Artikel 23. Rechtspositieregeling
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor de dienstplichtige in werkelijke dienst en voor zover nodig voor de gewezen dienstplichtige voorschriften vastgesteld betreffende:
b.
onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid anders dan ingevolge hoofdstuk 1;
d.
terugstelling bij administratieve maatregel;
g.
aanspraken en verplichtingen in verband met de gezondheidszorg;
h.
bescherming bij de arbeid;
i.
woon-, verblijfs- en bereikbaarheidsverplichtingen;
j.
rechten en verplichtingen van dienstplichtigen, verband houdende met het uitoefenen van medezeggenschap;
k.
bezoldiging en overige militaire inkomsten;
l.
overige rechten en verplichtingen; en
m.
de wijze, waarop met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel en verenigingen van dienstplichtige militairen overleg wordt gepleegd over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van dienstplichtigen, alsmede de gevallen waarin overeenstemming in dat overleg dient te worden bereikt.
a.
voor zover de dienstplichtige in werkelijke dienst
1°.
blijkt voorgoed ongeschikt te zijn;
2°.
van de dienst wordt uitgesloten;
3°.
door herhaald wangedrag blijkt ongevoelig te zijn voor bestraffing ingevolge de
Wet militair tuchtrecht en deswege niet in de dienst kan worden gehandhaafd; of
4°.
blijkens een verdrag niet tot dienstplicht is verplicht;
b.
zodra de dienstplichtige in werkelijke dienst
1°.
het Nederlanderschap verliest; of
2°.
een tegen hem gewezen rechterlijke uitspraak waarbij de bijkomende straf van ontzetting uit het recht om bij de gewapende macht te dienen is opgelegd zonder dat daarbij is bepaald dat deze straf geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, in kracht van gewijsde is gegaan.
1.
De dienstplichtige in werkelijke dienst onthoudt zich van het openbaren van gedachten of gevoelens dan wel van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
2.
Het eerste lid is voor wat betreft het recht van vereniging niet van toepassing op het lidmaatschap van:
a.
een politieke groepering waarvan de naam of aanduiding is ingeschreven overeenkomstig de artikelen G1 of G2 van de Kieswet;
b.
een politieke groepering waarvan de naam of aanduiding is ingeschreven overeenkomstig artikel G3 van de Kieswet, en die, indien na de inschrijving verkiezingen zijn gehouden voor de gemeenteraden, aan de laatst gehouden verkiezingen heeft deelgenomen; of
3.
De dienstplichtige is verplicht tot geheimhouding van enig gegeven, de dienst betreffende, tegenover een ieder die tot kennisneming daarvan niet bevoegd is, voor zover die verplichting uit de aard van de zaak volgt.
Artikel 28. Godsdienst of levensovertuiging
De dienstplichtige in werkelijke dienst is niet gehouden tot dienstverrichting op voor hem op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen, tenzij het dienstbelang dit onvermijdelijk maakt.
1.
Aan de dienstplichtige in werkelijke dienst wordt buitengewoon verlof verleend voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van een publiekrechtelijk college, waarin hij is benoemd of verkozen, en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van dit college, tenzij de belangen van de dienst vorderen dat het verlof niet wordt verleend. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld inzake het doorbetalen van bezoldiging.
2.
Aan de dienstplichtige in werkelijke dienst wordt, tenzij de belangen van de dienst vorderen dat het verlof niet wordt verleend, buitengewoon verlof verleend voor aan te wijzen activiteiten van of voor een vereniging van militairen overeenkomstig regels te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
1.
De dienstplichtige in werkelijke dienst is verplicht zich tijdens het verblijf in een gebouw, luchtvaartuig of voertuig alsmede op een vaartuig of een terrein, dat in gebruik is bij of ten behoeve van de krijgsmacht of dat de dienstplichtige tot verblijf of gebruik dient bij de vervulling van zijn taak in internationaal verband, te onderwerpen aan een in het belang van de dienst door het bevoegd gezag gelast onderzoek aan zijn lichaam of zijn kleding of van zijn daar aanwezige goederen.
2.
Het bevoegd gezag op wiens last het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, plaats heeft, neemt de nodige maatregelen ten einde daarbij een onredelijke of onbehoorlijke bejegening te voorkomen.
Artikel 31. Reisbeperkingen
Het is de dienstplichtige in werkelijke dienst verboden, anders dan met toestemming of in opdracht van Onze Minister of van een door deze aan te wijzen functionaris, te reizen naar of te verblijven in:
a.
bij koninklijk besluit aangewezen landen, waarin het verblijf door een dienstplichtige in werkelijke dienst een bijzonder risico voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat of zijn bondgenoten kan opleveren; of
b.
een land of een landsdeel waar feitelijk een gewapend conflict bestaat.
2.
Geen klacht kan worden ingediend over besluiten of handelingen ter uitvoering van de
Wet militair tuchtrecht .
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel.