1.
De openbare registers waarin feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, worden ingeschreven, zijn:
a. de registers van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen en op de rechten waaraan die onderworpen zijn;
b. het register van voorlopige aantekeningen waarin de aanbieding van stukken waarvan de inschrijving door de bewaarder ingevolge artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is geweigerd, wordt aangetekend onder vermelding van de gerezen bedenkingen, en waarin de aanbieding van notariële verklaringen wordt geboekt in de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c.
2.
Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels met betrekking tot de vorm van de registers, bedoeld in het eerste lid. Het bestuur van de Dienst kan daarbij een onderscheid maken met betrekking tot:
a. onroerende zaken en de rechten waaraan die zijn onderworpen, onderscheidenlijk schepen en de rechten waaraan die zijn onderworpen, onderscheidenlijk luchtvaartuigen en de rechten waaraan die zijn onderworpen, en
b. in elektronische vorm en in andere vorm gehouden gedeelten van die registers.
Voorzover bij de vaststelling van de regels, bedoeld in de eerste zin, de tweede zin, aanhef, in verbinding met onderdeel a toepassing heeft gevonden, zijn de bij of krachtens deze wet gestelde regels omtrent verrichtingen ten aanzien van die registers van toepassing op de registers voor de desbetreffende goederen. Het bestuur van de Dienst kan nadere regels stellen omtrent de wijze van toepassing van de regels, bedoeld in de derde zin.
3.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden vastgesteld, onverminderd het bepaalde dienaangaande bij of krachtens deze of een andere wet, de gevallen waarin in de registers, bedoeld in het eerste lid, door de bewaarder aantekeningen worden gesteld, de aard van die aantekeningen en de wijze waarop die worden gesteld. Het bestuur van de Dienst kan daarbij bepalen dat in door hem nader te bepalen gevallen de aantekening wordt geplaatst in een door de bewaarder op te maken, te dagtekenen en te ondertekenen stuk dat hij onverwijld ambtshalve inschrijft in de openbare registers. Het bestuur van de Dienst stelt indien de tweede zin toepassing vindt, tevens de vorm van dat stuk vast.
1.
Het bestuur van de Dienst draagt zorg dat de openbare registers zodanig duurzaam worden bewaard dat de inhoud ervan naar de eisen van openbaarheid binnen redelijke termijn voor raadpleging beschikbaar is.
2.
De inhoud van de openbare registers kan worden gehouden op papieren, elektronische of andere gegevensdragers.
3.
Het bestuur van de Dienst kan ten aanzien van door hem aan te wijzen openbare registers of gedeelten ervan, de inhoud overbrengen op andere gegevensdragers van dezelfde of een andere soort, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van alle desbetreffende gegevens, ter waarborging waarvan het bestuur van de Dienst passende maatregelen ten uitvoer legt. Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat meer dan een duplicaat van dezelfde of een andere soort als bedoeld in de eerste zin wordt vervaardigd. Het bestuur van de Dienst draagt in elk geval zorg dat van de openbare registers zo spoedig mogelijk ten minste een duplicaat in dubbel aanwezig is, waarbij artikel 3d, eerste lid, tweede zin, van overeenkomstige toepassing is.
4.
Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat een ingevolge het derde lid vervaardigd duplicaat de inhoud vervangt van de openbare registers of gedeelten ervan waarvan dat duplicaat een afschrift is.
5.
De duplicaten, bedoeld in het derde en vierde lid, hebben dezelfde bewijskracht als de inhoud van de registers die is geplaatst op de oorspronkelijke gegevensdragers onderscheidenlijk als de oorspronkelijke inhoud van de registers.
6.
Van elke vervaardiging van een duplicaat en vervanging als bedoeld in het derde onderscheidenlijk vierde lid wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste een specificatie bevat van de desbetreffende vervaardiging onderscheidenlijk vervanging, en aangeeft op grond waarvan zij is geschied. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm van de verklaring vast, en wanneer en door wie zij wordt opgemaakt en ondertekend.
7.
Het bestuur van de Dienst stelt met inachtneming van het eerste tot en met zesde lid nadere regels omtrent de wijze waarop de openbare registers worden gehouden. Daarbij wordt in elk geval geregeld de wijze waarop voor gebruik niet langer geschikte of beschikbare duplicaten als bedoeld in het derde lid worden vervangen door nieuwe duplicaten.
Artikel 9a
Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op in vreemde of Friese taal gestelde stukken als bedoeld in artikel 41, derde lid.
Artikel 10
Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar stukken ter verkrijging van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken, schepen, luchtvaartuigen, en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen, kunnen worden aangeboden, met dien verstande dat bij regeling van het bestuur van de Dienst een of meer elektronische postadressen van de Dienst worden vastgesteld.
Artikel 10a
Voor inschrijving van een feit in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, is vereist een stuk dat voldoet aan de vereisten, bedoeld in hoofdstuk 2, titel 2, onverminderd hetgeen wordt bepaald bij verdrag en bij of krachtens deze of een andere wet.
1.
Stukken als bedoeld in artikel 10a worden in papieren of elektronische vorm ter inschrijving in de openbare registers aangeboden, onverminderd de artikelen 11a, eerste tot en met vierde lid, en 11b, vijfde en zesde lid.
2.
Bij regeling van Onze Minister worden met betrekking tot in te schrijven stukken met een papieren vorm, regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop daarin voorkomende doorhalingen van de oorspronkelijke tekst, aangebrachte gewijzigde tekst en daarop geplaatste ondertekeningen worden weergegeven in het afschrift en uittreksel, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, tenzij de aard van het desbetreffende stuk meebrengt dat die regels worden gesteld bij of krachtens een andere dan deze wet.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop een elektronisch afschrift en een elektronisch uittreksel van een tot het register van de gerechtsdeurwaarder behorend stuk wordt vervaardigd ten behoeve van het in elektronische vorm aanbieden van dit stuk ter inschrijving in de in artikel 8, eerste lid, onder a, bedoelde openbare registers.
1.
Indien een stuk als bedoeld in artikel 10a in papieren vorm wordt aangeboden, wordt tevens een afschrift van dat stuk aangeboden, voorzien van een verklaring van eensluidendheid.
2.
De bewaarder is niet gehouden de juistheid van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, te onderzoeken. De Dienst is niet aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift.
3.
Bij regeling van Onze Minister wordt de vorm vastgesteld van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en wordt bepaald, onverminderd het bepaalde bij of krachtens een andere wet, door wie die verklaring wordt ondertekend.
4.
Bij regeling van Onze Minister kan voor bijzondere gevallen worden bepaald dat geen afschrift als bedoeld in het eerste lid behoeft te worden aangeboden. In die gevallen vervaardigt de Dienst het afschrift van het ter inschrijving aangeboden stuk. De Dienst is aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift, ontstaan ten gevolge van de vervaardiging ervan.
5.
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de eisen waaraan tekeningen die deel uitmaken van in papieren vorm ter inschrijving aangeboden stukken, voldoen, en
b. indien het zevende lid, eerste zin, toepassing heeft gevonden, de gevallen waarin van een tekening een niet op een formulier als bedoeld in het zevende lid gesteld afschrift wordt aangeboden, in welke gevallen dat afschrift wordt voorzien van een verklaring van eensluidendheid waarop het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.
6.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld met inachtneming waarvan het in het eerste lid bedoelde afschrift wordt vervaardigd en aangeboden.
7.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst kan worden bepaald dat het in het eerste lid bedoelde afschrift van het stuk wordt gesteld op een door de Dienst verstrekt formulier. Bij toepassing van de eerste zin worden bij die regeling tevens de vorm vastgesteld van dat formulier en regels gesteld met inachtneming waarvan dat formulier wordt ingevuld en aangeboden.
1.
Een stuk als bedoeld in artikel 10a kan slechts in elektronische vorm ter inschrijving worden aangeboden, indien het tezamen met het verzoek tot inschrijving, bedoeld in artikel 11b, tweede lid, wordt verzonden door middel van een bericht en de aanbieder ervan voldoet aan de door het bestuur van de Dienst bij regeling te stellen regels met betrekking tot:
a. het formaat van de in elektronische vorm aan de bewaarder toe te zenden bestanden waaruit een zodanig bericht bestaat;
b. de indeling van die bestanden;
c. het uitwisselingsprotocol voor de berichten, bedoeld in de aanhef;
d. de waarborging en controleerbaarheid van de integriteit van die berichten;
e. de waarborging van de continuïteit en de beveiliging van het in elektronische vorm verzenden van die berichten;
f. de wijze waarop elektronische bestanden waaruit dat bericht bestaat, ter inschrijving kunnen worden aangeboden, en
g. de wijze waarop degene die voornemens is stukken in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden, dat voornemen uiterlijk mededeelt aan de bewaarder voordat hij voor de eerste keer daartoe overgaat, de daarbij te verstrekken gegevens en de wijze en het tijdstip van mededeling van wijzigingen in die gegevens.
Bij de regeling, bedoeld in de eerste zin, worden vastgesteld de voorwaarden waaronder een persoon als bedoeld in onderdeel g, de bewaarder kan verzoeken om voor hem een afwijkend uitwisselingsprotocol vast te stellen, alsmede de wijze waarop een zodanig verzoek kan worden gedaan.
2.
De bewaarder aanvaardt een aan hem elektronisch toegezonden bericht als bedoeld in het eerste lid niet, indien de aanbieder niet heeft voldaan aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder aan de aanbieder mededeling doet van die niet-aanvaarding en de wijze van bewaren van berichten als bedoeld in de eerste zin. Artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op niet aanvaarde berichten.
3.
Indien op grond van het niet voldaan hebben aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid, met uitzondering van onderdeel g, meer dan een bericht van een aanbieder niet is aanvaard, kan de bewaarder beslissen dat hij andere berichten door die aanbieder aan hem verzonden na een in die beslissing te noemen tijdstip, niet aanvaardt. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder aan de aanbieder mededeling doet van zijn beslissing en de inhoud van die mededeling. Op een niet aanvaard bericht als bedoeld in de eerste zin is artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.
4.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden vastgesteld de procedure met inachtneming waarvan en de voorwaarden waaronder een aanbieder als bedoeld in het derde lid op zijn verzoek in papieren vorm in de gelegenheid wordt gesteld om de bewaarder aan te tonen dat hij in staat is bij het in elektronische vorm toezenden van stukken ter inschrijving, te voldoen aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, alsmede de wijze waarop een zodanig verzoek kan worden gedaan. Van de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in de eerste zin, geeft de bewaarder aan de verzoeker met bekwame spoed een verklaring af, waarvan de inhoud en de wijze van verzenden door het bestuur van de Dienst worden vastgesteld. Een verklaring als bedoeld in de tweede zin doet een beslissing als bedoeld in het derde lid vervallen, indien daaruit blijkt dat de verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is bij het in elektronische vorm toezenden van stukken ter inschrijving, te voldoen aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f.
5.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een netwerkbeheerder ten behoeve van het elektronisch verzenden en ontvangen van berichten in verband met het in elektronische vorm aanbieden van stukken ter inschrijving, een permanente aansluiting kan verkrijgen op het door de Dienst gehouden systeem.
6.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst kan worden bepaald ten aanzien van welke andere dan de gevallen, bedoeld in het tweede lid, een persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, kan verzoeken om, indien een van de door hem bij zijn verzoek aangegeven soorten van die gevallen zich voordoet met betrekking tot door hem verzonden berichten als bedoeld in het eerste lid, het desbetreffende door hem gedaan verzoek tot inschrijving aan te merken als te zijn ingetrokken. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de wijze en het tijdstip waarop uiterlijk en aan welke bewaarder het verzoek, bedoeld in de eerste zin, wordt gedaan.
1.
Indien een stuk als bedoeld in artikel 10a in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden, is het desbetreffende afschrift of het woordelijk gelijkluidend uittreksel voorzien van een verklaring, inhoudende dat het inhoudelijk een volledige en juiste weergave is van de inhoud van het stuk waarvan het een afschrift is onderscheidenlijk van de desbetreffende gedeelten van het stuk waarvan het een uittreksel is, en van een elektronische handtekening. Artikel 11, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden biedt de aanbieder tezamen met dat stuk eveneens in elektronische vorm een verzoek tot inschrijving aan. Een verzoek als bedoeld in de eerste zin mag op meer dan een stuk betrekking hebben. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden de vorm en inhoud van dat verzoek vastgesteld.
3.
Bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld:
a. de vorm van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en
b. van wiens elektronische handtekening stukken als bedoeld in het eerste lid worden voorzien.
4.
Bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld in welke gevallen en op welke wijze het ambt, de hoedanigheid of functie van de persoon, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt opgenomen in een bericht als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, eerste zin. Indien in de regeling, bedoeld in de eerste zin, wordt bepaald dat dat ambt, die hoedanigheid of functie als specifiek attribuut wordt vermeld in het certificaat waarop de elektronische handtekening is gebaseerd, wordt bij die regeling bepaald de wijze waarop de betrokken certificatiedienstverlener zich vergewist dat de betrokkene ten tijde van de afgifte van het certificaat dat ambt, die hoedanigheid of functie bekleedde of toekwam.
5.
Ten aanzien van tekeningen die deel uitmaken van in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stukken is artikel 11, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing. Bij regeling van Onze Minister kunnen worden vastgesteld de gevallen waarin tekeningen en andere stukken die deel uitmaken van een in elektronische vorm aan te bieden stuk, afzonderlijk in papieren vorm ter inschrijving kunnen worden aangeboden. Ten aanzien van stukken die in elektronische vorm ter inschrijving worden aangeboden kan, voorzover ter verkrijging van inschrijving door de aanbieder stukken voor bewijs worden overgelegd die niet worden ingeschreven, Onze Minister bij regeling:
a. vaststellen de gevallen waarin die overlegging in elektronische vorm kan plaatsvinden, en
b. regels stellen waaraan in elektronische vorm over te leggen stukken voldoen.
6.
In de gevallen waarop een regeling als bedoeld in het vijfde lid, tweede zin, van toepassing is, en in de gevallen waarop een regeling als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, niet van toepassing is, vindt:
a. de aanbieding van tekeningen en andere stukken als bedoeld in het vijfde lid, tweede zin, die in papieren vorm worden aangeboden, en
b. de overlegging van stukken als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, die in papieren vorm worden overgelegd,
plaats binnen de bij regeling van Onze Minister vast te stellen termijn.
7.
Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald de wijze waarop de aanbieder een in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stuk en:
a. elk in papieren vorm aan te bieden stuk dat deel uitmaakt van eerstbedoeld stuk, of
b. elk stuk in papieren vorm dat voor bewijs wordt overgelegd bij de aanbieding van eerstbedoeld stuk maar niet mede wordt ingeschreven,
voorziet van een onderlinge verwijzing door middel van een uniek kenmerk.
Bij de regeling, bedoeld in de eerste zin, wordt vastgesteld waaruit dat kenmerk bestaat en hoe dit desgevraagd aan een aanbieder wordt verstrekt door de bewaarder.
8.
Het bestuur van de Dienst stelt de termijn vast gedurende welke en de wijze waarop overgelegde stukken als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, worden bewaard.
9.
Artikel 11, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
10.
Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de Dienst van tekeningen en andere stukken die deel uitmaken van een in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stuk, voorafgaande aan die aanbieding een afschrift in elektronische vorm vervaardigt en onder een uniek kenmerk bewaart met het uitsluitend doel dat daarnaar in dat later aan te bieden stuk kan worden verwezen op een bij die regeling vast te stellen wijze. Een verwijzing als bedoeld in de eerste zin heeft tot gevolg dat het stuk waarnaar in het ter inschrijving aangeboden stuk wordt verwezen, deel uitmaakt van het aan te bieden stuk. Artikel 11, vierde lid, tweede zin, alsmede het zevende lid, tweede zin, en achtste lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.
1.
Elk stuk dat ter inschrijving wordt aangeboden, wordt door de bewaarder met bekwame spoed voorzien van een aantekening omtrent dag, uur en minuut van aanbieding en een uniek stukidentificatienummer, met dien verstande dat indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden die gegevens bij het desbetreffende stuk in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers worden geplaatst. Het bestuur van de Dienst regelt waaruit dit stukidentificatienummer bestaat en de wijze waarop het wordt gevormd.
2.
Bij ontvangst van een in elektronische vorm aangeboden stuk wordt in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers een aantekening geplaatst waaruit blijkt dat het stuk de status «aangeboden» heeft, en worden daarin andere door het bestuur van de Dienst vast te stellen gegevens vermeld die op de aanbieding betrekking hebben.
3.
Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid.
1.
De inschrijving geschiedt:
a. wat betreft stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden: door het plaatsen op het afschrift van het stuk, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van een door de bewaarder te ondertekenen aantekening dat het stuk is ingeschreven, en
b. wat betreft stukken die in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden: door het plaatsen in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers bij het stuk van een aantekening waaruit blijkt dat het stuk de status «ingeschreven» heeft, voorzien van de naam van de bewaarder, en in de gevallen, bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, door tevens op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een door de bewaarder te ondertekenen aantekening te plaatsen dat het stuk is ingeschreven.
Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in de eerste zin, onderdelen a en b.
2.
Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot:
a. de rangschikking en de wijze van opberging van de afschriften, bedoeld in artikel 11, eerste lid, en
b. de bewaring van de bestanden waaruit een bericht als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, onderdeel a, bestaat, en van bestanden die bij een zodanig bericht zijn gevoegd.
1.
Indien stukken in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, worden zij na de inschrijving, bedoeld in artikel 12, eerste lid, aan de aanbieder teruggegeven nadat zij zijn voorzien van een door de bewaarder ondertekende verklaring van inschrijving vermeldende ten minste dag, uur en minuut van aanbieding, en het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de verklaring, bedoeld in de eerste zin, en kan de inhoud ervan nader vaststellen.
2.
Indien stukken in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden, wordt na hun inschrijving aan de aanbieder toegezonden een bewijs van inschrijving houdende mededeling van de verrichte inschrijving en vermeldende ten minste de gegevens, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, welk bewijs door de bewaarder wordt ondertekend of, indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden, wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder. Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de vorm, wijze en het tijdstip van verzenden van het bewijs van inschrijving en kan de inhoud ervan nader vaststellen.
3.
Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in het tweede lid, stukken die deel uitmaken van het in te schrijven stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op die stukken.
Artikel 14
Op de inschrijving van een feit waarvan de inschrijving alsnog is bevolen overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of opnieuw is verzocht als bedoeld in artikel 20, vierde lid, tweede zin, van Boek 3 van dat wetboek, zijn de artikelen 10a tot en met 13 van toepassing, voorzover daarvan in de artikelen 14a en 14b niet wordt afgeweken.
1.
Voor een inschrijving als bedoeld in artikel 14 wordt vereist, indien het oorspronkelijke stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden, het oorspronkelijk aangeboden stuk dat is voorzien van de verklaring, bedoeld in artikel 15a, eerste lid.
2.
De inschrijving geschiedt door op het afschrift van het stuk, bedoeld in artikel 11, eerste lid, een door de bewaarder te ondertekenen aantekening te plaatsen inhoudende dat het stuk is ingeschreven onder vermelding van het tijdstip van de hernieuwde aanbieding.
3.
Artikel 13, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
1.
Voor een inschrijving als bedoeld in artikel 14 wordt vereist, indien het oorspronkelijke stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, een hernieuwd verzoek tot inschrijving dat in elk geval vermeldt het stukidentificatienummer van het oorspronkelijk aangeboden stuk en is voorzien van een elektronische handtekening. Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in de eerste zin, stukken die deel uitmaken van het oorspronkelijk ter inschrijving aangeboden stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, wordt tevens vereist de hernieuwde aanbieding van diezelfde stukken voorzien van de door de bewaarder bij de oorspronkelijke aanbieding daarop gestelde gegevens, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onverminderd het tweede lid. Artikel 11b, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot:
a. de vorm en inhoud van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en van wiens elektronische handtekening dat verzoek wordt voorzien, en
b. de gevallen waarin een hernieuwde aanbieding als bedoeld in het eerste lid, tweede zin, achterwege kan blijven.
3.
De inschrijving geschiedt in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, door in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers de voorlopige aantekening door te halen en door het plaatsen bij het stuk van een aantekening waaruit blijkt het tijdstip van de hernieuwde aanbieding en dat het stuk de status «ingeschreven» heeft, en, in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, door tevens op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een aantekening te plaatsen ten aanzien waarvan het bepaalde omtrent de in dit lid eerstgenoemde aantekening van overeenkomstige toepassing is. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in de eerste zin.
4.
Artikel 13, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bewaarder in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een aantekening plaatst ten aanzien waarvan artikel 13, eerste lid, van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 15
De boeking, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, geschiedt in het register van voorlopige aantekeningen met vermelding van de gerezen bedenkingen, en, voorzover bekend, van de naam en woonplaats met adres van de aanbieder, met dien verstande dat met betrekking tot een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, die vermelding plaatsvindt in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers bij dat stuk onder gelijktijdige aantekening van de status «niet-ingeschreven». Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekening, bedoeld in de eerste zin.
1.
Indien een stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt na de boeking, bedoeld in artikel 15, dat stuk voorzien van een door de bewaarder ondertekende verklaring van niet-inschrijving, vermeldende ten minste:
a. dag, uur en minuut van aanbieding;
b. het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder verwijzing naar de boeking in het register van voorlopige aantekeningen, en
c. de gerezen bedenkingen,
en wordt het aan de aanbieder teruggegeven. Het voor inschrijving vereiste, aangeboden afschrift van het stuk wordt in bewaring genomen. Artikel 12, tweede lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien het voor inschrijving vereiste afschrift niet is aangeboden, vervaardigt de Dienst een afschrift van het stuk, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels. De Dienst is aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing op de stukken, bedoeld in artikel 15, waarop ten aanzien van de inschrijving artikel 11, vierde lid, van toepassing is.
3.
Het bestuur van de Dienst stelt regels over de gevallen waarin de Dienst een afschrift vervaardigt van het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd, en op welke wijze die vervaardiging geschiedt, indien:
a. het afschrift, bedoeld in artikel 11, eerste lid, niet is vervaardigd of aangeboden met inachtneming van de regels, bedoeld in artikel 11, zesde lid, dan wel
b. het formulier, bedoeld in artikel 11, zevende lid, indien dat lid toepassing heeft gevonden, niet is ingevuld of aangeboden met inachtneming van de regels, bedoeld in dat lid.
Artikel 12, tweede lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing. Het aangeboden afschrift blijft berusten ten kantore van de Dienst en wordt voorzover mogelijk opgeborgen in het register van voorlopige aantekeningen bij het desbetreffende door de Dienst vervaardigde afschrift.
4.
Artikel 15 en het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op de boeking van de aanbieding van een stuk, dat krachtens artikel 37, tweede lid, op bevel van de rechter kan worden ingeschreven.
1.
Indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt na de boeking, bedoeld in artikel 15, aan de aanbieder toegezonden een bewijs van niet-inschrijving vermeldende ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 15a, eerste lid, eerste zin, welk bewijs door de bewaarder wordt ondertekend of, indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden, wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder. Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de vorm, wijze en het tijdstip van verzenden van het bewijs van niet-inschrijving. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van het bewijs van niet-inschrijving. Artikel 12, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, stukken die deel uitmaken van het in te schrijven stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden zonder het voor inschrijving vereiste afschrift, vervaardigt de Dienst een afschrift van de desbetreffende stukken overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels. De Dienst is aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de stukken, bedoeld in artikel 15, waarop ten aanzien van de inschrijving artikel 11, vierde lid, van toepassing is.
3.
Artikel 15 en het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op de boeking van de aanbieding van een stuk, dat krachtens artikel 37, tweede lid, op bevel van de rechter kan worden ingeschreven.
1.
Van aan de bewaarder uitgebrachte dagvaardingen als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en van uitspraken van de voorzieningenrechter in kort geding, aangespannen ter verkrijging van het bevel, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van dat wetboek, wordt aantekening gehouden in het register van voorlopige aantekeningen overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels.
2.
Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze waarop in het register van voorlopige aantekeningen de boeking, bedoeld in artikel 15, geschiedt, en met betrekking tot de wijze van doorhaling van voorlopige aantekeningen.
3.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op dagvaardingen uitgebracht aan de bewaarder ter verkrijging van een bevel van de rechter tot inschrijving van een notariële verklaring als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de boeking, bedoeld in artikel 37, tweede lid, eerste zin, en de doorhaling van een zodanige boeking in het register van voorlopige aantekeningen.
1.
Het bestuur van de Dienst stelt:
a. de vorm vast van het bewijs van ontvangst, bedoeld in artikel 18 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat door de bewaarder wordt ondertekend, met dien verstande dat indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden aan de aanbieder, het wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder, en
b. regels met betrekking tot de wijze waarop op het bewijs van ontvangst, bedoeld in onderdeel a, indien het in papieren vorm is afgegeven, de verrichte inschrijving desgevraagd wordt aangetekend, bedoeld in artikel 19, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels met betrekking tot de inhoud van het bewijs van ontvangst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, met dien verstande dat daarin in elk geval wordt vermeld het aantal van de overgelegde maar niet mede in te schrijven stukken als bedoeld in artikel 44, onder vermelding van hun kenmerken als bedoeld in artikel 11b, zevende lid.
3.
Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze en het tijdstip van verstrekken van het bewijs van ontvangst.
1.
Onverminderd de overige uit deze titel voortvloeiende eisen moet een ter inschrijving aangeboden notariële akte, notariële verklaring of authentiek afschrift of uittreksel van een zodanige akte of verklaring vermelden:
1°. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de natuurlijke personen die blijkens het aangeboden stuk daarbij als partij zijn opgetreden;
2°. rechtsvorm, naam en woonplaats met adres van de rechtspersonen die blijkens het aangeboden stuk daarbij als partij zijn opgetreden;
3°. ten aanzien van natuurlijke en rechtspersonen die blijkens het aangeboden stuk voormelde partijen hebben vertegenwoordigd: de in de onderdelen a en b bedoelde gegevens, met uitzondering van de burgerlijke staat, alsmede de grond van hun bevoegdheid, met dien verstande dat voor natuurlijke personen die een kantoor houden of werkzaam zijn op een kantoor ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor betreffen in plaats van de woonplaats met adres ook het kantooradres vermeld kan worden.
Indien opgave van één of meer van deze gegevens niet mogelijk is, worden de redenen daarvan vermeld.
2.
Andere ter inschrijving aangeboden stukken vermelden, zo mogelijk, dezelfde gegevens als in het eerste lid omschreven, tenzij anders voortvloeit uit hetgeen de wet voor een stuk van de aard als waarom het gaat, ten aanzien van de vermelding van voornamen, namen en woonplaatsen voorschrijft.
3.
In elk geval worden de in het eerste lid omschreven gegevens opgegeven van de partij ten behoeve van wie de aanbieding ter inschrijving geschiedt. Zo het ter inschrijving aangeboden stuk één of meer van deze gegevens niet vermeldt en naar zijn aard niet voor aanvulling te dier zake vatbaar is, wordt vermelding van de ontbrekende gegevens en, zo opgave van één of meer dezer gegevens niet mogelijk is, de vermelding van de redenen daarvan in een nadere door of namens die partij ondertekende verklaring alsnog op het stuk gesteld of daaraan gehecht.
4.
Zo een partij geen woonplaats in Nederland heeft, kiest zij ter zake van de inschrijving een woonplaats in Nederland.
5.
Indien een partij in een ter inschrijving aangeboden stuk woonplaats heeft gekozen, wordt niettemin daarin ook de wettelijke woonplaats met adres vermeld.
Artikel 19
Ingeval het ter inschrijving aangeboden stuk betrekking heeft op een bepaald reeds eerder ingeschreven stuk, bevat het een verwijzing naar dit eerdere stuk overeenkomstig door Onze Minister daartoe vast te stellen regelen.
1.
Indien een stuk ter inschrijving wordt aangeboden en het daarin vermelde in te schrijven feit betrekking heeft op een onroerende zaak of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, vermeldt dit stuk de aard, de plaatselijke aanduiding zo deze er is, en de kadastrale aanduiding van die onroerende zaak onderscheidenlijk van de onroerende zaak die aan dat recht is onderworpen. Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een appartementsrecht, wordt in het ter inschrijving aangeboden stuk vermeld de plaatselijke aanduiding van het desbetreffende gedeelte van het gebouw dat is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, alsmede de aard en de kadastrale aanduiding van dat appartementsrecht.
2.
Onze Minister kan regelen vaststellen omtrent de wijze waarop de plaatselijke aanduiding, bedoeld in het eerste lid, in het ter inschrijving aangeboden stuk wordt vermeld.
1.
Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een in de registratie voor schepen, bedoeld in artikel 85, te boek staand schip of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bevat het ter inschrijving aangeboden stuk:
a. de naam van het schip met vermelding van het gebruik waartoe het is bestemd, en zijn bruto-inhoud of bruto-tonnage dan wel, indien het een binnenschip betreft, zijn laadvermogen in tonnen van 1.000 kilogram of verplaatsing in kubieke meters;
b. het type en de inrichting van het schip, het materiaal waarvan de romp is gemaakt, jaar en plaats van de bouw, en, voor zover het een schip met een mechanische voortstuwing betreft, ook al betreft het slechts een hulpmotor, het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;
c. het nummer waaronder de teboekstelling van het schip in de openbare registers is geschied, de aanwijzing van de rubriek waartoe dat schip behoort, de aanduiding van het kantoor van de Dienst waar de teboekstelling is geschied, en het jaar van teboekstelling, welke gegevens tezamen in genoemde volgorde het brandmerk van het schip vormen.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de in het eerste lid, onder c, bedoelde onderscheiding van rubrieken van schepen.
3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op ter inschrijving aangeboden rechterlijke uitspraken. Deze stukken kunnen, onverminderd andere vereisten gesteld bij of krachtens wet, echter slechts worden ingeschreven, indien en voor zover de identiteit van het desbetreffende schip voldoende vaststaat.
4.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan worden volstaan met het vermelden van de naam van het schip en de in dat lid, onder c, genoemde gegevens in het ter inschrijving aangeboden stuk, indien dat stuk betreft:
a. de doorhaling van de teboekstelling van een schip, bedoeld in de artikelen 195, eerste lid, en 786, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
b. de aangifte van de eigenaar inhoudende dat het schip een wijziging heeft ondergaan waardoor de beschrijving van het schip in de registratie voor schepen, bedoeld in artikel 85, tweede lid, onder f en g, niet meer aan de werkelijkheid beantwoordt;
c. een afwijkend beding, als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel
d. de verandering van een door de eigenaar van een schip in een ingeschreven stuk gekozen woonplaats.
Het bepaalde in de eerste zin is ook van toepassing op de inschrijving van stukken als bedoeld in de artikelen 32, eerste lid, 38, eerste lid, en 39, eerste lid.
1.
Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een in de registratie voor luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 92, te boek staand luchtvaartuig of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bevat het ter inschrijving aangeboden stuk:
a. het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart;
b. de naam en woonplaats van de fabrikant en het type van het luchtvaartuig, jaar en plaats van de bouw, het serienummer zo het luchtvaartuig dat heeft met vermelding van de plaats waar dit nummer is aangebracht, en het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;
c. de maximaal toegelaten startmassa van het luchtvaartuig en, indien het luchtvaartuig een naam voert, de naam ervan;
d. het nummer waaronder de teboekstelling van het luchtvaartuig in de openbare registers is geschied.
2.
Artikel 21, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23
Vermeldt een ter inschrijving aangeboden stuk niet één of meer der gegevens, in de artikelen 19-22 voor een zodanig stuk voorgeschreven, en is het naar zijn aard niet voor aanvulling te dier zake vatbaar, dan wordt de vermelding van de ontbrekende gegevens in een nadere, door degene die de inschrijving verlangt, ondertekende verklaring alsnog op het stuk gesteld of daaraan gehecht.
1.
Ter inschrijving van een akte van levering, vereist voor de overdracht van een registergoed, voor de vestiging, afstand of wijziging van een beperkt recht dat een registergoed is, of voor de overgang van een registergoed na toedeling uit hoofde van de verdeling van een gemeenschap, wordt aangeboden een authentiek afschrift dan wel een authentiek uittreksel van de notariële akte betreffende deze levering. In geval van vestiging van een recht van hypotheek op een schip in aanbouw wordt mede ter inschrijving aangeboden een verklaring van een ambtenaar van de Dienst belast met het aanbrengen van brandmerken op te boek staande schepen of van een andere door de bewaarder daarmee belaste persoon, inhoudende dat de bouw van het schip nog niet is voltooid.
2.
Het ter inschrijving aangeboden stuk, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval:
a. de titel op grond waarvan de levering plaatsvindt en, in geval van vestiging van een recht van hypotheek, tevens:
1°. een aanduiding van de vordering waarvoor het recht van hypotheek tot zekerheid strekt, of van de feiten aan de hand waarvan die vordering zal kunnen worden bepaald;
2°. het bedrag waarvoor het recht van hypotheek wordt gevestigd of, wanneer dit bedrag nog niet vaststaat, het maximumbedrag dat uit hoofde van dat recht van hypotheek op het goed kan worden verhaald;
3°. in geval van vestiging van een recht van hypotheek op een teboekstaand zeeschip of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bovendien: een duidelijke vermelding van het aan de hypotheek onderworpen schip;
4°. in geval van vestiging van een recht van hypotheek op een teboekstaand binnenschip of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bovendien: een duidelijke vermelding van het aan de hypotheek onderworpen schip, de voorwaarden voor opeisbaarheid of een verwijzing naar een op het kantoor van inschrijving ingeschreven document waarin deze voorwaarden zijn vastgelegd, alsmede de bedongen rente en de tijdstippen waarop deze vervalt;
5°. in geval van vestiging van een recht van hypotheek op een teboekstaand luchtvaartuig, bovendien: een duidelijke vermelding van het aan de hypotheek onderworpen luchtvaartuig;
b. de wettelijke benaming van het recht, op de levering waarvan het ter inschrijving aangeboden stuk betrekking heeft of, ingeval dat recht geen wettelijke benaming heeft:
1°. de gangbare benaming, dan wel de vermelding dat het recht geen gangbare benaming heeft;
2°. de wetsbepaling volgens welke het recht kan worden gevestigd of een registergoed is;
3°. in geval van een recht als bedoeld in artikel 150, eerste lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, de omschrijving van de inhoud van dat recht.
3.
Het eerste lid, eerste zin, en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing, bedoeld in de artikelen 525, eerste lid, en 584 o, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onverminderd hetgeen in ieder van de artikelen in het tweede lid is bepaald.
4.
Het aangeboden stuk mag op meer leveringen, als bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben, voor zover voor ieder daarvan aan de in de vorige leden gestelde eisen is voldaan. Betreft het stuk een overdracht onder voorbehoud van een beperkt recht of van een beding, als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, dan wordt de vestiging van dit recht dan wel het op zich nemen van het beding afzonderlijk en duidelijk vermeld, bij gebreke waarvan de inschrijving van het stuk geacht wordt niet mede dit recht of dit beding te betreffen.
5.
Het eerste lid, eerste zin, is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van een akte van grensvastlegging, opgemaakt krachtens de artikelen 31 of 35, derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede op de inschrijving van een akte van splitsing, als bedoeld in artikel 109, eerste lid, van Boek 5 van dat wetboek, en een akte tot wijziging of opheffing van een zodanige splitsing.
6.
Het eerste lid, eerste zin, is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van een akte van vernieuwing als bedoeld in artikel 77.
1.
Ter inschrijving van een rechterlijke uitspraak die voor een akte van levering in de plaats treedt of die krachtens een andere wet dan de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken kan worden ingeschreven, wordt een expeditie van de rechterlijke uitspraak aangeboden, alsmede:
a. indien de rechterlijke uitspraak slechts inschrijfbaar is, nadat zij in kracht van gewijsde is gegaan: een verklaring van de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, inhoudende dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat;
b. indien de onder a bedoelde eis voor inschrijfbaarheid niet is gesteld en de rechterlijke uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad is: een verklaring van de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, inhoudende:
1°. hetzij dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, hetzij dat hem drie maanden na de uitspraak niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken;
2°. zo het rechtsmiddel bij verzoekschrift moet worden ingesteld, dat ook de griffier van het gerecht waar dit verzoekschrift moet worden ingediend, niet van het instellen van een rechtsmiddel is gebleken;
c. indien voor de inschrijving betekening aan de veroordeelde vereist is, een door de deurwaarder getekend afschrift van het exploit waarbij de betekening is geschied.
2.
Ter inschrijving van een beslissing van de rechter van een vreemde Staat wordt een authentiek afschrift van deze beslissing aangeboden.
3.
Bestaat de rechterlijke uitspraak in een verlof tot tenuitvoerlegging van een beslissing van arbiters, dan wordt ook een afschrift van deze beslissing aangeboden, getekend door de griffier van het gerecht waarvan de president het verlof gaf.
1.
Ter inschrijving van een rechtshandeling naar burgerlijk recht die krachtens wetsbepaling kan worden ingeschreven, worden, tenzij anders is bepaald, aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, inhoudende dat de rechtshandeling naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, is verricht en wat zij inhoudt, en van de daaraan gehechte stukken waaruit van die rechtshandeling blijkt.
2.
Ingeval voor de rechtshandeling of de inschrijving daarvan een notariële akte is vereist, wordt aangeboden een authentiek afschrift of een authentiek uittreksel van die akte.
3.
Ingeval van de rechtshandeling een notariële akte is opgemaakt, zonder dat dit vereist was, kan naar keuze van degene die de inschrijving verlangt het eerste of tweede lid worden toegepast.
4.
Ingeval het gaat om een eenzijdige tot één of meer bepaalde personen gerichte rechtshandeling, kan worden volstaan met aanbieding van een aan die persoon of personen uitgebracht exploit, waarbij die rechtshandeling is verricht of tijdig bevestigd, of een authentiek afschrift daarvan.
5.
Ingeval de rechtshandeling betreft een scheepshuurkoopovereenkomst waarop artikel 800, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, worden ter inschrijving aangeboden hetzij authentieke afschriften van de in het eerste lid van dat artikel bedoelde notariële akte en van de daaraan gehechte stukken inhoudende de in het tweede lid van dat artikel bedoelde toestemming, hetzij een authentiek uittreksel van die akte en authentieke afschriften van die stukken.
6.
Ter inschrijving van een afwijkend beding, als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een door de eigenaar van het schip ondertekende verklaring aangeboden, waarin het scheepstoebehoren ten aanzien waarvan het afwijkend beding is gemaakt, eenduidig is omschreven.
1.
Ter inschrijving van erfopvolgingen die registergoederen betreffen, wordt een authentiek afschrift van een door een notaris opgemaakte verklaring van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek aangeboden, waaruit van de erfopvolging blijkt.
2.
Ter inschrijving van een executele, een bij uiterste wilsbeschikking ingesteld bewind of de benoeming van een vereffenaar van de nalatenschap wordt een authentiek afschrift van een verklaring van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek aangeboden, waaruit van de executele, het bewind onderscheidenlijk de benoeming blijkt. De eerste zin laat onverlet de mogelijkheid van inschrijving van de benoeming van een vereffenaar door inschrijving van de desbetreffende rechterlijke uitspraak.
3.
Ter inschrijving van een verkrijging door de Staat van registergoederen krachtens artikel 189 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt een authentiek afschrift van een verklaring van een notaris aangeboden, waarin deze vermeldt dat het registergoed door de Staat krachtens dat artikel is verkregen.
4.
Ter inschrijving van afgifte aan de Staat van registergoederen krachtens artikel 226, eerste en tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangeboden een verklaring van de vereffenaar waarin deze vermeldt op welk tijdstip het registergoed aan de Staat is afgegeven.
5.
Ter inschrijving van het verval aan de Staat van registergoederen of hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen krachtens artikel 226, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangeboden een verklaring van Onze Minister van Financiën, inhoudende dat tijdens het in dat artikel genoemde tijdvak van twintig jaren die goederen niet zijn opgeëist.
1.
Onverminderd artikel 27 kan ter inschrijving van erfopvolgingen die registergoederen betreffen, een gewaarmerkt afschrift van een Europese erfrechtverklaring als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201), worden aangeboden, waaruit van de erfopvolging blijkt.
2.
Het in het eerste lid bedoelde gewaarmerkte afschrift van een Europese erfrechtverklaring wordt ook aangeboden ter inschrijving van een legaat, executele of de benoeming van een beheerder van de nalatenschap als bedoeld in artikel 63 van de in het eerste lid bedoelde verordening.
1.
Ter inschrijving van de aanvaarding van een nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving of de verwerping van een nalatenschap wordt een door de griffier getekend uittreksel uit het boedelregister aangeboden, inhoudende de verklaring betreffende de aanvaarding of de verwerping die krachtens artikel 191 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek in het boedelregister is ingeschreven.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van de verklaring betreffende aanvaarding of verwerping van een legaat bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Uitvoeringswet Verordening erfrecht.
Artikel 29
Ter inschrijving van de afstand van een huwelijksgemeenschap of van een gemeenschap van geregistreerd partnerschap wordt een door de griffier getekend uittreksel uit het huwelijksgoederenregister aangeboden, inhoudende de verklaring betreffende de afstand, die krachtens artikel 104 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in het huwelijksgoederenregister is ingeschreven.
1.
Ter inschrijving van de vervulling van een voorwaarde, gesteld in een ingeschreven voorwaardelijke rechtshandeling, of van de verschijning van een onzeker tijdstip, aangeduid in de aan een ingeschreven rechtshandeling verbonden tijdsbepaling, worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, inhoudende dat naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, de voorwaarde is vervuld, onderscheidenlijk het tijdstip is verschenen, en van de daaraan gehechte stukken waaruit van deze vervulling of verschijning blijkt.
2.
Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van de dood van de vruchtgebruiker van een registergoed. De verklaring van de notaris houdt in dit geval tevens in:
a. het tijdstip van overlijden van de vruchtgebruiker, en
b. of het vruchtgebruik is vervallen, dan wel bij wie het vruchtgebruik na de dood van de vruchtgebruiker is verbleven.
Artikel 31
Op de inschrijving van reglementen en andere regelingen die tussen medegerechtigden in registergoederen zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing:
a. voor zover het reglement of de regeling door de rechter is vastgesteld: artikel 25;
b. voor zover het reglement of de regeling bij rechtshandeling is vastgesteld: artikel 26, eerste en derde lid.
1.
Ter inschrijving van een proces-verbaal van inbeslagneming wordt dit proces-verbaal of een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan aangeboden. Artikel 18, tweede-vijfde lid, is niet van toepassing.
2.
Ingeval een proces-verbaal van inbeslagneming van een luchtvaartuig in het buitenland is opgemaakt door een deurwaarder of andere volgens de daar geldende wet hiertoe bevoegde persoon, kan ook een zodanig proces-verbaal ter inschrijving worden aangeboden.
3.
Ter inschrijving van een der in de artikelen 211 en 821 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde voorrechten, wordt aangeboden een door een deurwaarder ondertekend verzoek tot inschrijving van het voorrecht, inhoudende naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt:
a. de aanduiding van de vordering waar het om gaat;
b. het beloop der vordering ten tijde van het ondertekenen door de deurwaarder van het verzoek, of van de feiten aan de hand waarvan die vordering zal kunnen worden bepaald;
c. de omschrijving van het voorrecht door vermelding van het wettelijk voorschrift, op grond waarvan aan die vordering het voorrecht is toegekend, en
d. het tijdstip waarop de vordering is ontstaan. Indien het verzoek van de deurwaarder ter inschrijving wordt aangeboden na verloop van de termijn, genoemd in artikel 219, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 829, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt ter inschrijving tevens aangeboden een stuk waaruit blijkt dat de schuldeiser zijn vordering binnen die termijn in rechte heeft geldend gemaakt, op de inschrijving van welk bewijsstuk artikel 38 van overeenkomstige toepassing is.
4.
Op de inschrijving van een voorrecht, als bedoeld in artikel 1320, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek is het bepaalde in de eerste zin van het derde lid van overeenkomstige toepassing. Indien het verzoek van de deurwaarder ter inschrijving wordt aangeboden drie maanden of langer na het in die zin, onder d, bedoelde tijdstip, wordt ter inschrijving tevens aangeboden een stuk waaruit blijkt dat binnen de in artikel 1320, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde termijn:
a. het bedrag der vordering in der minne is vastgesteld, dan wel
b. langs gerechtelijke weg erkenning van het voorrecht en de omvang ervan is gevorderd, op de inschrijving van welk bewijsstuk in het onder b bedoelde geval artikel 38 van overeenkomstige toepassing is.
1.
Ter inschrijving van een verandering in de voornaam of de geslachtsnaam van tot registergoederen gerechtigde natuurlijke personen wordt een door of namens deze persoon ondertekend stuk aangeboden, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder 1°, met vermelding van de oude en de nieuwe naam of voornaam, en de dag waarop de verandering is ingegaan. Indien de verandering blijkt uit de registers van de burgerlijke stand, wordt een uittreksel daaruit overgelegd, dat de verandering relateert. In andere gevallen wordt een ander bewijsstuk betreffende deze verandering overgelegd.
2.
Ter inschrijving van de naamsverandering van een rechtspersoon wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder 2°, met vermelding van de oude en de nieuwe naam en de dag waarop de verandering is ingegaan. Gaat het om een publiekrechtelijke rechtspersoon, dan kan deze de opgave zelf doen.
3.
Ter inschrijving van een omzetting van een rechtspersoon wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende de in artikel 18, eerste lid, onder 2°, bedoelde gegevens, met vermelding van de oude en nieuwe rechtsvorm, de oude en nieuwe naam alsmede van de dag waarop de omzetting van kracht is geworden. Het bepaalde in de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op een omzetting, als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Wet van 28 juni 1989 (Stb. 245), houdende uitvoering van de Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1).
4.
Ter inschrijving van een fusie van rechtspersonen wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende met betrekking tot elk der fuserende rechtspersonen en, zo de verkrijgende rechtspersoon een door hen samen bij de fusie opgerichte nieuwe rechtspersoon is, tevens met betrekking tot die rechtspersoon de in artikel 18, eerste lid, onder 2°, bedoelde gegevens, met vermelding wie de verkrijgende rechtspersoon is alsmede van de dag waarop de fusie van kracht is geworden.
5.
Ter inschrijving van een splitsing van rechtspersonen wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende met betrekking tot elke partij bij de splitsing en, zo bij de splitsing verkrijgende rechtspersonen worden opgericht, tevens met betrekking tot die rechtspersonen de in artikel 18, eerste lid, onder 2°, bedoelde gegevens, met vermelding op welke verkrijgende rechtspersoon welke registergoederen zijn overgegaan alsmede van de dag waarop de splitsing van kracht is geworden.
Artikel 34
Ter inschrijving van een verjaring wordt een authentiek afschrift van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring aangeboden, inhoudende dat naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, de verjaring is ingetreden, alsmede
a. welk registergoed door verjaring is verkregen, dan wel welk beperkt recht op een registergoed is tenietgegaan;
b. tegen wie de verjaring werkt, indien dit bekend is;
c. welke feiten tot de verjaring hebben geleid, en
d. dat de verjaring wordt betwist of niet wordt betwist door degene tegen wie zij werkt, zo dit bekend is.
1.
Ter inschrijving van een of meer verklaringen van waardeloosheid als bedoeld in artikel 28 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris opgemaakte verklaring, inhoudende dat degenen te wier behoeve de inschrijving zou hebben gestrekt, schriftelijk hebben verklaard dat zij waardeloos is, en van deze schriftelijke verklaringen die aan die notariële verklaring zijn gehecht.
2.
Tenzij de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft, vermelden de in het eerste lid bedoelde schriftelijke verklaringen van degenen te wier behoeve de inschrijving zou hebben gestrekt, tevens de feiten waarop de waardeloosheid berust, en houdt de in dat lid bedoelde verklaring van de notaris tevens in dat de vermelde feiten een rechtsgrond voor de waardeloosheid van de inschrijving opleveren.
3.
Ter inschrijving van een verklaring als bedoeld in artikel 273 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangeboden een authentiek afschrift van die verklaring.
4.
Ter inschrijving van een verklaring als bedoeld in artikel 274 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangeboden een authentiek afschrift van de desbetreffende authentieke akte.
1.
Ter inschrijving van het feit dat het nut van een mandelige zaak voor elk der erven is geëindigd, wordt een door een authentiek afschrift van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring aangeboden, inhoudende dat naar de verklaring van hen die de inschrijving verlangen, het nut voor elk der erven is geëindigd. Werken niet alle rechthebbenden op de mandelige zaak mee, dan vermeldt de notaris in zijn verklaring de reden daarvan.
2.
Ter inschrijving van het bestaan van een recht, als bedoeld in artikel 150, eerste lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (Stb. 1976, 396), worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, waarin het bestaan van het recht wordt geconstateerd, en die tevens inhoudt:
a. de omschrijving van de inhoud van het recht;
b. zo mogelijk, de gangbare benaming ervan dan wel de verklaring, dat dat recht niet een zodanige benaming heeft, en
c. wie de rechthebbende op dat recht is,
alsmede van de aan die verklaring gehechte stukken waaruit van een en ander blijkt.
3.
Ter inschrijving van het ontstaan van een erfdienstbaarheid door bestemming of herleving, bedoeld in artikel 163, eerste zin, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, waarin het ontstaan van de erfdienstbaarheid wordt geconstateerd, en die tevens inhoudt:
a. de omschrijving van de inhoud van de erfdienstbaarheid, en
b. wie de rechthebbende op dat recht is,
alsmede van de aan die verklaring gehechte stukken waaruit van een en ander blijkt.
4.
Op de inschrijving van de aanleg en verwijdering van een net als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder k, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, is artikel 26, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
5.
Ter inschrijving van de publicaties bedoeld in artikel 155a lid 2 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een authentiek afschrift van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring aangeboden, inhoudende op welke datum die publicaties zijn geschied en in welk landelijk dagblad de publicatie heeft plaatsgevonden. Ter inschrijving van een exploot als bedoeld in artikel 155a, vijfde lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan aangeboden.
1.
Een notariële verklaring, als bedoeld in de artikelen 26, 30, 34 en 36, houdt behalve hetgeen in deze artikelen is voorgeschreven, tevens in een verklaring van de notaris:
a. hetzij dat allen die als partij bij het in te schrijven feit betrokken zijn aan de notaris hebben medegedeeld met de inschrijving in te stemmen;
b. hetzij dat bewijsstukken aan hem zijn overgelegd en aan de verklaring gehecht, die genoegzaam aantonen dat het in te schrijven feit zich inderdaad heeft voorgedaan dan wel, in geval van een verklaring als bedoeld in artikel 36, tweede lid, dat het recht bestaat;
c. hetzij dat hij niet aan het onder a en b gestelde kan voldoen.
2.
In het in het eerste lid, onder c, bedoelde geval boekt de bewaarder de aanbieding van de notariële verklaring slechts in het register van voorlopige aantekeningen en kan inschrijving alleen plaatsvinden op bevel van de rechter. Het tweede, derde en vierde lid, eerste volzin, alsmede het vijfde en zesde lid van artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat het bevel slechts wordt gegeven, indien de eiser naast de bewaarder allen die als partij bij het in te schrijven feit zijn betrokken, tijdig in het geding heeft geroepen.
3.
De kosten van het geding blijven voor rekening van de eiser, tenzij de vordering ondanks verweer wordt toegewezen, in welk geval degene die het verweer heeft gevoerd in de kosten wordt veroordeeld.
4.
Wanneer het aangeboden stuk ook overigens niet aan de vereisten voor inschrijving voldoet, vermeldt de bewaarder bij de voorlopige aantekening tevens de gerezen bedenkingen en is artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in dier voege van toepassing dat het daarbedoelde bevel slechts tezamen met dat uit hoofde van het tweede lid kan worden gevorderd.
Artikel 37a
Een notariële verklaring als bedoeld in de artikelen 26, 27, derde lid, 30, 31, onder b, juncto 26, eerste lid, 34, 35, 36 en 46a, wordt opgemaakt bij notariële akte.
1.
Ter inschrijving van de instelling van een rechtsvordering of de indiening van een verzoekschrift ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak die de rechtstoestand van een registergoed betreft, wordt aangeboden:
a. in geval van instelling van de rechtsvordering door een dagvaarding: een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan;
b. in geval van instelling van de rechtsvordering door een ander stuk: een afschrift daarvan getekend door een advocaat of door de griffier van het gerecht waar de zaak aanhangig is;
c. in geval van een verzoekschrift: een afschrift daarvan met aantekening van de dag waarop het verzoekschrift is ingekomen ter griffie, getekend door een advocaat of door de griffier van het gerecht waar het verzoekschrift is ingediend.
2.
Artikel 18, tweede-vijfde lid, is niet van toepassing, behoudens dat het aangeboden stuk in elk geval de naam en een ter zake van het geding gekozen woonplaats met adres van degene te wiens behoeve de aanbieding geschiedt, moet bevatten.
1.
Ter inschrijving van de instelling van een rechtsmiddel tegen een rechterlijke uitspraak, als bedoeld in artikel 38, wordt aangeboden:
a. ingeval het rechtsmiddel wordt ingesteld bij dagvaarding: een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan;
b. ingeval het rechtsmiddel wordt ingesteld bij verzoekschrift: een afschrift daarvan met aantekening van de dag waarop het verzoekschrift is ingekomen ter griffie, getekend door een advocaat of de griffier van het gerecht waar het verzoekschrift is ingediend;
c. ingeval het rechtsmiddel wordt ingesteld bij een ander stuk: een afschrift daarvan, getekend door een advocaat of de griffier van het gerecht dat op het aangewende rechtsmiddel beslist.
2.
Artikel 18, tweede-vijfde lid, is niet van toepassing, behoudens dat het aangeboden stuk in elk geval de naam en een ter zake van het geding gekozen woonplaats met adres van degene te wiens behoeve de aanbieding geschied moet bevatten.
Artikel 40
Ter inschrijving van de waardeloosheid van een overeenkomstig artikel 38 of artikel 39 verkregen inschrijving, kan ook worden aangeboden
a. een daartoe strekkende verklaring, afgegeven door een deurwaarder of advocaat die optreedt voor de eiser, de verzoeker of degene die het rechtsmiddel heeft ingesteld;
b. een rechterlijke uitspraak die ertoe strekt dat een zodanige inschrijving waardeloos is.
1.
Ter inschrijving van een feit dat is opgenomen in een stuk gesteld in een vreemde of de Friese taal, wordt naast dat ter inschrijving aangeboden stuk een letterlijke vertaling in het Nederlands ter inschrijving aangeboden, vervaardigd en voor overeenstemmend verklaard door een voor die taal als bevoegd toegelaten beëdigd vertaler, of, indien het een in te schrijven notariële akte in de Friese taal betreft, door de notaris voor wie de akte is verleden.
2.
Het bepaalde in het eerste lid lijdt uitzondering ingeval met betrekking tot luchtvaartuigen een proces-verbaal van inbeslagneming, opgemaakt in het buitenland door een deurwaarder of door een andere volgens de daar geldende wet daartoe bevoegde persoon en gesteld in een vreemde taal, aan de bewaarder wordt toegezonden of bij deze wordt ingeleverd. Alsdan wordt door de zorg van de bewaarder zo spoedig mogelijk een vertaling van een zodanig proces-verbaal vervaardigd door een in Nederland toegelaten beëdigd vertaler.
3.
De vertalingen worden ingeschreven in plaats van de in de vreemde of Friese taal gestelde stukken, die onder de bewaarder blijven berusten.
1.
Op de inschrijving van stukken tot verbetering van onjuistheden en onvolledigheden in ingeschreven stukken, zijn de bepalingen, gegeven bij of krachtens dit hoofdstuk, van overeenkomstige toepassing, onverminderd het tweede lid.
2.
Ter verbetering van een onjuistheid en onvolledigheid bestaand uit een kennelijke schrijffout en een kennelijke misslag in de tekst van een ingeschreven notariële akte of notariële verklaring, als bedoeld in de artikelen 26, 27, eerste lid, 30, 34, 35, 36 en 46a, kan ook worden ingeschreven een proces-verbaal als bedoeld in artikel 45, tweede lid, tweede zin, van de Wet op het notarisambt.
Artikel 43
Indien het ter inschrijving aangeboden stuk waarin het in te schrijven feit is opgenomen, niet voldoet aan de vereisten, gesteld in de artikelen 18-42, kan het met ontbrekende gegevens worden aangevuld door een verklaring aan de voet van het stuk, ondertekend door degene die bevoegd is tot het opmaken en ondertekenen van een zodanig stuk, een en ander voor zover de aard van het stuk zich daartegen niet verzet.
1.
Stukken die voor bewijs bij de aanbieding van een stuk worden overgelegd, worden slechts mede ingeschreven, indien de wet dit eist of de aanbieder dit verlangt, tenzij bij wet is bepaald dat de desbetreffende stukken niet worden ingeschreven.
2.
Onverminderd artikel 17, tweede lid, maakt de bewaarder, overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels, melding van de overlegging van stukken:
a. voorzover die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden: op het ter inschrijving aangeboden stuk en op het afschrift van dat stuk, en
b. voorzover die in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden: in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers bij dat stuk.
3.
Stukken die worden overgelegd maar waarvan de inschrijving niet wordt voorgeschreven of verlangd, worden onverwijld aan de aanbieder teruggegeven. De eerste zin is niet van toepassing indien artikel 11b, vijfde lid, derde zin, toepassing heeft gevonden en het stuk in elektronische vorm is overgelegd.
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent de vereisten waaraan stukken dienen te voldoen die worden aangeboden ter inschrijving van andere inschrijfbare feiten dan die waarop de artikelen 24-40 betrekking hebben, voor zover dit niet reeds in deze dan wel bij of krachtens een andere wet is geschied.
2.
Voor zover bij de in het eerste lid bedoelde maatregel niet anders is bepaald, wordt ter inschrijving van een beschikking of van een uitspraak waarbij een beschikking werd vernietigd, ingetrokken of gewijzigd, een afschrift van die beschikking onderscheidenlijk van die uitspraak aangeboden, afgegeven door het bestuursorgaan onderscheidenlijk het rechterlijk orgaan dat de beschikking of de uitspraak gaf.
1.
Naast feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, kunnen in de openbare registers tevens algemene voorwaarden, modelreglementen en andere stukken, die niet op een bepaald registergoed betrekking hebben, worden ingeschreven, met het uitsluitend doel dat daarnaar in later ter inschrijving aangeboden stukken kan worden verwezen. De artikelen 18, 19, 20, eerste lid, eerste zin, 22 en 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en 117, eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.
2.
Ter inschrijving van een stuk als bedoeld in het eerste lid wordt naast dat stuk aangeboden, indien het in papieren vorm ter inschrijving wordt aangeboden, een afschrift van dat stuk voorzien van een verklaring van eensluidendheid. Artikel 11, tweede tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Ter inschrijving van een stuk als bedoeld in het eerste lid is, indien het in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden, vereist een afschrift van dat stuk als bedoeld in artikel 11b, eerste lid. De artikelen 11, tweede lid, en 11b, tweede tot en met negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
De artikelen 18 tot en met 23 zijn niet van toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waaraan ter inschrijving aangeboden stukken als bedoeld in het eerste lid, voldoen. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de verwijzing in de latere stukken geschiedt.
5.
Een verwijzing als bedoeld in het vierde lid heeft tot gevolg dat het stuk waarnaar in een ter inschrijving aangeboden stuk wordt verwezen, deel uitmaakt van de inschrijving die op grond van het aangeboden stuk plaatsvindt.
1.
Ter voorkoming van een onjuiste of onvolledige bijhouding als bedoeld in de artikelen 54, eerste lid, onderdeel a, 78, eerste lid, 87, eerste lid, onderdeel a, en 94, eerste lid, onderdeel a, kan met betrekking tot bij regeling van Onze Minister vast te stellen gevallen een door een notaris opgemaakte bijhoudingsverklaring worden ingeschreven, inhoudende dat naar zijn verklaring hem gebleken is dat in een eerder ingeschreven, door hem verleden notariële akte voor een juiste en volledige bijhouding van dat stuk kennelijk benodigde gegevens ontbreken en dat die gegevens uitsluitend ten behoeve van een juiste en volledige bijhouding van dat stuk in die verklaring worden vermeld. De inschrijving van een bijhoudingsverklaring kan slechts plaatsvinden indien die verklaring ter inschrijving wordt aangeboden voor de afloop van een periode van tien dagen die aanvangt met de eerste dag volgend op die waarop het desbetreffende stuk is ingeschreven, waarbij niet meegerekend worden de dagen waarop de kantoren van de Dienst niet voor het publiek zijn opengesteld voor het aanbieden van stukken ter inschrijving in de openbare registers.
2.
Ter inschrijving van een bijhoudingsverklaring als bedoeld in het eerste lid wordt aangeboden, indien dit in papieren vorm geschiedt, die verklaring of een authentiek afschrift daarvan, en een afschrift van die verklaring, onderscheidenlijk van dat authentieke afschrift, voorzien van een verklaring van eensluidendheid. Artikel 11, tweede tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Ter inschrijving van een bijhoudingsverklaring als bedoeld in het eerste lid is, indien het in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden, vereist een afschrift van dat stuk als bedoeld in artikel 11b, eerste lid. De artikelen 11, tweede lid, en 11b, tweede tot en met vijfde lid, tweede zin, zesde, zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
De artikelen 18 en 20 tot en met 23 zijn niet van toepassing.
1.
Een verandering van een in een ingeschreven stuk gekozen woonplaats, een alsnog ter zake van een inschrijving gedane keuze van woonplaats en de opheffing van een gekozen woonplaats kunnen worden ingeschreven. Ter inschrijving van de verandering, keuze of opheffing wordt een door of namens de belanghebbende ondertekende verklaring aangeboden die de nieuwe en de vorige gekozen dan wel wettelijke woonplaats vermeldt, alsmede de datum van ingang.
2.
Een krachtens artikel 18, vierde lid, van deze wet of de artikelen 260, eerste lid, van Boek 3 of 252, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek gekozen woonplaats, heeft, ongeacht of zij met het oorspronkelijke stuk dan wel krachtens het eerste lid is ingeschreven, geen ander gevolg dan dat
a. daar exploiten kunnen worden uitgebracht die de inschrijving betreffen, ter zake waarvan woonplaats werd gekozen;
b. daar de door of krachtens de wet voorgeschreven mededelingen en kennisgevingen van de bewaarder en de Dienst kunnen worden gedaan.
3.
Door of krachtens deze wet voorgeschreven mededelingen en kennisgevingen worden in elk geval gedaan aan de laatste bij de Dienst bekende woonplaats van de belanghebbende. In geval van overlijden van een persoon die tot een registergoed gerechtigd was, worden zodanige mededelingen en kennisgevingen aan zijn rechtsopvolgers gedaan aan het laatste bij de Dienst bekende adres van de boedel.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 1a. Bepalingen omtrent authentieke gegevens en de inhoud en inrichting van registraties
- Hoofdstuk 2. Openbare registers voor registergoederen
+ Hoofdstuk 3. Basisregistratie kadaster en net van coördinaatpunten
+ Hoofdstuk 4. Bijwerking van de basisregistratie kadaster en het net van coördinaatpunten
+ Hoofdstuk 5. Registratie voor schepen
+ Hoofdstuk 6. Registratie voor luchtvaartuigen
+ Hoofdstuk 6a. Basisregistratie topografie
+ Hoofdstuk 7. Verstrekking van inlichtingen; kadastraal recht
+ Hoofdstuk 8. Wijziging van de kadastrale aanduiding van onroerende zaken en appartementsrechten anders dan in geval van bijwerking; opnieuw vaststellen van de grootte van percelen; herstel van kennelijke misslagen begaan bij de bijwerking en van onregelmatigheden begaan bij het houden van de openbare registers
+ Hoofdstuk 9. Overige en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht