, eerste lid, van de IOAW onderscheidenlijk de
IOAZ .
1.
De
Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ blijft van toepassing op:
b.
de uitvoering van dat
besluit na inwerkingtreding van die
wet .
1.
Op een bezwaar- of beroepschrift dat:
a.
vóór of op de peildatum is ingediend tegen een door het college op grond van de
Algemene bijstandswet , de
Wet inschakeling werkzoekenden of het
Besluit in- en doorstroombanen genomen besluit en waarop op die datum nog niet onherroepelijk is beslist;
b.
na de peildatum is ingediend tegen een op grond van de in het eerste lid bedoelde wetten of het
Besluit in- en doorstroombanen met toepassing van artikel 2, tweede lid, na de peildatum genomen besluit en waarop nog niet onherroepelijk is beslist op het tijdstip dat de bepaling vervalt op grond waarvan het besluit is genomen;
c.
na de peildatum is ingediend en betrekking heeft op bijstandsverlening waarop ingevolge
artikel 12, eerste lid, de Algemene bijstandswet van toepassing is;
wordt beslist met toepassing van onderscheidenlijk de
Algemene bijstandswet , de
Wet inschakeling werkzoekenden of het
Besluit in- en doorstroombanen .
Artikel 69. Indexering
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de
Wet werk en bijstand worden de in de
hoofdstukken 3 en
4 van voornoemde wet genoemde bedragen en percentages op de in
paragraaf 4.2 van die wet voorgeschreven wijze herzien, voorzover de ontwikkeling van het netto minimumloon, de netto aanspraak op minimumvakantiebijslag en het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie, gerekend vanaf 1 januari 2003, daartoe aanleiding geeft. Van de herziene normen en bedragen en van de dag waarop de herziening plaatsvindt, wordt door Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel 70. Goede invoering
Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op de goede invoering van de
Wet werk en bijstand regels worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens voornoemde wet of deze wet.
Gegeven te 's-Gravenhage, 9 oktober 2003
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven de tiende oktober 2003
De Minister van Justitie,