Artikel 24
Deze afdeling is van toepassing op zelfstandige bestuursorganen die orgaan zijn van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon.
Artikel 25
Een zelfstandig bestuursorgaan dat onderdeel is van de Staat, zendt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister de ontwerp-begroting voor het daaropvolgende jaar.
Artikel 26
Een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel is van de Staat, zendt jaarlijks voor een door Onze Minister vast te stellen datum aan Onze Minister de begroting voor het daaropvolgende jaar.
1.
De begroting, bedoeld in artikel 26, behelst een raming van de baten en lasten, een raming van de voorgenomen investeringsuitgaven en een raming van de inkomsten en uitgaven.
2.
De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.
3.
Uit de toelichting blijkt steeds welke begrotingsposten betrekking hebben op de uitoefening van de bij of krachtens de wet aan een zelfstandig bestuursorgaan opgedragen taken dan wel op andere activiteiten.
4.
Tenzij de activiteiten waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar en de laatst goedgekeurde jaarrekening.
1.
De begroting, bedoeld in artikel 26, omvat voorts:
a. indien de wet bepaalt dat de kosten van een zelfstandig bestuursorgaan ten laste van de rijksbegroting komen: een voorstel aan Onze Minister aangaande het bedrag dat in het betreffende jaar in de rijksbegroting zal worden opgenomen;
b. indien de wet bepaalt dat de kosten van een zelfstandig bestuursorgaan gedekt zullen worden uit door het bestuursorgaan in rekening te brengen tarieven: een voorstel aan Onze Minister aangaande de in het betreffende jaar te hanteren tarieven;
c. indien de wet bepaalt dat de kosten van een zelfstandig bestuursorgaan uit zowel de rijksbegroting als uit tarieven bestreden zullen worden: een samenstel van voorstellen als bedoeld in de onderdelen a en b.
2.
Indien een zelfstandig bestuursorgaan andere baten of inkomsten raamt, worden deze afzonderlijk vermeld en van een toelichting voorzien.
1.
Het besluit tot vaststelling van de begroting, bedoeld in artikel 26, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
2.
De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 30
Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet een zelfstandig bestuursorgaan daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
Artikel 31
Deze afdeling is van toepassing op zelfstandige bestuursorganen die orgaan zijn van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, niet zijnde de Staat.
Artikel 32
Onze Minister kan bepalen dat een zelfstandig bestuursorgaan zijn voorafgaande instemming behoeft voor:
a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
b. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen;
c. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan;
d. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;
e. het aangaan van overeenkomsten waarbij het zelfstandig bestuursorgaan zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
f. het vormen van andere fondsen en reserveringen dan de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 33;
g. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.
1.
Een zelfstandig bestuursorgaan vormt een egalisatiereserve.
2.
Het verschil tussen de gerealiseerde baten van een zelfstandig bestuursorgaan en de gerealiseerde lasten van de activiteiten komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.
3.
De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.
1.
Tegelijk met het jaarverslag, bedoeld in artikel 18, dient een zelfstandig bestuursorgaan de jaarrekening bij Onze Minister in.
2.
Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
3.
De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
1.
De jaarrekening, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door het zelfstandig bestuursorgaan aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt een zelfstandig bestuursorgaan dat aan Onze Minister desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.
3.
De verklaring, bedoeld in het tweede lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige inning en besteding van de middelen door een zelfstandig bestuursorgaan.
4.
De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van een zelfstandig bestuursorgaan voldoen aan eisen van doelmatigheid.
Artikel 36
Deze afdeling is van toepassing op zelfstandige bestuursorganen die orgaan zijn van een krachtens privaatrecht opgerichte rechtspersoon, tenzij titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht op dat zelfstandig bestuursorgaan van toepassing is.
Artikel 37
Indien een zelfstandig bestuursorgaan uitsluitend de bij de wet, krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of krachtens de wet bij ministeriële regeling opgedragen taken en daaruit onmiddellijk voortvloeiende werkzaamheden uitvoert, zijn de artikelen 26 tot en met 35 van toepassing.
Artikel 38
Indien een zelfstandig bestuursorgaan de bij de wet, krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of krachtens de wet bij ministeriële regeling opgedragen taken en daaruit onmiddellijk voortvloeiende werkzaamheden uitvoert naast andere activiteiten:
a. houdt het een afzonderlijke boekhouding bij ter zake van die taken en werkzaamheden en
b. verantwoordt het in zijn jaarrekening die taken en werkzaamheden afzonderlijk.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemeen
+ Hoofdstuk 2. Bepalingen over publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandige bestuursorganen
+ Hoofdstuk 3. Informatievoorziening, sturing en toezicht
- Hoofdstuk 4. Bepalingen betreffende financieel toezicht
+ Hoofdstuk 5. Overige bepalingen
+ Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht
Jurisprudentie
Voorbeelden van het gebruik van deze artikel(en) in rechterlijke uitspraken