1.
De leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, met uitzondering van degenen die op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
2.
Deze uitzondering geldt niet voor:
a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;
b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Artikel B 2
De leden van provinciale staten worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de provincie, mits zij Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
1.
De leden van het algemeen bestuur worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van het waterschap en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
1.
De leden van de gemeenteraden worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de gemeente en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
2.
Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen om kiesgerechtigd te zijn op de dag van de kandidaatstelling tevens te voldoen aan de vereisten dat:
a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, c, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en
b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag van de kandidaatstelling gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES.
3.
Niet kiesgerechtigd zijn zij die geen Nederlander zijn en, als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.
Onder ingezetenen van Nederland, van de provincie, van het waterschap en van de gemeente verstaat deze wet hen die onderscheidenlijk in Nederland, in de provincie, in het waterschap en in de gemeente werkelijke woonplaats hebben.
2.
Zij die als ingezetene met een adres in een gemeente zijn ingeschreven in de basisregistratie personen, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in die gemeente.
3.
Zij die als ingezetene met een adres zijn ingeschreven in de basisregistratie personen, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in het waterschap waaronder dat adres valt.
1.
Van het kiesrecht zijn uitgesloten zij die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht zijn ontzet. De uitsluiting wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de kandidaatstelling.
2.
Onze Minister van Justitie draagt zorg, dat van elke onherroepelijke rechterlijke uitspraak als bedoeld in het eerste lid zo spoedig mogelijk mededeling wordt gedaan. Indien de betrokkene als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen wordt mededeling gedaan aan de burgemeester van de gemeente waar betrokkene volgens de basisregistratie zijn adres heeft. In andere gevallen wordt mededeling gedaan aan de burgemeester van de gemeente ’s-Gravenhage en aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de mededeling worden naam, voorletters of voornamen, adres en geboortedatum van de betrokkene alsmede de duur van de uitsluiting vermeld.
3.
De burgemeester stelt na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde mededeling betrokkene in kennis van zijn uitsluiting en de duur daarvan.
1.
Kiesgerechtigde personen aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, oefenen hun kiesrecht uit door bij volmacht te stemmen.
2.
Deze beperking geldt niet:
a. voor hen die op de dag van de stemming een zodanige feitelijke bewegingsvrijheid genieten dat zij in persoon aan de stemming kunnen deelnemen;
b. voor hen die op grond van het regime van de inrichting waarin zij verblijven aanspraak hebben op periodiek verlof.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende het stemmen bij volmacht door de in het eerste lid bedoelde personen.
1.
De leden van de Tweede Kamer worden gekozen voor vier jaren.
2.
Zij treden tegelijk af op de donderdag op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip in de periode van 23 tot en met 29 maart.
1.
De leden van de Tweede Kamer, gekozen na ontbinding van de kamer, treden tegelijk af op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip op de eerstvolgende donderdag in de in artikel C 1, tweede lid, bedoelde periode nadat vier jaren zijn verstreken sedert de zitting van het centraal stembureau waarin de uitslag van de verkiezing is bekendgemaakt.
2.
Indien deze vier jaren eindigen in een periode, aanvangend met het in artikel C 1, tweede lid, bedoelde tijdstip en op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip eindigend op de donderdag in de periode van 19 tot en met 25 mei, treden zij af met ingang van de eerstvolgende donderdag in de in dat lid bedoelde periode nadat drie jaren zijn verstreken sedert de zitting van het centraal stembureau.
1.
Indien het in artikel C 1, tweede lid, of in artikel C 2 bepaalde tijdstip valt in een jaar waarin de verkiezingen van de leden van provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad worden gehouden, treden de leden van de Tweede Kamer tegelijk af op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip op de donderdag in de periode van 19 tot en met 25 mei.
2.
De leden van de Tweede Kamer die zijn gekozen ter vervulling van de plaatsen van leden die op het in het eerste lid genoemde tijdstip zijn afgetreden, treden, tenzij zich opnieuw het geval als bedoeld in het eerste lid voordoet, tegelijk af op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip op de eerstvolgende donderdag in de in artikel C 1, tweede lid, bedoelde periode nadat drie jaren zijn verstreken sedert de zitting van het centraal stembureau waarin de uitslag van de verkiezing is bekendgemaakt.
1.
De leden van provinciale staten, de algemene besturen, onderscheidenlijk gemeenteraden worden gekozen voor vier jaren.
2.
Zij treden tegelijk af met ingang van de donderdag in de periode van 23 tot en met 29 maart.
Artikel C 5
Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats tot lid is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Artikel D 1
Burgemeester en wethouders registreren de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente.
1.
Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage registreren voor elke verkiezing van de Tweede Kamer de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, eerste lid, die op de dag van kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2.
Het verzoek wordt ingediend bij burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage of bij het hoofd van de consulaire post waaronder de woonplaats van verzoeker ressorteert. Het hoofd van de consulaire post zendt het verzoekschrift zo spoedig mogelijk door naar burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage.
1.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties registreert voor elke verkiezing van de Tweede Kamer de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, tweede lid, indien zij daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2.
De persoon, bedoeld in artikel B 1, tweede lid, onder a, dient het verzoekschrift in bij de vertegenwoordiger van Nederland in het land waar hij op de dag van kandidaatstelling zijn werkelijke woonplaats heeft.
3.
De persoon, bedoeld in artikel B 1, tweede lid, onder b, die niet gedurende ten minste tien jaren zijn werkelijke woonplaats in Nederland heeft gehad, dient het verzoek in bij Onze Minister onder wiens ministerie de werkzaamheden van de betrokken functionaris ressorteren. Deze zendt het verzoekschrift zo spoedig mogelijk door naar de vertegenwoordiger van Nederland in het land waar de functionaris op de dag van kandidaatstelling zijn werkelijke woonplaats heeft.
1.
Het verzoek, bedoeld in de artikelen D 3 en D 3a, wordt niet eerder ingediend dan zes maanden voor de dag van stemming.
2.
Het verzoek dient uiterlijk zes weken voor de dag van stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend.
3.
Het verzoek wordt beoordeeld naar de vermoedelijke toestand op de dag van de kandidaatstelling.
4.
Op het verzoek wordt uiterlijk op de zevende dag na ontvangst beslist.
5.
Uitsluitend bij burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage of bij de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten kan het verzoek elektronisch worden ingediend.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verzoeken, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor de formulieren een model vastgesteld.
1.
Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage houden een bestand bij van personen aan wie voor elke verkiezing van de leden van de Tweede Kamer zonder een afzonderlijk daartoe strekkend verzoek een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid wordt toegezonden. Ingezetenen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden niet in het bestand opgenomen.
2.
Onze Minister van Binnenlandse en Koninkrijksrelaties houdt een bestand bij van ingezetenen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan wie voor elke verkiezing van de leden van de Tweede Kamer zonder een afzonderlijk daartoe strekkend verzoek een formulier tot registratie van kiesgerechtigdheid wordt toegezonden.
3.
Opname in het bestand geschiedt op verzoek van de desbetreffende persoon of na een verzoek tot registratie van de kiesgerechtigdheid voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, ongeacht of dat verzoek is ingewilligd.
4.
De geregistreerde gegevens worden uit het bestand verwijderd, wanneer:
a. de geregistreerde daarom verzoekt;
b. er geen verzoek tot registratie is ingediend voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke gegevens in het bestand geregistreerd worden.
Artikel D 4
Burgemeester en wethouders delen aan een ieder op zijn verzoek onverwijld mede of hij als kiezer is geregistreerd. Indien de verzoeker niet als kiezer is geregistreerd, worden hem uiterlijk op de zevende dag na de ontvangst van het verzoek de redenen daarvan meegedeeld.
Artikel D 5
Een ieder kan schriftelijk om herziening van de registratie verzoeken op de grond dat hij niet of niet op de juiste wijze als kiezer is geregistreerd.
Artikel D 6
Op het verzoek om herziening wordt uiterlijk de zevende dag na ontvangst beslist. Zo nodig worden de registers bedoeld in de artikelen D 3, eerste lid, en D 3a, hiermee in overeenstemming gebracht.
Artikel D 7
De beslissing wordt onverwijld aan de verzoeker bekendgemaakt.
Artikel D 8
Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage, dan wel Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verwijderen een persoon uit het register, bedoeld in artikel D 3, eerste lid, respectievelijk artikel D 3a, indien aan hen omstandigheden bekend worden op grond waarvan de desbetreffende persoon niet als kiezer behoort te zijn geregistreerd. De verwijdering wordt onverwijld aan deze persoon bekend gemaakt.
1.
Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op beschikkingen als bedoeld in de artikelen D 3b, vierde lid, D 6 en D 8.
2.
In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.
3.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4 blijft buiten toepassing. Aan burgemeester en wethouders wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.
Artikel D 10
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de registratie van de kiesgerechtigdheid.
1.
Voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer wordt Nederland verdeeld in kieskringen, overeenkomstig de bij deze wet gevoegde tabel.
2.
De kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, voor zover gelegen in het Europese deel van Nederland, vormen tevens de kieskringen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten. Provinciale staten kunnen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten deze kieskringen in meer kieskringen verdelen.
3.
Voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vormt elk waterschap één kieskring.
4.
Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad vormt elke gemeente één kieskring.
1.
Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.
2.
De stembureaus voor de verkiezing van de leden van provinciale staten zijn tevens de stembureaus voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur.
3.
Een stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is.
1.
Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voor elke verkiezing de leden van elk stembureau en een voldoend aantal plaatsvervangende leden.
2.
Als lid en plaatsvervangend lid van het stembureau kunnen worden benoemd degenen die op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en na het volgen van een training naar het oordeel van burgemeester en wethouders over voldoende kennis en vaardigheden beschikken op het terrein van het verkiezingsproces, met uitzondering van degenen:
a. die op de dag van de kandidaatstelling bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht zijn ontzet;
b. die als lid van het hoofdstembureau dan wel het centraal stembureau voor de desbetreffende verkiezing zijn benoemd;
c. die als stembureaulid bij een vorige verkiezing hebben gehandeld of een handeling hebben nagelaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde.
3.
Het lidmaatschap van het stembureau eindigt van rechtswege nadat over de toelating van de gekozenen is beslist.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de training, waaronder regels over een toets. Hierbij kan worden bepaald dat uitsluitend degenen die de toets met goed gevolg hebben afgelegd als lid of plaatsvervangend lid van het stembureau kunnen worden benoemd.
1.
Voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer wordt voor elke kieskring een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen in de tabel, genoemd in artikel E 1, eerste lid.
2.
Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.
3.
Voorzitter is de burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1.
Voor de verkiezing van de leden van provinciale staten wordt voor elke kieskring een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door provinciale staten.
2.
Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.
3.
Voorzitter is de burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door gedeputeerde staten.
1.
Voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur wordt een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap.
2.
Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.
3.
Voorzitter is de voorzitter van het waterschap. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door het dagelijks bestuur.
1.
Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad wordt een hoofdstembureau ingesteld, bestaande uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.
2.
De burgemeester is voorzitter van het hoofdstembureau. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden door burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen.
Artikel E 8
De in de artikelen E 5, E 6, E 6a en E 7 bedoelde benoemingen geschieden voor vier kalenderjaren. Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
1.
Voor het houden van de zittingen van het hoofdstembureau wijzen burgemeester en wethouders een geschikte ruimte aan.
2.
In afwijking van het eerste lid wijst het dagelijks bestuur een geschikte ruimte aan voor het houden van de zittingen van het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur.
Artikel E 10
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het hoofdstembureau.
1.
Er is voor de verkiezing van elk vertegenwoordigend orgaan een centraal stembureau.
2.
Voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treedt de Kiesraad als centraal stembureau op.
3.
Voor de verkiezing van de leden van provinciale staten treedt het hoofdstembureau van de kieskring waarin de gemeente is gelegen waar de vergadering van de staten wordt gehouden, tevens als centraal stembureau op.
4.
Voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op.
5.
Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op.
1.
De kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, provinciale staten, het algemeen bestuur en de gemeenteraad vindt plaats op de maandag in de periode van 30 januari tot en met 5 februari of, in een schrikkeljaar, op de maandag in de periode van 31 januari tot en met 6 februari.
2.
In het geval, bedoeld in artikel C 3, eerste lid, vindt de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer plaats op de maandag in de periode van 28 maart tot en met 3 april.
3.
Bij koninklijk besluit kan, indien zwaarwichtige redenen verband houdend met de dag van kandidaatstelling of met de dag van stemming daartoe nopen, worden bepaald dat de kandidaatstelling plaatsvindt op de maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag vóór de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid genoemde dag. Het koninklijk besluit wordt bekend gemaakt uiterlijk zes maanden vóór de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid genoemde dag.
Artikel F 2
In geval van ontbinding van de Tweede Kamer vindt de kandidaatstelling plaats op een bij het koninklijk besluit tot ontbinding te bepalen dag.
1.
Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2.
Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 450 dan wel, indien het een groepering betreft die blijkens de statuten haar zetel heeft in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een waarborgsom van USD 450 worden betaald aan de Staat. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.
3.
Bij het verzoek worden overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging zijn opgenomen;
b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet 2009 BES;
c. het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;
d. een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.
4.
Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien:
a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;
b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;
c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;
d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;
e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds op een der onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen.
5.
De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt. Van de beslissing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
6.
Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.
7.
Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en doet hiervan mededeling in de Staatscourant, wanneer:
a. de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke groepering als vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
d. voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Tweede Kamer geen geldige kandidatenlijst is ingeleverd.
8.
Op de veertigste dag voor de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van provinciale staten, van het algemeen bestuur of van de gemeenteraad, brengt het centraal stembureau de door hem geregistreerde aanduidingen van politieke groeperingen, voor zover de registratie daarvan onherroepelijk is, alsmede de namen van de gemachtigden en hun plaatsvervangers ter openbare kennis in de Staatscourant.
1.
Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2.
Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 225 dan wel, indien het een groepering betreft die blijkens de statuten haar zetel heeft in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een waarborgsom van USD 225 worden betaald aan de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.
3.
Bij het verzoek worden overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging zijn opgenomen;
b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet 2009 BES;
c. het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;
d. een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.
4.
Het centraal stembureau beslist slechts afwijzend op het verzoek, indien:
a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;
b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of artikel G 1 geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;
c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;
d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;
e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds op een der onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen.
5.
De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt. Van de beslissing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
6.
Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.
7.
Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en doet hiervan mededeling in de Staatscourant, wanneer:
a. de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke groepering als vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
d. voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van provinciale staten geen geldige kandidatenlijst is ingeleverd.
8.
Op de veertigste dag vóór de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, brengt het centraal stembureau de door hem geregistreerde aanduidingen van politieke groeperingen, voor zover de registratie daarvan onherroepelijk is, alsmede de namen van de gemachtigden en hun plaatsvervangers ter openbare kennis in de Staatscourant.
1.
Een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting is, en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2.
Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 225 dan wel, indien het een groepering betreft die blijkens de statuten haar zetel heeft in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een waarborgsom van USD 225 worden betaald aan het waterschap. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.
3.
Bij het verzoek worden overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging of stichting zijn opgenomen;
b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet 2009 BES;
c. het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;
d. een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.
4.
Het centraal stembureau beslist slechts afwijzend op het verzoek, indien:
a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;
b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of artikel G 1 geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;
c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;
d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;
e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds wordt afgewezen op een van de gronden, genoemd in de onderdelen a tot en met e.
5.
De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt, alsmede ter openbare kennis gebracht op de in het waterschap gebruikelijke wijze.
6.
Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.
7.
Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en brengt dit ter openbare kennis op de in het waterschap gebruikelijke wijze, wanneer:
a. de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke groepering als vereniging of stichting bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
d. voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van het algemeen bestuur geen geldige kandidatenlijst is ingeleverd.
1.
Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten, is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2.
Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 112,50 worden betaald aan de gemeente. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.
3.
Bij het verzoek worden overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging zijn opgenomen;
b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet 2009 BES;
c. het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;
d. een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.
4.
Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien:
a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;
b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of de artikelen G 1, onderscheidenlijk G 2, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;
c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;
d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;
e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds op een der onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen;
5.
De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt, alsmede ter openbare kennis gebracht op de in de gemeente gebruikelijke wijze.
6.
Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.
7.
Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en brengt dit ter openbare kennis op de in de gemeente gebruikelijke wijze, wanneer:
a. de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke groepering als vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
d. voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad geen geldige kandidatenlijst is ingeleverd.
1.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid geldt een geregistreerde aanduiding die overeenkomstig het bepaalde in het achtste lid van artikel G 1 of G 2 ter openbare kennis is gebracht, tevens voor de verkiezing van de leden van provinciale staten, van het algemeen bestuur en van de gemeenteraad, onderscheidenlijk voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad.
2.
Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten, het algemeen bestuur, onderscheidenlijk de gemeenteraad, bepaalt, dat de in het eerste lid bedoelde doorwerking van de registratie voor die verkiezing niet plaatsvindt, indien de geregistreerde aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van artikel G 2, artikel G 2a, onderscheidenlijk artikel G 3, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, en daardoor verwarring te duchten is.
3.
Een beschikking als bedoeld in het tweede lid wordt genomen uiterlijk op de veertiende dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel G 1, achtste lid, onderscheidenlijk artikel G 2, achtste lid, is gedaan. De beschikking wordt terstond aan de gemachtigde van de desbetreffende groepering bekendgemaakt.
1.
In afwijking van de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een beroepschrift tegen:
a. een beschikking als bedoeld in de artikelen G 1 en G 2 ingediend uiterlijk op de zesde dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin die beschikking is medegedeeld;
b. een beschikking als bedoeld in de artikelen G 2a en G 3 ingediend uiterlijk op de zesde dag na de dagtekening van de openbare kennisgeving, bedoeld in het vijfde lid van dat artikel;
c. een beschikking als bedoeld in artikel G 4 ingediend uiterlijk op de zesde dag na de dagtekening waarop die beschikking is bekendgemaakt.
2.
Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing.
1.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende het betalen van waarborgsommen ten behoeve van de registratie.
2.
Bij ministeriële regeling worden modellen vastgesteld voor de registers waarin de aanduidingen voor politieke groeperingen worden vermeld, de openbare kennisgevingen inzake de geregistreerde aanduidingen en de namen van de gemachtigden en hun plaatsvervangers, alsmede voor de bewijzen van betaling van de waarborgsom.
1.
Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij het centraal stembureau van negen tot zeventien uur kandidatenlijsten worden ingeleverd.
2.
Ten minste drie weken voor de kandidaatstelling brengt het centraal stembureau ter openbare kennis waar en wanneer kandidatenlijsten, alsmede de daarbij horende stukken, kunnen worden ingeleverd.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de kandidatenlijsten, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.
Artikel H 2
Op de kandidatenlijst wordt vermeld voor welke kieskring of kieskringen zij wordt ingeleverd.
1.
De inlevering van de lijst geschiedt persoonlijk door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing. De inleveraar identificeert zich met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De kandidaten kunnen bij de inlevering aanwezig zijn.
2.
Aan degene die de lijst inlevert, kan door de gemachtigde, bedoeld in het derde lid van de artikelen G 1, G 2, G 2a of G 3, de bevoegdheid worden verleend boven de lijst de aanduiding van de desbetreffende groepering te plaatsen, zoals deze door het centraal stembureau is geregistreerd. Een verklaring van de gemachtigde waaruit deze bevoegdheid blijkt, wordt bij de lijst overgelegd.
3.
Degene die de lijst inlevert, is bevoegd daarboven een aanduiding te plaatsen, gevormd door samenvoeging van voor de desbetreffende verkiezing geregistreerde aanduidingen of afkortingen daarvan, indien hem daartoe de bevoegdheid is verleend door de gemachtigden van de onderscheidene groeperingen. Verklaringen van de gemachtigden waaruit deze bevoegdheid blijkt, worden bij de lijst overgelegd. Een aldus gevormde aanduiding mag niet meer dan 35 letters of andere tekens bevatten.
4.
Degene die de lijst heeft ingeleverd, ontvangt daarvan een bewijs.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen met betrekking tot het plaatsen van aanduidingen van politieke groeperingen boven kandidatenlijsten, kosteloos, verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor de formulieren een model vastgesteld.
1.
Bij de lijst worden, voor iedere kieskring waarvoor de lijst wordt ingeleverd, schriftelijke verklaringen van ondersteuning overgelegd, waarop de kandidaten op dezelfde wijze en in dezelfde volgorde worden vermeld als op de lijst. Het minimum aantal te overleggen verklaringen bedraagt:
a. voor kieskring 20 (Bonaire): tien.
b. voor de kieskring bij de verkiezing van de leden van een gemeenteraad waarbij het aantal te verdelen zetels minder dan negentien is: tien.
c. voor de kieskring bij de verkiezing van de leden van een gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels minder dan negenendertig, doch minimaal negentien is: twintig.
d. voor iedere andere kieskring: dertig.
2.
Verklaringen van ondersteuning voor een kieskring kunnen slechts worden afgelegd door personen die binnen die kieskring als kiezer zijn geregistreerd voor de desbetreffende verkiezing.
3.
De kiezer die een verklaring van ondersteuning wenst af te leggen, ondertekent binnen een termijn van veertien dagen voorafgaand aan of op de dag van de kandidaatstelling deze verklaring in het gemeentehuis van de gemeente waar hij als kiezer is geregistreerd, in aanwezigheid van de burgemeester of een door deze daartoe aangewezen ambtenaar. De kiezer overhandigt aan de burgemeester of de ambtenaar een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
4.
De burgemeester of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar gaat onverwijld na of de ondertekenaar als kiezer in zijn gemeente is geregistreerd. Indien hem blijkt dat dit het geval is, tekent hij dit op de verklaring aan.
5.
Een kiezer mag niet meer dan één verklaring van ondersteuning ondertekenen.
6.
Een overgelegde verklaring van ondersteuning kan niet worden ingetrokken.
7.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen van ondersteuning, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.
8.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor een kandidatenlijst van een politieke groepering, indien de aanduiding daarvan was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigende orgaan een of meer zetels zijn toegekend. De vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van:
a. samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende orgaan, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan tenminste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend;
b. een nieuwe aanduiding indien twee of meer groeperingen als één groepering onder een nieuwe naam samen aan de verkiezingen deelnemen en bij de laatstgehouden verkiezingen van de leden van het desbetreffende orgaan, aan ieder van de afzonderlijke groeperingen één of meer zetels zijn toegekend;
c. een nieuwe aanduiding indien twee of meer groeperingen als één groepering onder een nieuwe naam samen aan de verkiezingen deelnemen en bij de laatstgehouden verkiezingen van de leden van het desbetreffende orgaan onder een samengevoegde aanduiding met een gezamenlijke lijst deelnamen en daaraan één of meer zetels zijn toegekend.
Artikel H 5
Op de lijst kunnen een gemachtigde en desgewenst diens plaatsvervangers worden aangewezen, bevoegd tot het verbinden van de lijst met andere lijsten tot een lijstencombinatie. Voorts worden op de lijst een of meer personen vermeld die bij verhindering van de inleveraar bevoegd zijn tot het herstel van verzuimen, bedoeld in artikel I 2.
1.
De namen van de kandidaten worden op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt gegeven.
2.
Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste vijftig kandidaten worden geplaatst. Op dezelfde lijst van een politieke groepering wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan meer dan vijftien zetels zijn toegekend, mag een aantal namen worden geplaatst dat ten hoogste tachtig bedraagt. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.
1.
De naam van een kandidaat mag niet voorkomen op een lijst, indien de kandidaat tijdens de zittingsperiode van het orgaan waarvoor de verkiezing zal plaatshebben, niet de voor het zitting nemen in dat orgaan vereiste leeftijd zal bereiken.
2.
De naam van eenzelfde kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één van de lijsten welke voor eenzelfde kieskring zijn ingeleverd.
3.
Indien voor de verkiezing van de leden van provinciale staten, de leden van het algemeen bestuur of de gemeenteraad op een lijst de naam voorkomt van een kandidaat die geen ingezetene is van de provincie, het waterschap, onderscheidenlijk de gemeente, dient bij de lijst te worden overgelegd een door die kandidaat ondertekende verklaring, waaruit blijkt, dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, het waterschap, onderscheidenlijk de gemeente.
Artikel H 8
De wijze waarop kandidaten op de lijst worden vermeld, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
1.
Bij de lijst wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op deze lijst voor de kieskring of de kieskringen waarvoor zij is ingeleverd. Tenzij een gemachtigde, bedoeld in de artikelen H 10, eerste lid, of H 10a, eerste lid, wordt aangewezen, wordt op deze verklaring vermeld op welk adres de kandidaat de kennisgeving van zijn benoeming, bedoeld in artikel V 1, wil ontvangen.
2.
Een overgelegde verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken.
3.
Bij de lijst wordt van iedere kandidaat die geen zitting heeft in het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, tevens een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht overgelegd. Indien van een dergelijke kandidaat een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ontbreekt, wordt de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat geacht te ontbreken.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen van instemming, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.
1.
De kandidaat wiens woonplaats buiten het Europese deel van Nederland is gelegen, wijst in de verklaring van instemming tevens een in het Europese deel van Nederland wonende gemachtigde aan met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat voorkomt op meer dan één lijst, moet in iedere verklaring dezelfde gemachtigde worden aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en derde lid, en W 2, eerste lid, onder f. Indien de kandidaat woonachtig is in één van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is de gemachtigde met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en tweede lid, en W 2, eerste lid, onder f.
2.
De kandidaat is bevoegd de overeenkomstig het eerste lid gegeven volmacht in te trekken. Hij geeft hiervan schriftelijk kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau, zo nodig met aanwijzing van een nieuwe gemachtigde. Indien geen nieuwe gemachtigde wordt aangewezen, vermeldt de kandidaat op welk adres hij de kennisgeving van zijn benoeming, bedoeld in artikel V 1, wil ontvangen.
1.
De in het Europese deel van Nederland wonende kandidaat kan in geval van een verkiezing voor de leden van de Tweede Kamer en van provinciale staten van een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat, bij de verklaring van instemming tevens een in het Europese deel van Nederland wonende gemachtigde aanwijzen met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat voorkomt op meer dan één lijst, wordt in iedere verklaring dezelfde gemachtigde aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en tweede lid, en W 2, eerste lid, onder f.
2.
Van de machtiging kan alleen gebruik worden gemaakt, indien dit gebruik ertoe strekt dat kandidaten van de gezamenlijke lijsten van de politieke groepering benoemd worden verklaard in de volgorde die voor de dag van de stemming door de politieke groepering is vastgesteld.
3.
In geval van een benoeming voorafgaande aan de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan, kan van de machtiging geen gebruik worden gemaakt ten aanzien van kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler.
4.
De politieke groepering deelt de in het tweede lid bedoelde volgorde uiterlijk twee weken na de kandidaatstelling mee aan het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de volgorde zo spoedig mogelijk in de Staatscourant wordt bekendgemaakt.
5.
Artikel H 10, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
1.
Kandidatenlijsten, ingeleverd voor verschillende kieskringen, waarop dezelfde kandidaten in gelijk aantal en in dezelfde volgorde zijn geplaatst, vormen tezamen een stel gelijkluidende lijsten.
2.
Kandidatenlijsten, ingeleverd voor verschillende kieskringen, waarboven dezelfde aanduiding van een politieke groepering is geplaatst of waarvan de eerste kandidaat dezelfde is, vormen tezamen een lijstengroep. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.
1.
Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, moet voor elke lijstengroep, elk niet van een groep deel uitmakend stel gelijkluidende lijsten en elke op zichzelf staande lijst een waarborgsom van € 11 250 dan wel, indien boven de kandidatenlijst de aanduiding is geplaatst van een groepering die blijkens de statuten haar zetel heeft in Bonaire, Sint Eustatius of Saba of, indien het een kandidatenlijst betreft waarboven geen aanduiding is geplaatst, indien de eerstgenoemde kandidaat ingezetene is van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een waarborgsom van USD 11 250 worden betaald aan de Staat.
2.
Artikel H 4, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Degene die de in het eerste lid bedoelde betaling heeft verricht, ontvangt voor elke kieskring een bewijs daarvan. Bij de indiening van een lijst voor een of meer kieskringen moet een bewijs worden ingeleverd.
4.
Indien geen geldige lijst wordt ingeleverd, wordt na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door de Staat de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht.
5.
Na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het centraal stembureau wordt de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht, tenzij het stemcijfer van de lijstengroep, het niet van een groep deel uitmakende stel gelijkluidende lijsten of de op zichzelf staande lijst lager is dan 75 procent van de kiesdeler, bedoeld in artikel P 5. In dat geval vervalt de waarborgsom aan de Staat.
1.
Indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten, moet voor elke lijstengroep, elk niet van een groep deel uitmakend stel gelijkluidende lijsten en elke op zichzelf staande lijst een waarborgsom van € 1 125 dan wel, indien boven de kandidatenlijst de aanduiding is geplaatst van een groepering die blijkens de statuten haar zetel heeft in Bonaire, Sint Eustatius of Saba of, indien het een kandidatenlijst betreft waarboven geen aanduiding is geplaatst, indien de eerstgenoemde kandidaat ingezetene is van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een waarborgsom van USD 1 125 worden betaald aan de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd.
2.
Artikel H 4, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Degene die de in het eerste lid bedoelde betaling heeft verricht, ontvangt voor elke kieskring een bewijs daarvan. Bij de indiening van een lijst voor een of meer kieskringen moet een bewijs worden ingeleverd.
4.
Indien geen geldige lijst wordt ingeleverd, wordt na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht.
5.
Na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het centraal stembureau wordt de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht, tenzij het stemcijfer van de lijstengroep, het niet van een groep deel uitmakende stel gelijkluidende lijsten of de op zichzelf staande lijst lager is dan 75 procent van de kiesdeler, bedoeld in artikel P 5, en aan de lijst geen zetel is toegewezen. In dat geval vervalt de waarborgsom aan de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd.
1.
Indien het betreft de verkiezing van het algemeen bestuur, moet voor elke lijst een waarborgsom van € 225,– worden betaald aan het waterschap.
2.
Artikel H 4, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Degene die de in het eerste lid bedoelde betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Dit bewijs moet bij de indiening van de lijst worden overgelegd.
4.
Indien geen geldige lijst wordt ingeleverd, wordt na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het waterschap de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht.
5.
Na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het centraal stembureau wordt de waarborgsom zo spoedig mogelijk teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht, tenzij het stemcijfer van de lijst lager is dan 75 procent van de kiesdeler, bedoeld in artikel P 5, en aan de lijst geen zetel is toegewezen. In dat geval vervalt de waarborgsom aan het waterschap.
1.
Indien het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, moet voor elke lijst een waarborgsom van € 225 worden betaald aan de gemeente.
2.
Artikel H 4, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Degene die de in het eerste lid bedoelde betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Dit bewijs moet bij de indiening van de lijst worden overgelegd.
4.
Indien geen geldige lijst wordt ingeleverd, wordt na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door de gemeente de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht.
5.
Na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het centraal stembureau wordt de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht, tenzij het stemcijfer van de lijst lager is dan 75 procent van de kiesdeler, bedoeld in artikel P 5, en aan de lijst geen zetel is toegewezen. In dat geval vervalt de waarborgsom aan de gemeente.
Artikel H 15
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende het betalen van waarborgsommen ten behoeve van de kandidatenlijsten. Bij ministeriële regeling worden voor de bewijzen van betaling van de waarborgsom modellen vastgesteld.
1.
Op de dag na de kandidaatstelling, om zestien uur, houdt het centraal stembureau een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten voor iedere kieskring waarvoor zij zijn ingeleverd.
2.
Bij een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten van een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat, draagt het centraal stembureau er zorg voor dat de hoofdstembureaus op de tweede dag na de kandidaatstelling een afschrift van de kandidatenlijsten ontvangen die voor de desbetreffende kieskring zijn ingeleverd.
1.
Indien bij het onderzoek van een kandidatenlijst voor een kieskring blijkt van een of meer van de volgende verzuimen, geeft het centraal stembureau onverwijld bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs kennis aan degene die de lijst heeft ingeleverd:
a. dat, indien bij de lijst verklaringen van ondersteuning moeten worden overgelegd, niet ten minste het aantal verklaringen voor deze kieskring, genoemd in artikel H 4, eerste lid, is overgelegd, waarbij niet meetellen de verklaringen die niet aan het bepaalde in artikel H 4, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, voldoen, de verklaringen waarop niet een aantekening als bedoeld in artikel H 4, vierde lid, voorkomt en de verklaringen van een kiezer die meer dan één verklaring heeft ondertekend;
b. dat, indien zich het geval voordoet, bedoeld in artikel H 7, derde lid, de verklaring dat de kandidaat voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, het waterschap, onderscheidenlijk de gemeente, ontbreekt;
c. dat een kandidaat niet is vermeld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel H 8;
d. dat voor een kandidaat ontbreekt de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst voor deze kieskring;
e. dat ten aanzien van een kandidaat die buiten het Europese deel van Nederland woonplaats heeft in zijn verklaring van instemming de aanwijzing van een gemachtigde ontbreekt;
f. dat, indien ten behoeve van de lijst een waarborgsom moet worden betaald, het bewijs dat deze betaling is verricht, ontbreekt;
g. dat de lijst niet persoonlijk is ingeleverd door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing;
h. dat de inleveraar zich niet heeft geïdentificeerd met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;
i. dat een verklaring, bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3, ontbreekt.
2.
Binnen de termijn van drie dagen na de zitting, bedoeld in artikel I 1, eerste lid, kan degene die de lijst heeft ingeleverd, het verzuim of de verzuimen, in de kennisgeving aangeduid, herstellen bij het centraal stembureau, op de eerste en tweede dag van negen tot zeventien uur en op de derde dag van negen tot vijftien uur.
3.
In het geval, bedoeld in het eerste lid onder a, kunnen kiezers gedurende de verzuimperiode alsnog ondersteuningsverklaringen afleggen.
4.
In het geval, bedoeld in het eerste lid onder f, kan gedurende de verzuimperiode de waarborgsom alsnog worden betaald.
5.
In het geval, bedoeld in het eerste lid onder g, kan gedurende de verzuimperiode een kiezer die tot het inleveren van de lijst bevoegd zou zijn geweest, door persoonlijke verschijning bij het centraal stembureau zich in de plaats van de onbevoegde inleveraar stellen; hij identificeert zich met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het in de vorige zin bepaalde vindt overeenkomstige toepassing, indien in geval van onderdeel h de inleveraar zich niet alsnog tijdens de verzuimperiode identificeert.
6.
Bij verhindering of ontstentenis van degene die de lijst heeft ingeleverd, treedt in diens plaats een ingevolge artikel H 5, tweede volzin, op de lijst vermelde vervanger.
1.
Onmiddellijk nadat de lijsten door het centraal stembureau zijn onderzocht, worden deze en, indien vereist, de verklaringen van ondersteuning, voor een ieder ter inzage gelegd bij het centraal stembureau.
2.
Op de voet van artikel I 1, tweede lid, toegezonden afschriften van ingeleverde kandidatenlijsten worden bij de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd ter inzage gelegd, zodra deze zijn ontvangen.
Artikel I 4
Op de laatste dag van de termijn, genoemd in artikel I 2, tweede lid, beslist het centraal stembureau in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten voor iedere kieskring waarvoor zij zijn ingeleverd en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering, en maakt deze beslissingen op de zitting bekend.
Artikel I 5
Voor een kieskring is ongeldig de lijst:
a. die niet op de dag van kandidaatstelling tussen negen en zeventien uur bij het centraal stembureau is ingeleverd;
b. waarbij, indien ten behoeve van de lijst een waarborgsom moet worden betaald, niet gevoegd is het bewijs dat deze betaling is verricht;
c. waarbij, indien bij de lijst verklaringen van ondersteuning moeten worden overgelegd, niet ten minste het aantal geldige verklaringen voor deze kieskring, genoemd in artikel H 4, eerste lid, is overgelegd;
d. die niet voldoet aan het bij ministeriële regeling vastgestelde model;
e. die niet persoonlijk is ingeleverd door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing;
f. waarbij de inleveraar zich niet heeft geïdentificeerd met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;
g. waarop door toepassing van artikel I 6 alle kandidaten zijn geschrapt.
1.
Het centraal stembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, van de lijst voor een kieskring de naam van de kandidaat:
a. die niet is vermeld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel H 8;
b. van wie niet uit de overgelegde verklaring blijkt dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst voor deze kieskring;
c. wiens woonplaats buiten het Europese deel van Nederland is gelegen, indien de aanwijzing van een gemachtigde ontbreekt;
d. die tijdens de zittingsperiode van het orgaan waarvoor de verkiezing zal plaatshebben, niet de voor het zitting nemen in dat orgaan vereiste leeftijd bereikt;
e. die bij een verkiezing van de leden van provinciale staten, van het algemeen bestuur of van de gemeenteraad geen ingezetene is van de provincie, het waterschap onderscheidenlijk de gemeente, en ten aanzien van wie de verklaring dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, het waterschap onderscheidenlijk de gemeente, ontbreekt;
f. die heeft verklaard dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, het waterschap, onderscheidenlijk de gemeente, en ten aanzien van wie blijkt dat hij tevens een zodanige verklaring heeft afgelegd voor de verkiezing van de leden van de staten van een andere provincie, van het algemeen bestuur van een ander waterschap, onderscheidenlijk van de raad van een andere gemeente;
g. die voorkomt op meer dan één van de lijsten die voor deze kieskring zijn ingeleverd;
h. van wie een uittreksel uit het register van overlijden dan wel een afschrift van de akte van overlijden is overgelegd;
i. die op de lijst voorkomt na het ten hoogste toegelaten aantal.
2.
Het centraal stembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, de aanduiding van een politieke groepering van de lijst voor een kieskring, indien:
a. een daarop betrekking hebbende verklaring als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3 ontbreekt;
b. de aanduiding geplaatst is boven meer dan één van de voor dezelfde kieskring ingeleverde lijsten.
3.
Indien de aanduiding van een politieke groepering niet in overeenstemming is met die waaronder zij is geregistreerd, brengt het centraal stembureau deze ambtshalve daarmee in overeenstemming.
1.
Tegen een beschikking als bedoeld in artikel I 4 kan, in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep worden ingesteld door een belanghebbende en iedere kiezer. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier dagen.
2.
Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing.
3.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet uitspraak uiterlijk op de zesde dag nadat het beroepschrift is ontvangen.
4.
Indien de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State strekt tot gegrondverklaring van het beroep, bepaalt zij dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking.
5.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt partijen en de voorzitter van het centraal stembureau onverwijld in kennis van de uitspraak.
1.
Indien beroep is ingesteld tegen een beschikking waarbij het centraal stembureau een lijst voor een kieskring ongeldig heeft verklaard of de naam van een kandidaat dan wel de aanduiding van een politieke groepering heeft geschrapt op grond van een of meer van de verzuimen, vermeld in artikel I 2, eerste lid, zonder dat het centraal stembureau tevoren overeenkomstig het in dat artikel bepaalde kennis heeft gegeven van het bestaan daarvan aan degene die de lijst heeft ingeleverd, kan deze het verzuim of de verzuimen alsnog herstellen bij de Raad van State. Artikel I 2, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien een verzuim overeenkomstig het eerste lid is hersteld, houdt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij haar uitspraak daarmee rekening.
1.
Op de dag van de kandidaatstelling, tussen negen en zeventien uur, kunnen kandidatenlijsten van verschillende politieke groeperingen tot een lijstencombinatie worden verbonden door inlevering bij het centraal stembureau van een daartoe strekkende schriftelijke gemeenschappelijke verklaring van de op de lijsten vermelde gemachtigden.
2.
Zodanige verbinding kan slechts worden aangebracht tussen politieke groeperingen waarvan de aanduiding ten behoeve van de desbetreffende verkiezing is geregistreerd.
3.
Een lijst kan niet deel uitmaken van meer dan één lijstencombinatie. Heeft een gemachtigde meer dan één verklaring betreffende dezelfde lijst ondertekend, dan is zijn ondertekening onder alle verklaringen ongeldig.
4.
Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer of van provinciale staten van een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat, kan een verbinding voorts slechts worden aangebracht indien
a. de onderscheidene groeperingen voor alle kieskringen een lijst hebben ingediend en
b. de combinatie betrekking heeft op alle voor de onderscheidene kieskringen vanwege een groepering ingediende lijsten.
5.
Het bepaalde in het tweede lid is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien de aldus gevormde aanduiding voorkomt op alle vanwege die groeperingen ingediende lijsten.
6.
Bij ministeriële regeling wordt voor de in het eerste lid bedoelde verklaring een model vastgesteld.
Artikel I 11
Het centraal stembureau beslist over de geldigheid van de lijstencombinaties in de zitting, bedoeld in artikel I 4, en maakt deze beslissing op de zitting bekend.
Artikel I 12
Het centraal stembureau nummert in de zitting, bedoeld in artikel I 4, de kandidatenlijsten die hij geldig heeft verklaard en maakt deze beslissing op de zitting bekend.
Artikel I 13
Bij de nummering gelden de lijstengroepen alsmede de niet van een groep deel uitmakende stellen gelijkluidende lijsten als één lijst.
1.
Eerst worden genummerd de lijsten van politieke groeperingen wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan een of meer zetels zijn toegekend. Aan deze lijsten worden de nummers 1 en volgende toegekend in de volgorde van de bij die verkiezing op de desbetreffende lijsten uitgebrachte aantallen stemmen, met dien verstande dat aan de lijst van de groepering met het hoogste aantal stemmen het nummer 1 wordt toegekend. Bij gelijkheid van het aantal beslist het lot.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor de gevallen, bedoeld in artikel H 4, achtste lid, onderdelen a en b. In het geval waarbij aan ten minste één van de betrokken groeperingen één of meer zetels zijn toegekend worden voor de toepassing van het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid, de op de lijsten uitgebrachte aantallen stemmen van de groeperingen waaraan die zetels zijn toegekend, bij elkaar opgeteld.
3.
Vervolgens worden, met de nummers volgende op het laatste krachtens het eerste lid toegekende nummer, genummerd de overige lijsten in de volgorde van het aantal kieskringen waarvoor de lijst geldt, met dien verstande dat het eerstvolgende nummer wordt toegekend aan de lijst die geldt voor de meeste kieskringen. Bij een gelijk aantal kieskringen beslist het lot.
1.
Onmiddellijk nadat de nummering heeft plaatsgevonden maakt de voorzitter openbaar welk nummer aan de onderscheidene lijsten is toegekend.
2.
Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, geschiedt de openbaarmaking in de Staatscourant.
3.
Indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten, het algemeen bestuur of de gemeenteraad, geschiedt de openbaarmaking op de in de provincie, het waterschap, onderscheidenlijk de gemeente, gebruikelijke wijze.
1.
Indien de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State strekt tot ongeldigverklaring van een kandidatenlijst, heeft dat geen gevolgen voor de nummers, toegekend aan de overige kandidatenlijsten.
2.
Indien de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State strekt tot geldigverklaring van een kandidatenlijst, wordt deze kandidatenlijst, indien nog niet genummerd, door haar genummerd met het nummer volgende op het laatste krachtens artikel I 14 en, indien van toepassing, bij eerdere uitspraak van de Afdeling toegekende nummer.
1.
Nadat onherroepelijk is beslist over de geldigheid van de ingeleverde lijsten maakt het centraal stembureau de lijsten zo spoedig mogelijk openbaar. Daarbij vermeldt het tevens welke lijsten tot een lijstencombinatie zijn verbonden.
2.
De openbaarmaking geschiedt:
indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, door plaatsing van de lijsten naar de kieskringen gerangschikt en met vermelding van hun nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen in de Staatscourant;
indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten, het algemeen bestuur of de gemeenteraad, door de van de nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen voorziene lijsten op een algemeen toegankelijke wijze openbaar te maken.
1.
Van de in de artikelen I 1 en I 4 bedoelde zittingen wordt proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd.
2.
De bij de in artikel I 4 bedoelde zitting aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen. Van deze bezwaren wordt in het proces-verbaal melding gemaakt.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld:
a. de plaats waar de processen-verbaal ter inzage worden gelegd;
b. de bekendmaking van het tijdstip en de plaats van de zitting, bedoeld in artikel I 4.
4.
Bij ministeriële regeling worden voor de processen-verbaal modellen vastgesteld.
Artikel I 19
Het centraal stembureau vernietigt de ingeleverde kandidatenlijsten en, indien vereist, de verklaringen van ondersteuning, nadat onherroepelijk is beslist over de geldigheid van de ingeleverde lijsten. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
1.
De stemming vindt plaats op de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling. Indien toepassing is gegeven aan artikel F 1, derde lid, kan bij het koninklijk besluit, bedoeld in dat artikel, de dag van stemming worden vastgesteld op een dag na de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling, met dien verstande dat de dag van stemming met niet meer dagen wordt verplaatst dan het aantal dagen waarmee de dag van kandidaatstelling is vervroegd.
2.
De stemming vangt aan om zeven uur dertig en duurt tot eenentwintig uur.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen voor stembureaus waar dat wenselijk is met het oog op de plaats waar de bureaus zitting houden bepalen dat de stemming in deze stembureaus aanvangt op een eerder of een later tijdstip dan zeven uur dertig en eindigt op een eerder tijdstip dan eenentwintig uur. De burgemeester brengt deze tijdstippen ten minste veertien dagen voor de stemming ter openbare kennis.
4.
De stemopneming van de stembureaus, bedoeld in het derde lid, vindt plaats om eenentwintig uur op een door burgemeester en wethouders vast te stellen en bekend te maken plaats. De plaats van stemopneming wordt bekend gemaakt in de openbare kennisgeving, bedoeld in het derde lid.
5.
Een stembureau als bedoeld in het derde lid is, met uitzondering van een stembureau als bedoeld in artikel J 4a, op de dag van de stemming ten minste acht uur aaneengesloten geopend.
Artikel J 2
De stemming geschiedt in elke kieskring over de kandidaten wier namen voorkomen op de voor die kieskring geldig verklaarde kandidatenlijsten.
1.
Burgemeester en wethouders wijzen voor elk stembureau een geschikt stemlokaal aan. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld. De burgemeester brengt de adressen van de stemlokalen ter kennis van de kiezer op bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze.
2.
Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat tenminste 25% van de in de gemeente aangewezen stemlokalen zodanig zijn gelegen en zo zijn ingericht dat kiezers met lichamelijke beperkingen zoveel mogelijk hun stem zelfstandig kunnen uitbrengen.
3.
Op verzoek van burgemeester en wethouders stellen de besturen van bijzondere scholen de daarvoor in aanmerking komende lokalen en het zich daarin bevindende materiaal voor de inrichting en het gebruik als stemlokaal beschikbaar, desgewenst tegen vergoeding van de daaruit voortvloeiende onkosten.
4.
De burgemeester draagt zorg voor de inrichting van het stemlokaal en wijst zo nodig personen aan die het stembureau ten dienste worden gesteld.
1.
Burgemeester en wethouders kunnen in hun gemeente mobiele stembureaus aanwijzen. De burgemeester brengt een dergelijke aanwijzing ten minste veertien dagen voor de stemming ter openbare kennis.
2.
Burgemeester en wethouders stellen de zittingstijden vast en onderscheiden plaatsen waar de mobiele stembureaus gedurende de dag der stemming worden gestationeerd. De tijdstippen en plaatsen worden bekend gemaakt in de openbare kennisgeving, bedoeld in het eerste lid.
3.
Alvorens een stembureau als bedoeld in het eerste lid naar een andere standplaats vertrekt, wordt de sleuf van de stembus door de voorzitter van het stembureau in tegenwoordigheid van de aanwezige kiezers afgesloten en verzegeld. De voorzitter bewaart de sleutel waarmee de stembus is afgesloten, tijdens het verplaatsen naar de volgende standplaats. De voorzitter opent na de aankomst van het mobiele stembureau op de nieuwe standplaats de stembus in tegenwoordigheid van de aanwezige kiezers.
4.
Artikel J 1, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1.
Behoudens de gevallen, genoemd in de hoofdstukken K, L en M neemt de kiezer deel aan de stemming in een stemlokaal van zijn keuze dat ligt in de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd en dat ligt in het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat kiezers kunnen stemmen in één of meer stemlokalen die liggen in de gemeente maar buiten het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden.
Artikel J 6
De gemeenteraad kan bepalen dat tegelijk met de stemming in het stemlokaal een andere, door de gemeenteraad uitgeschreven, stemming plaatsvindt.
Artikel J 6a
De stemmingen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten en de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vinden in dezelfde stemlokalen plaats.
Artikel J 6b
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met het oog op de combinatie van stemmingen als bedoeld in de artikelen J 6 en J 6a.
Artikel J 7
Ten minste veertien dagen voor de stemming ontvangt elke kiezer die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, van de burgemeester van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd, een stempas. Op de stempas wordt een volgnummer vermeld. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt bij ministeriële regeling een model vast voor de stempas. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt tijdig voor de verkiezing aan de gemeente de informatie nodig voor het produceren van de stempas.
1.
Er is een register van ongeldige stempassen. De burgemeester stelt de dag voor de stemming in zijn gemeente uit het register een uittreksel van ongeldige stempassen vast.
2.
Ongeldig is de stempas:
a. waarvoor in plaats daarvan door de burgemeester een kiezerspas of een volmachtbewijs is afgegeven;
b. waarvoor krachtens artikel J 8 een vervangende stempas is verstrekt;
c. van de kiezer aan wie overeenkomstig hoofdstuk M een briefstembewijs is verstrekt;
d. van iemand die niet als kiezer behoort te zijn geregistreerd, dan wel voor het uitbrengen van zijn stem is overleden;
e. waarvan is vastgesteld dat deze stempas is ontvreemd of anderszins onrechtmatig in omloop is.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens het register, alsmede het uittreksel, bedoeld in het eerste lid, bevatten.
1.
Aan de tot deelneming aan de stemming bevoegde kiezer wiens stempas in het ongerede is geraakt of die geen stempas heeft ontvangen, wordt op zijn verzoek door de burgemeester een nieuwe stempas uitgereikt of verzonden.
2.
De kiezer doet hiervoor een schriftelijk of mondeling verzoek aan de burgemeester.
3.
Het schriftelijk verzoek dient uiterlijk vijf dagen voor de stemming te zijn ontvangen. Het mondeling verzoek wordt uiterlijk op de dag voor de stemming om twaalf uur gedaan. Deze termijnen worden op de stempas vermeld.
4.
De kiezer legt bij zijn verzoek een kopie over van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
5.
Aan de kiezer wiens stempas op grond van artikel J 7a, tweede lid, onderdelen a, c, d en e, ongeldig is, wordt geen nieuwe stempas uitgereikt.
Artikel J 9
De burgemeester brengt de kandidatenlijsten ter kennis van de kiezers op bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze.
Artikel J 10
Iedere werkgever is verplicht te zorgen dat iedere kiezer die bij hem in dienstbetrekking is, de gelegenheid krijgt zijn stem uit te brengen voor zover dit niet kan geschieden buiten de vastgestelde arbeidstijd en mits de kiezer daardoor niet meer dan twee uur verhinderd is zijn arbeid te verrichten.
1.
De voorzitter en de leden van het stembureau, alsmede de personen die het stembureau ten dienste staan, die in een andere gemeente dan waar zij als kiesgerechtigde zijn geregistreerd aan de stemming deelnemen, kunnen, indien zij kiesgerechtigd zijn voor het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, naar keuze bij dit stembureau of bij een stembureau binnen de gemeente waar zij als kiesgerechtigde geregistreerd zijn, aan de stemming deelnemen.
2.
Van het uitbrengen van hun stem wordt melding gemaakt in het proces-verbaal.
3.
Dit artikel is niet van toepassing bij een verkiezing van de leden van de gemeenteraad.
1.
Gedurende de zitting zijn steeds de voorzitter en twee leden van het stembureau aanwezig.
2.
Het stembureau bepaalt wie als tweede en derde lid van het stembureau optreden.
3.
Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het tweede lid en bij diens ontstentenis het derde lid als voorzitter op.
4.
Bij ontstentenis van een lid treedt een door of vanwege burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsvervangend lid op.
5.
Indien geen plaatsvervangend lid beschikbaar is, verzoekt de voorzitter een van de in het stemlokaal aanwezige kiezers die hij daartoe geschikt acht, als zodanig op te treden totdat dit wel het geval is.
6.
Van de wisselingen in de samenstelling van het stembureau wordt in het proces-verbaal aantekening gehouden met opgave van de tijd van de vervanging.
Artikel J 13
Indien bij het nemen van een beslissing door het stembureau de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
Artikel J 14
De leden van het stembureau geven tijdens de uitoefening van hun functie geen blijk van hun politieke gezindheid.
Artikel J 15
Het stemlokaal is zodanig ingericht dat het stemgeheim is gewaarborgd.
1.
In het stemlokaal zijn geplaatst een tafel voor het stembureau en een of meer stembussen en stemhokjes.
2.
De toegang tot de stemhokjes moet zichtbaar zijn voor het publiek.
3.
In ieder stemhokje bevindt zich een handleiding voor de kiezer. Bij ministeriële regeling wordt voor de handleiding een model vastgesteld.
4.
De tafel voor het stembureau is zo geplaatst dat de kiezers de verrichtingen van het stembureau kunnen gadeslaan.
1.
Op de tafel voor het stembureau ligt het uittreksel van ongeldige stempassen. De burgemeester draagt er zorg voor dat elk stembureau over dit uittreksel beschikt.
2.
Ieder stembureau beschikt over de wettelijke voorschriften die op de stemming betrekking hebben.
1.
De stembus, vervaardigd volgens bij algemene maatregel van bestuur te geven voorschriften, staat bij de tafel, binnen het bereik van het lid van het stembureau dat belast is met de in artikel J 26, derde lid, bedoelde taak.
2.
Tijdig voor de aanvang van de stemming sluit het stembureau de stembus, na zich ervan overtuigd te hebben dat zij leeg is.
Artikel J 19
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de inrichting van het stemlokaal.
1.
Op bij de verkiezingen te bezigen stembiljetten kunnen kiezers een keuze maken uit de kandidaten over wie de stemming moet geschieden. De stembiljetten zijn voorzien van de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau alsmede van de naam van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing geldt en een aanduiding van de kieskring.
2.
Bij ministeriële regeling wordt voor de stembiljetten een model vastgesteld.
Artikel J 21
De burgemeester draagt zorg dat voldoende stembiljetten en formulieren voor de processen-verbaal voor aanvang van de stemming bij elk stembureau in zijn gemeente aanwezig zijn.
1.
Tot de stemming wordt slechts toegelaten de kiezer die bevoegd is aan de verkiezing deel te nemen, voor zover:
a. de voorzitter van het stembureau de identiteit van de kiezer heeft vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;
b. de kiezer in het bezit is van de hem toegezonden of ingevolge artikel J 8 uitgereikte stempas, dan wel een kiezerspas of een volmachtbewijs.
2.
De in het eerste lid, onder a, bedoelde vaststelling van de identiteit kan ook geschieden aan de hand van een kopie van het proces-verbaal dat van een vermissing van het document op ambtseed is opgemaakt door een opsporingsambtenaar van de politie in het Europese deel van Nederland of in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onderscheidenlijk de politie van Aruba, van Curaçao of van Sint Maarten, in combinatie met een document van de kiesgerechtigde op diens naam en voorzien van zijn foto.
1.
De kiezer overhandigt aan de voorzitter van het stembureau het in artikel J 24, eerste lid, onder a, genoemde identiteitsdocument, en de stempas.
2.
Indien de voorzitter constateert dat de kiezer niet beschikt over een geldig identiteitsdocument, wordt de kiezer niet toegelaten tot de stemming.
3.
Indien de kiezer naar het oordeel van de voorzitter over een geldig identiteitsdocument beschikt, controleert de voorzitter de echtheid van de stempas.
4.
Indien het stembureau constateert dat de stempas niet echt is neemt de voorzitter de stempas in en wordt de kiezer niet toegelaten tot de stemming.
5.
Indien de stempas echt is, gaat het tweede lid van het stembureau na of het volgnummer van de stempas voorkomt in het uittreksel van ongeldige stempassen, bedoeld in artikel J 7a, tweede volzin. Indien dat het geval is, neemt het tweede lid van het stembureau de stempas in en wordt de kiezer niet toegelaten tot de stemming.
6.
Indien het volgnummer van de stempas niet voorkomt in het uittreksel van ongeldige stempassen, controleert de voorzitter vervolgens of de gegevens op het identiteitsdocument overeenkomen met de gegevens op de stempas. Indien de voorzitter constateert dat de gegevens niet overeenkomen, wordt de kiezer niet toegelaten tot de stemming.
7.
Indien de kiezer beschikt over een geldig identiteitdocument en een geldige stempas en de identiteit op beide documenten overeenkomt, neemt het tweede lid van het stembureau de stempas in en wordt de kiezer toegelaten tot de stemming.
8.
Vervolgens overhandigt de voorzitter aan de kiezer een stembiljet.
9.
De voorzitter houdt aantekening van het aantal ingenomen geldige stempassen.
10.
De ingevolge dit artikel ingenomen stempassen die niet echt of ongeldig zijn, worden door het stembureau onbruikbaar gemaakt.
1.
De kiezer gaat na ontvangst van het stembiljet naar een stemhokje en stemt aldaar door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.
2.
Hij vouwt vervolgens het stembiljet dicht en gaat daarmee naar het stembureau.
3.
Het derde lid van het stembureau ziet erop toe, dat de kiezer het stembiljet in de stembus steekt.
1.
Indien een kiezer zich bij de invulling van zijn stembiljet vergist, geeft hij dit aan de voorzitter terug. Deze verstrekt hem op zijn verzoek eenmaal een nieuw biljet.
2.
De teruggegeven stembiljetten worden door de voorzitter onmiddellijk onbruikbaar gemaakt op bij algemene maatregel van bestuur te regelen wijze.
Artikel J 28
Wanneer aan het stembureau blijkt dat een kiezer wegens zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft, staat het toe dat deze zich laat bijstaan.
1.
Indien het stembureau blijkt dat een kiezer het stembiljet niet in de stembus steekt, houdt de voorzitter daarvan aantekening.
2.
Indien een kiezer zijn stembiljet teruggeeft, wordt dit door de voorzitter onmiddellijk onbruikbaar gemaakt op een bij algemene maatregel van bestuur te regelen wijze.
Artikel J 30
Zodra de voor de stemming bepaalde tijd verstreken is, wordt dit door de voorzitter aangekondigd en worden alleen de op dat ogenblik in het stemlokaal of bij de ingang daarvan aanwezige kiezers nog tot de stemming toegelaten.
Artikel J 31
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de gang van zaken bij de stemming.
1.
Gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt, zijn de kiezers bevoegd in het stemlokaal te vertoeven, voor zover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang van de zitting niet wordt belemmerd.
2.
De in het stemlokaal aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen, indien de stemming niet overeenkomstig de wet geschiedt.
3.
De bezwaren worden in het proces-verbaal van de zitting van het stembureau vermeld.
Artikel J 36
In het stemlokaal worden geen activiteiten ontplooid die erop gericht zijn de kiezers in hun keuze te beïnvloeden.
Artikel J 37
De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting. Hij kan daartoe de burgemeester om bijstand verzoeken.
1.
Indien zich naar het oordeel van het stembureau omstandigheden voordoen in of bij het stemlokaal die de behoorlijke voortgang van de zitting onmogelijk maken, wordt dit door de voorzitter verklaard. De zitting wordt daarop geschorst. De voorzitter doet hiervan terstond mededeling aan de burgemeester. De burgemeester bepaalt vervolgens wanneer en waar de zitting wordt hervat.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent nadere regels gesteld.
1.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan ter uitvoering van een verdrag of een internationale afspraak personen toelaten die als waarnemer getuige mogen zijn van het verloop van de verkiezingen.
2.
Een waarnemer is bevoegd in het stemlokaal te vertoeven gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent waarneming bij de verkiezingen.
1.
Aan de kiezer wordt overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk op zijn verzoek toegestaan binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, aan de stemming deel te nemen in een stembureau van zijn keuze.
2.
Onverminderd het eerste lid kan de kiezer stemmen in de stemlokalen, bedoeld in artikel J 5, tweede lid.
Artikel K 2
Het in artikel K 1 bepaalde geldt niet voor de kiezer aan wie op zijn verzoek is toegestaan bij volmacht of per brief te stemmen.
1.
De kiezer richt zijn verzoek, schriftelijk of mondeling, aan de burgemeester van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd.
2.
Het schriftelijk verzoek dient uiterlijk vijf dagen voor de stemming te zijn ontvangen. Het mondeling verzoek wordt uiterlijk op de dag voor de stemming om twaalf uur gedaan. De burgemeester brengt deze termijnen op de dag van de kandidaatstelling ter openbare kennis.
1.
Aan de kiezer wordt als bewijs dat aan zijn verzoek is voldaan een verklaring uitgereikt of verzonden, genaamd kiezerspas.
2.
De kiezer aan wie een kiezerspas is uitgereikt of verzonden, kan uitsluitend met deze pas aan de verkiezing deelnemen.
3.
Aan de kiezer wiens kiezerspas in het ongerede is geraakt, wordt geen nieuwe uitgereikt of verzonden.
4.
Bij ministeriële regeling wordt voor de kiezerspas een model vastgesteld.
1.
Voor een schriftelijk verzoek wordt gebruik gemaakt van een formulier dat bij de gemeente kosteloos verkrijgbaar is. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.
2.
Een mondeling verzoek geschiedt door de kiezer in persoon bij de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd.
3.
Indien de kiezer reeds een stempas heeft ontvangen, voegt hij deze bij het schriftelijk verzoek, dan wel legt hij deze over bij het mondeling verzoek.
1.
De kiezer die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft en met een kiezerspas wenst te stemmen, voegt een verzoek daartoe bij het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a.
2.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beslist op de verzoeken, ingediend bij de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
3.
Voor het verzoekschrift wordt gebruik gemaakt van een formulier dat is opgenomen in de in artikel D 3b, zesde lid, bedoelde formulieren.
1.
Op het schriftelijk verzoek wordt zo spoedig mogelijk beslist. Op het mondeling verzoek wordt terstond beslist.
2.
Het verzoek wordt slechts afgewezen, indien de verzoeker op de dag van de kandidaatstelling niet als kiezer is geregistreerd, hem overeenkomstig paragraaf 2 van hoofdstuk L is toegestaan bij volmacht te stemmen, of hem is toegestaan per brief te stemmen.
3.
Indien het verzoek niet in verdere behandeling wordt genomen of wordt afgewezen, wordt de beslissing met opgave van redenen schriftelijk aan de verzoeker medegedeeld.
4.
Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in dit artikel.
1.
Bij de stemming overhandigt de kiezer het in artikel J 24, eerste lid, onder a, genoemde identiteitsdocument, en de kiezerspas aan de voorzitter van het stembureau.
2.
Artikel J 25, tweede tot en met tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel L 1
De kiezer die verwacht niet in staat te zullen zijn in persoon aan de stemming deel te nemen, kan overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk bij volmacht stemmen.
1.
Een volmacht kan worden verleend hetzij op een schriftelijke aanvraag overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2, hetzij door overdracht van de stempas of kiezerspas overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3 van dit hoofdstuk.
2.
Een schriftelijke aanvraag om bij volmacht te stemmen kan niet worden ingediend door de kiezer aan wie een kiezerspas of een briefstembewijs is verstrekt.
Artikel L 3
De gemachtigde kan een volmachtstem uitsluitend tegelijk met zijn eigen stem voor die verkiezing uitbrengen.
Artikel L 4
Een kiezer mag per verkiezing niet meer dan twee aanwijzingen als gemachtigde aannemen.
1.
De volmachtgever is niet bevoegd een eenmaal verleende schriftelijke volmacht in te trekken of na het verlenen van volmacht in persoon aan de stemming deel te nemen.
2.
Een volmacht die is verleend door overdracht van de stempas of kiezerspas kan tot het uitbrengen van een stem door de gemachtigde door de volmachtgever worden ingetrokken.
3.
Een schriftelijke aanvraag om bij volmacht te stemmen kan worden ingetrokken, zolang daarop niet is beslist.
1.
Aan de gemachtigde wordt ten bewijze van zijn bevoegdheid een verklaring verstrekt, genaamd volmachtbewijs.
2.
Aan de gemachtigde wiens volmachtbewijs in het ongerede is geraakt, wordt geen nieuw verstrekt.
1.
Het verzoekschrift, bedoeld in artikel L 8, dient uiterlijk vijf dagen voor de stemming te zijn ontvangen.
2.
De burgemeester brengt deze termijn op de dag van de kandidaatstelling ter openbare kennis.
1.
De kiezer die bij volmacht wenst te stemmen, dient daartoe een verzoekschrift in bij de burgemeester van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd. Voor dit verzoekschrift wordt gebruik gemaakt van een formulier, dat bij elke gemeente, kosteloos, verkrijgbaar is. De burgemeester kan ter voorkoming van misbruik beperkingen stellen aan de verkrijgbaarstelling. Een daartoe strekkend besluit brengt hij ter openbare kennis.
2.
In zijn verzoekschrift wijst de kiezer een gemachtigde aan. Als gemachtigde kan slechts optreden degene die op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd binnen het gebied waarvoor de verkiezing geldt.
3.
Bij het verzoekschrift wordt ingediend een verklaring van de gemachtigde dat deze bereid is als zodanig op te treden.
4.
Bij ministeriële regeling worden voor het verzoekschrift en de verklaring modellen vastgesteld.
1.
De kiezer die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft en bij volmacht wenst te stemmen, voegt een verzoek daartoe bij het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a.
2.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beslist op de verzoeken, ingediend bij de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
3.
Voor het verzoekschrift wordt gebruik gemaakt van een formulier dat is opgenomen in de in artikel D 3b, zesde lid, bedoelde formulieren.
Artikel L 10
Het verzoek wordt afgewezen, indien:
a. blijkt dat de kiezer niet zelf de gemachtigde heeft aangewezen;
b. aan de kiezer die het verzoek heeft ingediend reeds een kiezerspas of een briefstembewijs is verstrekt;
c. de verklaring van de gemachtigde dat deze bereid is als zodanig op te treden, ontbreekt;
d. degene die als gemachtigde is aangewezen, niet als kiesgerechtigde is geregistreerd binnen het gebied waarvoor de verkiezing geldt.
1.
Op het verzoek wordt zo spoedig mogelijk beslist, doch niet eerder dan op de dag van de kandidaatstelling.
2.
Bij inwilliging wordt een volmachtbewijs opgemaakt. Bij ministeriële regeling wordt voor dit bewijs een model vastgesteld. De inwilliging wordt aan de volmachtgever bekendgemaakt.
3.
Indien het verzoek niet in verdere behandeling wordt genomen of wordt afgewezen, wordt de beslissing met opgave van redenen schriftelijk aan de verzoeker medegedeeld. Degene die zich bereid heeft verklaard als gemachtigde op te treden wordt van de beslissing in kennis gesteld.
4.
Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in dit artikel.
Artikel L 13
De burgemeester, respectievelijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, doet het volmachtbewijs aan de gemachtigde toekomen.
1.
De kiezer met een stempas kan een andere kiezer machtigen om voor hem te stemmen, indien de gemachtigde stemt in de gemeente van de volmachtgever.
2.
De kiezer met een kiezerspas kan een andere kiezer machtigen om voor hem te stemmen.
3.
Hij tekent daartoe het formulier dat voorkomt op de stempas of kiezerspas en laat de pas door de gemachtigde mede-ondertekenen.
4.
Hij draagt de aldus in een volmachtbewijs omgezette stempas of kiezerspas aan de gemachtigde over.
1.
De kiezer verleent geen volmacht in een stemlokaal.
2.
Indien een volmacht is verleend in het stemlokaal, kan de gemachtigde de volmachtstem niet uitbrengen. Indien de gemachtigde het volmachtbewijs aan de voorzitter van het stembureau heeft overhandigd, geeft de voorzitter het volmachtbewijs aan de volmachtgever, of, indien deze het stemlokaal heeft verlaten, aan de gemachtigde.
1.
De gemachtigde overhandigt aan de voorzitter van het stembureau het volmachtbewijs.
2.
Indien het een volmachtbewijs betreft als bedoeld in hoofdstuk L, paragraaf 3, overhandigt de gemachtigde tevens een kopie van een identiteitsdocument als bedoeld in artikel J 24, van de volmachtgever.
3.
Artikel J 25, tweede tot en met tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel M 1
Bij de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer wordt aan de kiezer die op de dag van de kandidaatstelling zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, dan wel op de dag der stemming buiten Nederland zal verblijven, overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk op zijn verzoek toegestaan per brief te stemmen.
1.
De aan de kiezer ten bewijze van de voldoening aan zijn verzoek te verstrekken verklaring draagt de naam van briefstembewijs.
2.
Een aan de kiezer verzonden briefstembewijs kan niet door een nieuw worden vervangen.
3.
Aan de kiezer aan wie een briefstembewijs is verstrekt, wordt geen stempas toegezonden. Hij mag slechts op de in artikel M 7 aangewezen wijze aan de stemming deelnemen.
1.
De kiezer die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft en per brief wenst te stemmen, voegt een verzoek daartoe bij het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a. De overige kiezers dienen een zodanig verzoekschrift uiterlijk op de achtentwintigste dag voor de stemming in bij de burgemeester van de gemeente waar zij als kiezer zijn geregistreerd.
2.
In het verzoekschrift geeft de kiezer een adres op buiten Nederland waar hij de stukken, bedoeld in artikel M 6, eerste lid, wenst te ontvangen.
3.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beslist op de verzoeken, ingediend bij de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
4.
Voor het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, wordt gebruik gemaakt van een formulier dat is opgenomen in de in artikel D 3b, zesde lid, bedoelde formulieren.
5.
Voor het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, wordt gebruik gemaakt van een formulier dat bij elke gemeente kosteloos verkrijgbaar is. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.
1.
Op het verzoek wordt zo spoedig mogelijk beslist.
2.
Het verzoek wordt slechts afgewezen, indien gebleken is dat de verzoeker niet tot de in artikel M 1 bedoelde kiezers behoort.
3.
Indien het verzoek niet in verdere behandeling wordt genomen of wordt afgewezen, wordt de beslissing met opgave van redenen schriftelijk aan de verzoeker medegedeeld.
4.
Indien het een verzoekschrift als bedoeld in artikel M 3, eerste lid, tweede volzin, betreft en het verzoekschrift afkomstig is van een persoon die als kiezer in een andere gemeente in Nederland is geregistreerd dan de gemeente 's-Gravenhage, zendt de burgemeester het ingewilligde verzoekschrift zo spoedig mogelijk door naar de burgemeester van 's-Gravenhage.
5.
Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in dit artikel.
1.
De burgemeester van ’s-Gravenhage zendt de kiezers, bedoeld in de artikelen D 3 en M 3, eerste lid, tweede zin, en de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten zendt de kiezers, bedoeld in artikel D 3a, zo spoedig mogelijk op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze:
a. een stembiljet;
b. een geadresseerde retourenveloppe;
c. het briefstembewijs, bevattende een door de kiezer te ondertekenen verklaring dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld;
d. een enveloppe voor het stembiljet;
e. een handleiding voor de kiezer.
2.
Bij ministeriële regeling worden voor de stukken, bedoeld in het eerste lid, onder b, c, d en e, modellen vastgesteld.
3.
De vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten draagt er zorg voor dat de stembiljetten alsmede de formulieren voor de processen-verbaal voor de briefstembureaus in Aruba, Curaçao, respectievelijk Sint Maarten tijdig in gereedheid worden gebracht.
1.
De burgemeester van ’s-Gravenhage zet op de retourenveloppe het adres van:
a. het briefstembureau, indien dat voor de kiesgerechtigde is ingesteld op grond van artikel M 13, eerste, tweede en vierde lid;
b. de vertegenwoordiger van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, indien voor de kiesgerechtigde een briefstembureau is ingesteld op Aruba, Curaçao respectievelijk Sint Maarten;
c. de burgemeester van ’s-Gravenhage, in alle overige gevallen.
2.
De vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten zet op de retourenveloppe het adres van de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao respectievelijk Sint Maarten.
1.
De kiezer stemt door op het hem toegezonden stembiljet een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood, blauw, zwart of groen te maken.
2.
Daarna vouwt hij het stembiljet dicht op zodanige wijze dat de namen van de kandidaten niet zichtbaar zijn en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.
3.
Hij ondertekent een op het briefstembewijs gestelde verklaring, dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld.
4.
Vervolgens doet hij het briefstembewijs en de enveloppe met het stembiljet in de bijbehorende retourenveloppe en retourneert hij deze gesloten naar het adres dat op de retourenveloppe staat. De kiezer draagt er zorg voor dat de retourenveloppe voldoende is gefrankeerd.
5.
Indien de retourenveloppe is geadresseerd aan de burgemeester van ’s-Gravenhage, kan de kiezer de retourenveloppe doen toekomen aan het hoofd van de consulaire post waaronder de woon- en verblijfplaats van de kiezer ressorteert. Het hoofd van de consulaire post draagt zorg voor spoedige doorzending naar de burgemeester van ’s-Gravenhage.
6.
Indien de retourenveloppe is geadresseerd aan de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, kan de kiezer de retourenveloppe inleveren bij een of meer locaties die zijn aangewezen door deze vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger maakt deze locaties bekend in de handleiding voor de kiezer, bedoeld in artikel M 6, eerste lid, onderdeel e.
Artikel M 7a
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het stemmen per brief.
1.
De stukken, bedoeld in artikel M 7, vierde lid, dienen uiterlijk op de dag der stemming om vijftien uur in het bezit te zijn van de burgemeester van 's-Gravenhage.
2.
De burgemeester draagt er zorg voor dat de tijdig binnengekomen retourenveloppen die voldoende zijn gefrankeerd, op de dag der stemming voor eenentwintig uur ongeopend overhandigd worden aan de voorzitters van de stembureaus, bedoeld in artikel M 9.
3.
Op de retourenveloppen die te laat zijn binnengekomen, worden door de burgemeester de dag en, indien dit de dag van de stemming is, tevens het uur van binnenkomst aangetekend. Deze retourenveloppen en de retourenveloppen die niet voldoende zijn gefrankeerd, worden door de burgemeester ongeopend in een of meer te verzegelen pakken gedaan. Ook de binnengekomen stembiljetten en briefstembewijzen die niet in de daarvoor bestemde retourenveloppen zijn teruggezonden, worden door de burgemeester in een of meer te verzegelen pakken gedaan.
4.
De burgemeester bewaart de pakken, bedoeld in het derde lid, drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt hij deze pakken onmiddellijk. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
1.
Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage wijzen in hun gemeente briefstembureaus aan. Deze stembureaus zijn uitsluitend bestemd voor per brief uit te brengen stemmen. Ten aanzien van deze stembureaus zijn artikel J 11 en artikel J 16, voor zover dat artikel betrekking heeft op stemhokjes, niet van toepassing.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van artikel J 1 bepalen, dat deze stembureaus ten behoeve van het verrichten van de handelingen, bedoeld in de artikelen M 10 en M 11, tevens zitting houden vanaf zeven dagen voor de dag van stemming op door burgemeester en wethouders te bepalen tijden. In dat geval draagt de burgemeester er in afwijking van artikel M 8, tweede lid, zorg voor dat de binnengekomen retourenveloppen die voldoende zijn gefrankeerd, op deze dagen worden overhandigd aan de voorzitter van de briefstembureaus.
3.
Indien burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vangen deze stembureaus op de dag van stemming eerst met de handelingen bedoeld in de artikelen M 10 en M 11, aan, nadat het stembureau overeenkomstig artikel N 16a, eerste lid, de stemopneming heeft verricht ten aanzien van de stembiljetten die zich bij aanvang van de dag van stemming in de stembus bevinden.
4.
In afwijking van artikel J 1, tweede lid, eindigt de stemming op de dag der stemming zodra de briefstembureaus de handelingen, bedoeld in de artikelen M 10 en M 11, ten aanzien van alle tijdig binnengekomen retourenveloppen hebben beëindigd.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de zittingen, bedoeld in het tweede lid, en het bewaren van de stembescheiden.
6.
In plaats van het in artikel J 17, eerste lid, bedoelde afschrift liggen op de tafel van deze stembureaus de ingewilligde verzoekschriften.
7.
Artikel E 4 is van overeenkomstige toepassing.
1.
De voorzitter van het stembureau opent de retourenveloppe en neemt het briefstembewijs en de enveloppe met het stembiljet eruit. Hij controleert of de verklaring dat de kiezer het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld, is ondertekend en of de daaronder geplaatste handtekening overeenstemt met de handtekening onder het ingewilligde verzoekschrift. Vervolgens overhandigt hij het briefstembewijs aan het tweede lid van het stembureau.
2.
Het tweede lid van het stembureau houdt, door op het verzoekschrift zijn paraaf te stellen, aantekening dat de kiezer van zijn kiesrecht gebruik heeft gemaakt.
3.
De voorzitter overhandigt vervolgens de enveloppe met het stembiljet ongeopend aan het derde lid van het stembureau. Indien het stembiljet zich niet in de daartoe bestemde enveloppe bevindt, overhandigt de voorzitter het stembiljet, zonder het in te zien, dichtgevouwen aan het derde lid van het stembureau.
4.
Het derde lid van het stembureau steekt de enveloppe met het stembiljet in de stembus. Indien het stembiljet zich niet in de daartoe bestemde enveloppe bevindt, steekt het derde lid van het stembureau het stembiljet, zonder het in te zien, dichtgevouwen in de stembus.
1.
Indien de retourenveloppe niet zowel een geldig briefstembewijs als een stembiljet, onderscheidenlijk de in artikel M 6, eerste lid, onder d, bedoelde enveloppe met stembiljet, bevat, dan wel de op het briefstembewijs gestelde verklaring van de kiezer dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld, niet door deze is ondertekend, voegt de voorzitter de aangetroffen bescheiden, zonder het stembiljet in te zien dan wel zonder de enveloppe met het stembiljet te openen, wederom in de retourenveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.
2.
Indien in een retourenveloppe twee of meer stembiljetten, onderscheidenlijk enveloppen met stembiljet, zijn gevoegd, doet de voorzitter alle stembiljetten, onderscheidenlijk enveloppen met stembiljet en briefstembewijzen, zonder de stembiljetten in te zien dan wel de enveloppen met stembiljet te openen, wederom in de retourenveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.
1.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een land een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland aanwijzen waar een briefstembureau wordt ingesteld. Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
2.
Een briefstembureau kan ook voor kiesgerechtigden die hun werkelijke woonplaats in een ander land hebben dan het land waarin de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland gevestigd is, worden ingesteld.
3.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt in Aruba, in Curaçao en in Sint Maarten briefstembureaus in bij de Vertegenwoordiging van Nederland.
4.
Onze Minister van Defensie kan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een of meer militaire missies buiten het Koninkrijk aanwijzen ten behoeve waarvan aldaar een briefstembureau wordt ingesteld.
5.
De leden en plaatsvervangende leden van de in het eerste, derde en vierde lid bedoelde briefstembureaus worden tijdig voor elke verkiezing benoemd door Onze Minister van Buitenlandse Zaken, onderscheidenlijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onderscheidenlijk Onze Minister van Defensie.
Artikel M 14
Indien op grond van artikel M 13 voor de kiesgerechtigde een briefstembureau is ingesteld, zendt de burgemeester van ’s-Gravenhage het ingewilligde verzoekschrift naar dat briefstembureau.
1.
De artikelen M 8, eerste tot en met het derde lid, en M 9 zijn van overeenkomstige toepassing op briefstembureaus in het buitenland, met dien verstande dat:
a. aan de burgemeester opgedragen taken worden verricht door het briefstembureau dan wel door de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten;
b. de bevoegdheden van burgemeester en wethouders bevoegdheden zijn van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, respectievelijk Onze Minister van Defensie;
c. indien een tijdsverschil met Nederland bestaat, de genoemde tijdstippen naar plaatselijke tijd gelden.
2.
De artikelen M 10 en M 11 zijn van toepassing op briefstembureaus in het buitenland.
Artikel M 17
Voor de zitting van briefstembureaus buiten Nederland kan Onze Minister van Buitenlandse Zaken danwel Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties danwel Onze Minister van Defensie, een later aanvangstijdstip bepalen dan het in artikel J 1, tweede lid, genoemde.
1.
Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, stelt het stembureau vast de aantallen geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen. De som van deze aantallen is het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten.
2.
De aantallen worden door de voorzitter aan de aanwezige kiezers medegedeeld.
1.
Het stembureau doet in afzonderlijke pakken:
a. de geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen;
b. de onbruikbaar gemaakte stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen;
c. de onbruikbaar gemaakte stembiljetten;
d. de niet gebruikte stembiljetten.
2.
Elk pak wordt verzegeld en voorzien van de naam van de gemeente en het nummer van het stembureau.
Artikel N 3
Onmiddellijk na de in artikel N 2 voorgeschreven verzegelingen wordt de stembus geopend.
Artikel N 5
De leden van het stembureau openen de stembiljetten en voegen deze lijstgewijze bijeen. Zij kunnen zich bij deze werkzaamheden doen bijstaan door plaatsvervangende leden en door ambtenaren van de gemeente, daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen.
1.
Het stembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast:
a. het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen;
b. de som van de aantallen stemmen, bedoeld onder a.
2.
Daarnaast stelt het stembureau vast:
a. het aantal blanco stemmen;
b. het aantal ongeldige stemmen.
3.
De som van de aantallen op kandidaten uitgebrachte stemmen, blanco stemmen en ongeldige stemmen is het aantal stemmen dat is geteld.
1.
Blanco is de stem uitgebracht op een stembiljet dat door de kiezer is ingeleverd zonder dat hij geheel of gedeeltelijk een wit stipje in een stemvak rood heeft gemaakt en zonder dat hij anderszins op het stembiljet geschreven of getekend heeft.
2.
Ongeldig is de stem uitgebracht op een ander stembiljet dan bij of krachtens deze wet mag worden gebruikt.
3.
Voorts is ongeldig de stem die niet als blanco wordt aangemerkt, maar waarbij de kiezer op het stembiljet niet, door het geheel of gedeeltelijk rood maken van het witte stipje in een stemvak, op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt, of waarbij op het stembiljet bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.
1.
Het stembureau beslist met inachtneming van artikel N 7 over de geldigheid van het stembiljet.
2.
De voorzitter maakt de reden van ongeldigverklaring en van twijfel over de geldigheid, alsmede de beslissing daaromtrent onmiddellijk bekend.
3.
Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, moet het biljet worden getoond. De kiezers kunnen mondeling bezwaren tegen de genomen beslissing inbrengen.
Artikel N 8a
Het stembureau stelt vast het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het stembureau hiervoor een verklaring.
1.
Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, deelt de voorzitter de aantallen, bedoeld in de artikelen N 6 en N 8a, mede. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
2.
Vervolgens worden de stembiljetten met een blanco stem en de ongeldig verklaarde stembiljetten in pakken gedaan, die worden verzegeld. Op deze pakken wordt vermeld:
a. de naam van de gemeente en het nummer van het stembureau;
b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat.
3.
Daarop worden de geldige stembiljetten, lijstgewijs gerangschikt, in een of meer pakken gedaan, die worden verzegeld.
4.
Op ieder pak, in het derde lid bedoeld, worden vermeld:
a. de naam van de gemeente en het nummer van het stembureau;
b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat, alsmede, indien de biljetten in meer dan één pak worden gedaan, de nummers van de lijsten waarop de ingesloten biljetten betrekking hebben.
1.
Nadat alle werkzaamheden, in artikel N 9 vermeld, zijn beëindigd, wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt van de stemming en van de stemopneming. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
2.
Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het stembureau getekend.
3.
Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
1.
Het proces-verbaal wordt met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2, alsmede met die, bedoeld in artikel N 9, door de voorzitter of een door hem aan te wijzen ander lid van het stembureau naar de burgemeester overgebracht.
2.
Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal heeft ontvangen, stelt hij ten aanzien van iedere kandidaat en iedere lijst vast het aantal stemmen dat in zijn gemeente op die kandidaat, onderscheidenlijk die lijst, is uitgebracht.
3.
De burgemeester stelt tevens vast:
a. het aantal blanco stemmen;
b. het aantal ongeldige stemmen;
c. het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht; en
d. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester hiervoor een verklaring.
4.
De burgemeester van ’s-Gravenhage maakt bij de vaststelling, bedoeld in het tweede en derde lid, apart melding van het aantal stemmen dat ten aanzien van iedere kandidaat en iedere lijst in de briefstembureaus op die kandidaat, onderscheidenlijk die lijst, is uitgebracht.
5.
Voor de in het tweede en derde lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
1.
De burgemeester brengt de processen-verbaal en de opgave van de door hem vastgestelde aantallen stemmen onverwijld over naar het hoofdstembureau. Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat over de toelating van de gekozenen is beslist.
2.
De burgemeester brengt de pakken, bedoeld in artikel N 9, op verzoek van het centraal stembureau over naar het centraal stembureau.
3.
De burgemeester bewaart de pakken, bedoeld in de artikelen N 2 en N 9, die niet naar het centraal stembureau zijn overgebracht, en de afschriften, bedoeld in het eerste lid, drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt hij deze stukken onmiddellijk, tenzij:
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;
b. strafvervolging is ingesteld wegens een strafbaar gestelde gedraging in de Kieswet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.
4.
Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Artikel N 13
Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen, is de burgemeester bevoegd, de pakken, bedoeld in de artikelen N 2 en N 9, die niet naar het centraal stembureau zijn overgebracht, te openen en deze pakken, alsmede de afschriften, bedoeld in artikel N 12, eerste lid, over te dragen aan de officier van justitie ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit.
Artikel N 15
In afwijking van artikel N 1, eerste lid, stelt het stembureau vast het aantal door het stembureau ontvangen retourenveloppen en het aantal ingevolge artikel M 11 terzijde gelegde retourenveloppen. Het verschil tussen deze aantallen is het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten.
1.
Bij een briefstembureau worden, nadat aan artikel N 1, tweede lid, toepassing is gegeven, de ingewilligde verzoekschriften tezamen met een gewaarmerkte verklaring van het stembureau betreffende het aantal gestelde parafen, in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Vervolgens worden op overeenkomstige wijze ingepakt de retourenveloppen, bedoeld in artikel M 11, alsmede de ingeleverde briefstembewijzen.
2.
Alvorens over te gaan tot de handelingen, bedoeld in artikel N 5, opent de voorzitter van het briefstembureau de enveloppen die zich in de stembus bevinden. Indien in een enveloppe zich geen of meer dan één stembiljet bevindt, wordt hiervan een aantekening gemaakt. Indien zich meer dan één stembiljet in één enveloppe bevindt, doet de voorzitter van het briefstembureau deze biljetten wederom in de enveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.
3.
Artikel N 7 is van toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van het eerste lid, in plaats van «rood heeft gemaakt» wordt gelezen: rood, blauw, zwart of groen heeft gemaakt, en dat voor de toepassing van het derde lid, in plaats van «rood maken» wordt gelezen: rood, blauw, zwart of groen maken.
4.
Artikel N 8, eerste lid, is van toepassing, met dien verstande dat in plaats van «artikel N 7» wordt gelezen: artikel N 16, derde lid,.
1.
Indien gebruik is gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel M 9, tweede lid, vangt het briefstembureau in afwijking van artikel N 1 de stemopneming op de dag van stemming aan om zeven uur dertig ten aanzien van de stembiljetten die zich op dat moment in de stembus bevinden.
2.
Ten behoeve van de handelingen, bedoeld in de artikelen M 10 en M 11, ten aanzien van de nog niet geopende retourenveloppen wordt de stemopneming volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels geschorst. Zodra deze handelingen ten aanzien van alle tijdig binnengekomen retourenveloppen zijn beëindigd, wordt de stemopneming volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels hervat.
3.
Zolang de stemming niet op alle stembureaus in Nederland is geëindigd, blijft artikel N 9 buiten toepassing. Voorts is een ieder die ambtshalve kennis kan nemen van de vastgestelde aantallen stemmen, zolang verplicht tot geheimhouding daarvan.
1.
Indien in een briefstembureau buiten Nederland de stemopneming, gemeten naar Nederlandse tijd, eerder aanvangt dan in Nederland, blijft artikel N 9, eerste lid, buiten toepassing.
2.
In dat geval draagt het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging danwel de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten danwel de Nederlandse leiding van de militaire missie er zorg voor dat een afschrift van het proces-verbaal van het briefstembureau vanaf de volgende dag gedurende vier weken bij de vertegenwoordiging danwel de Nederlandse leiding van de militaire missie voor een ieder ter inzage ligt.
Artikel N 18
De leden van een briefstembureau buiten Nederland kunnen zich doen bijstaan door plaatsvervangende leden en door personen, werkzaam op de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging danwel op de Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten danwel op de militaire basis waar een briefstembureau is ingesteld, daartoe aan te wijzen door de voorzitter van het briefstembureau.
Artikel N 19
Bij briefstembureaus buiten Nederland wordt op de in artikel N 9 bedoelde pakken de naam van het land waarin het briefstembureau is gevestigd, vermeld.
1.
Het proces-verbaal van een briefstembureau buiten Nederland wordt met de in artikel N 2 en N 9 bedoelde verzegelde pakken overgedragen aan het hoofd van de ingevolge artikel M 13, eerste lid, aangewezen diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging danwel aan de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten danwel aan de Nederlandse leiding van de militaire missie.
2.
Deze draagt er zorg voor dat het proces-verbaal terstond langs elektronische weg ter kennis van de burgemeester van 's-Gravenhage wordt gebracht.
3.
Voorts draagt hij er zorg voor dat het proces-verbaal met de in de artikelen M 8, N 2 en N 16 bedoelde verzegelde pakken zo spoedig mogelijk per diplomatieke post naar de burgemeester van 's-Gravenhage worden overgebracht.
Artikel N 21
De vaststelling van de aantallen stemmen, bedoeld in artikel N 11, tweede en derde lid, vindt door de burgemeester van 's-Gravenhage eerst plaats nadat hem tevens alle processen-verbaal van de briefstembureaus buiten Nederland langs elektronische weg ter kennis zijn gebracht.
1.
Het hoofdstembureau houdt op de tweede dag na de stemming om tien uur een openbare zitting.
2.
In afwijking van het eerste lid houdt het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten met één kieskring of voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur op de vijfde dag na de stemming om tien uur een openbare zitting.
3.
De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
1.
Het hoofdstembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de som van deze aantallen. Deze som wordt stemcijfer genoemd.
2.
Het hoofdstembureau stelt tevens vast:
a. het aantal blanco stemmen;
b. het aantal ongeldige stemmen;
c. het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht; en
d. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het hoofdstembureau hiervoor een verklaring.
3.
De voorzitter maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend.
4.
Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
1.
Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
2.
Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau getekend.
3.
Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
4.
Indien het de verkiezing betreft van de gemeenteraad, van het algemeen bestuur of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, maakt het proces-verbaal deel uit van het proces-verbaal, bedoeld in artikel P 22.
1.
Het hoofdstembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
2.
Tenzij het de verkiezing betreft van de gemeenteraad, van het algemeen bestuur of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, brengt het hoofdstembureau zijn proces-verbaal onverwijld naar het centraal stembureau over.
1.
Het hoofdstembureau brengt de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven van de burgemeesters en, tenzij het de verkiezing betreft van de gemeenteraad, van het algemeen bestuur of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, een afschrift van zijn proces-verbaal terstond over aan het orgaan waarvoor de verkiezing plaatsvindt.
2.
Het orgaan waarvoor de verkiezing plaatsvindt, bewaart de processen-verbaal van de stembureaus drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt hij deze stukken onmiddellijk. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Artikel O 6
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de verkiezingsuitslag.
Artikel P 1
Onmiddellijk nadat de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de uitslag van de verkiezing. Indien het de verkiezing betreft van de gemeenteraad, van het algemeen bestuur of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, gaat het centraal stembureau daartoe onmiddellijk over nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen O 1 en O 2, zijn beëindigd.
1.
Indien het centraal stembureau programmatuur gebruikt ten behoeve van de berekening van de uitslag van de verkiezing of de berekening van de zetelverdeling, maakt het centraal stembureau elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze openbaar welke programmatuur het gebruikt.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de openbaarmaking van de programmatuur en wordt bepaald onder welke voorwaarden het centraal stembureau programmatuur kan gebruiken ten behoeve van de berekening van de uitslag van de verkiezing of de berekening van de zetelverdeling en aan welke eisen deze programmatuur moet voldoen.
1.
Een stel gelijkluidende lijsten als bedoeld in artikel H 11, eerste lid, geldt voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing als één lijst.
2.
Het centraal stembureau telt van deze gelijkluidende lijsten tezamen de stemcijfers en de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen.
Artikel P 3
Een lijstengroep als bedoeld in artikel H 11, tweede lid, geldt voor het bepalen van het aantal daaraan toe te wijzen zetels als één lijst met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit de groep bestaat.
1.
Een lijstencombinatie als bedoeld in artikel I 10 geldt voor het bepalen van het aantal daaraan toe te wijzen zetels als één lijst, met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit die combinatie bestaat.
2.
Een lijstencombinatie wordt slechts in aanmerking genomen, indien aan ten minste twee van de verbonden lijsten een zetel zou zijn toegewezen, indien geen lijstencombinaties zouden zijn gevormd. Verbonden lijsten die zelfstandig geen zetel zouden hebben verworven, worden geacht geen deel uit te maken van de lijstencombinatie.
1.
Het centraal stembureau deelt de som van de stemcijfers van alle lijsten door het aantal te verdelen zetels.
2.
Het aldus verkregen quotiënt wordt kiesdeler genoemd.
Artikel P 6
Zoveel maal als de kiesdeler is begrepen in het stemcijfer van een lijst wordt aan die lijst een zetel toegewezen.
1.
De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden, indien het aantal te verdelen zetels negentien of meer bedraagt, achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten die na toewijzing van de zetel het grootste gemiddelde aantal stemmen per toegewezen zetel hebben. Indien gemiddelden gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
2.
Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, komen bij deze toewijzing niet in aanmerking lijsten waarvan het stemcijfer lager is dan de kiesdeler.
1.
De restzetels worden, indien het aantal te verdelen zetels minder dan negentien bedraagt, achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten waarvan de stemcijfers bij deling door de kiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
2.
Bij deze toewijzing komen niet in aanmerking lijsten met een stemcijfer dat lager is dan 75% van de kiesdeler.
3.
Wanneer alle lijsten die daarvoor in aanmerking komen een restzetel hebben ontvangen en er nog zetels te verdelen blijven, worden deze zetels toegewezen volgens het stelsel van de grootste gemiddelden als bedoeld in artikel P 7, eerste lid, met dien verstande, dat bij deze toewijzing aan geen van de lijsten meer dan één zetel wordt toegewezen.
Artikel P 9
Indien aan een lijst die de volstrekte meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen heeft verkregen, een aantal zetels is toegewezen, kleiner dan de volstrekte meerderheid van het aantal toe te wijzen zetels, wordt aan die lijst alsnog één zetel toegewezen en vervalt daartegenover één zetel, toegewezen aan de lijst die voor het kleinste gemiddelde of het kleinste overschot een zetel heeft verworven. Indien twee of meer lijsten voor hetzelfde kleinste gemiddelde of hetzelfde kleinste overschot een zetel hebben verworven, beslist het lot.
Artikel P 10
Indien bij de toepassing van de vorige bepalingen aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voortgezette toepassing van die bepalingen over op één of meer van de overige lijsten, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.
1.
De verdeling van de aan een lijstencombinatie toegewezen zetels over de lijsten welke zijn gecombineerd, geschiedt als volgt.
2.
Het centraal stembureau deelt het stemcijfer van de lijstencombinatie door het aantal aan de lijstencombinatie toegewezen zetels.
3.
Het aldus verkregen quotiënt wordt combinatiekiesdeler genoemd.
4.
Zoveel maal als de combinatiekiesdeler is begrepen in het stemcijfer van elk van de lijsten waaruit de combinatie bestaat, wordt aan die lijst een van de aan de combinatie toegewezen zetels toegewezen.
5.
De restzetels worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten van de combinatie waarvan de stemcijfers bij deling door de combinatiekiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
1.
De verdeling van de aan een lijstengroep toegewezen zetels over de lijsten waaruit de groep bestaat, geschiedt als volgt.
2.
Het centraal stembureau deelt het stemcijfer van de lijstengroep door het aantal aan de groep toegewezen zetels.
3.
Het aldus verkregen quotiënt wordt groepskiesdeler genoemd.
4.
Zoveel maal als de groepskiesdeler is begrepen in het stemcijfer van elk van de lijsten waaruit de groep bestaat, wordt aan die lijst een van de aan de groep toegewezen zetels toegewezen.
5.
De restzetels worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten van de groep waarvan de stemcijfers bij deling door de groepskiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
1.
Indien bij de toepassing van artikel P 11 of artikel P 12 aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voortgezette toepassing van dat artikel over op een van de andere lijsten van de combinatie, onderscheidenlijk van de groep, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.
2.
Zijn er na toepassing van het eerste lid nog zetels toe te wijzen, dan worden deze toegewezen volgens het stelsel van de grootste gemiddelden als bedoeld in artikel P 7, eerste lid.
Artikel P 14
De in de voorgaande artikelen bedoelde lotingen vinden plaats in de in artikel P 20 bedoelde zitting van het centraal stembureau.
1.
In de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen zijn gekozen die kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen, een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler, voor zover aan de lijstengroep of de niet van een lijstengroep deel uitmakende lijst voldoende zetels zijn toegewezen. Indien aantallen gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
2.
Indien het aantal bij de verkiezing van de leden van de gemeenteraad te verdelen zetels minder dan negentien bedraagt, wordt bij de toepassing van het eerste lid niet 25% van de kiesdeler, maar de helft van de kiesdeler in aanmerking genomen.
1.
Betreft het een lijstengroep, dan geldt, indien een aldus gekozen kandidaat op meer dan één lijst is vermeld, die kandidaat als gekozen op de lijst waarop het grootste aantal stemmen op hem is uitgebracht; voor zover aan die lijst voldoende zetels zijn toegewezen. Voor zover aantallen gelijk zijn, geldt hij als gekozen op de lijst, ingeleverd voor de kieskring, met het laagste nummer.
2.
Indien aan geen van de lijsten waarop de gekozen kandidaat is vermeld, voldoende zetels zijn toegewezen, wordt aan hem niettemin een zetel toegewezen op de lijst waarop hij het grootste aantal stemmen heeft verkregen, en vervalt daartegenover de zetel die met toepassing van artikel P 12 of P 13 het laatst was toegewezen aan een van de lijsten van de groep.
Artikel P 17
De zetels, toegewezen aan de al dan niet van een lijstengroep deel uitmakende lijsten, die na toepassing van de artikelen P 15 en P 16 nog niet aan een kandidaat zijn toegewezen, worden aan de nog niet gekozen kandidaten van de desbetreffende lijsten toegewezen in de volgorde van de lijst.
1.
Betreft het een lijstengroep, dan geldt, indien een kandidaat met toepassing van artikel P 17 op meer dan één lijst van de lijstengroep gekozen is, die kandidaat als gekozen op de lijst waarop het grootste aantal stemmen op hem is uitgebracht. Voor zover aantallen gelijk zijn, geldt hij als gekozen op de lijst, ingeleverd voor de kieskring met het laagste nummer.
2.
De aan een lijst toegewezen zetels die na toepassing van het eerste lid nog niet aan een kandidaat zijn toegewezen, worden aan de nog niet gekozen kandidaten van de desbetreffende lijst toegewezen in de volgorde van de lijst.
3.
Indien na toepassing van het tweede lid opnieuw een kandidaat op meer dan één lijst is gekozen, wordt de procedure, bedoeld in het eerste en tweede lid, zo lang herhaald, totdat alle aan de lijsten toegewezen zetels aan kandidaten zijn toegewezen.
1.
Het centraal stembureau rangschikt ten aanzien van iedere lijst de daarop voorkomende kandidaten zodanig, dat bovenaan komen te staan de kandidaten aan wie een zetel is toegewezen met toepassing van artikel P 15, in de volgorde waarin de zetels zijn toegewezen.
2.
Vervolgens worden, in de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen, gerangschikt de op de lijst voorkomende kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler onderscheidenlijk groter dan de helft van de kiesdeler, doch die niet met toepassing van artikel P 15, eerste onderscheidenlijk tweede lid, zijn gekozen verklaard. Indien aantallen gelijk zijn, beslist de volgorde van de lijst.
3.
Tenslotte worden, in de volgorde van de lijst, gerangschikt de overige op de lijst voorkomende kandidaten.
4.
Bij de rangschikking blijft artikel P 18 buiten toepassing.
5.
Behoudens ten aanzien van de verkiezing waarbij het aantal te verdelen zetels minder dan dertien bedraagt, blijft de rangschikking achterwege, voor zover het lijsten betreft waarop geen kandidaten gekozen zijn verklaard en die niet deel uitmaken van een lijstencombinatie of lijstengroep waaraan één of meer zetels zijn toegekend.
Artikel P 19a
Indien een kandidaat is overleden, wordt deze bij de toepassing van deze paragraaf buiten beschouwing gelaten.
1.
Het centraal stembureau stelt de uitslag van de verkiezingen zo spoedig mogelijk vast. Het centraal stembureau stelt tevens vast:
a. het aantal blanco stemmen;
b. het aantal ongeldige stemmen;
c. het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht; en
d. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring.
2.
De vaststelling en bekendmaking geschieden in een openbare zitting van het centraal stembureau. Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter van het centraal stembureau tijdig bekend gemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3.
De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.
4.
De voorzitter van het centraal stembureau is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
1.
Het centraal stembureau kan op de in artikel P 20 bedoelde zitting, voordat de uitslag van de verkiezing bekend wordt gemaakt, hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van een met opgave van redenen gedaan verzoek van een of meer kiezers, tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus, besluiten, indien een ernstig vermoeden bestaat dat door een of meer stembureaus bij de stemopneming zodanige fouten zijn gemaakt dat zij van invloed op de zetelverdeling kunnen zijn. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar het centraal stembureau overbrengen.
2.
Na ontvangst van de stembiljetten gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus.
3.
Bij deze opneming zijn de artikelen N 5, N 8 en N 9 van overeenkomstige toepassing.
1.
Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de uitslag van de verkiezing, alsmede alle ingebrachte bezwaren vermeld.
2.
Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau getekend.
3.
Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel P 23
Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
Artikel P 24
Het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan het orgaan waarvoor de verkiezing plaats heeft gevonden.
1.
Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel P 21, tweede lid, drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt hij deze stukken onmiddellijk, tenzij:
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;
b. strafvervolging is ingesteld wegens een strafbaar gestelde gedraging in de Kieswet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.
2.
Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Artikel P 26
Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen, is het centraal stembureau bevoegd, de pakken, bedoeld in artikel P 21, tweede lid, het proces-verbaal, bedoeld in artikel P 22, en, tenzij het de verkiezing betreft van de gemeenteraad of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen.
Inhoudsopgave
+ Afdeling I. Algemene bepalingen
- Afdeling II. De verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van provinciale staten, van de algemene besturen en van de gemeenteraden
+ Afdeling III. De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
+ Afdeling IV. Het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, het algemeen bestuur en de gemeenteraad
+ Afdeling V. De verkiezing van de leden van het Europees Parlement
+ Afdeling Va. De verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de eilandsraden, van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van het Europees Parlement in Bonaire, Sint Eustatius en Saba
+ Afdeling VI. Straf-, slot- en overgangsbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht