1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen
wet:
Wet op de omzetbelasting1968
uitvoeringsbesluit:
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
btw-richtlijn:
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L347)
Hof van Justitie: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
AWBZ:
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Wmo:
Wet maatschappelijke ondersteuning
CIZ: Centrum Indicatiestelling Zorg
2.1. Juridisch kader
Op grond van
artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet zijn van heffing van omzetbelasting vrijgesteld:
‘de diensten, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en h, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verleend aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is vastgelegd dat ze op in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen, alsmede huishoudelijke verzorging, bedoeld in de
Wet maatschappelijke ondersteuning , verleend aan personen ten behoeve van wie ingevolge die
wet vaststaat dat ze op die verzorging zijn aangewezen. Tot de in de vorige volzin bedoelde diensten behoren niet de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen diensten;’
Deze vrijstellingsbepaling is gebaseerd op artikel 132 van de btw-richtlijn.
2.2.1. Awbz-zorg
Op grond van de tekst van de
wet is de vrijstelling alleen van toepassing op het verlenen van één of meer aangewezen vormen van AWBZ-zorg als die personen aan wie de zorg wordt verleend, beschikken over een indicatiebesluit van het CIZ. In het indicatiebesluit staan de reden en de soort van de toegewezen AWBZ-zorg vermeld. Ook bevat het besluit het aantal uren en de periode waarvoor de zorg is toegewezen. Het komt voor dat een cliënt zelf extra uren zorg inkoopt. Als die extra uren zorg worden verleend binnen de periode waarin de geïndiceerde AWBZ-zorg wordt verstrekt én het dezelfde zorg betreft als de geïndiceerde zorg, dan is de vrijstelling ook daar op van toepassing.
2.2.2. Wmo-zorg
De
Wmo kent, in tegenstelling tot de
AWBZ , geen verplichte indicatiestelling. De aanspraak op de zorg en daarmee op de vrijstelling, moet aan de hand van andere door of namens de gemeente afgegeven bescheiden worden aangetoond. Inkoop van extra uren staat de toepassing van de vrijstelling niet in de weg, zolang sprake is van dezelfde zorg, verleend in de periode waarin op grond van de
Wmo aanspraak bestaat op die zorg.
2.2.3. Kraamzorg
Op grond van
artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet zijn bepaalde vormen van zorg vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting, ongeacht of daarmee winst wordt beoogd. Kraamzorg valt alleen onder de vrijstellingsbepaling als geen winst wordt beoogd (zie
artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de wet juncto
artikel 7 en
bijlage B, onderdeel b, post 9, van het uitvoeringsbesluit ). Dat leidt er toe dat kraamzorg, als daarmee winst wordt beoogd, niet is vrijgesteld. Gezien de reikwijdte van
artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet en gelet op jurisprudentie van het Hof van Justitie, vind ik deze beperking van de vrijstelling voor kraamzorg niet wenselijk.Goedkeuring
Ik keur daarom goed, vooruitlopend op aanpassing van de regelgeving, dat op het verlenen van kraamzorg waarmee winst wordt beoogd, de in
artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet opgenomen vrijstelling wordt toegepast. De vrijstelling is alleen van toepassing voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg. Dit betekent dat een ondernemer die, al dan niet op eigen naam, bemiddelt bij het verlenen van kraamzorg, de vrijstelling niet kan toepassen op zijn bemiddelingsdienst. Als de betaling door de cliënt voor de daadwerkelijke kraamzorg via de bemiddelaar loopt, hoeft de bemiddelaar geen omzetbelasting te voldoen over de voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg doorbetaalde gelden.
–
Besluit van 19 juni 2001 , CPP2001/0810M, (kraamzorg)
–
Besluit van 26 november 2001 , CPP2001/2187M (thuiszorg)
–
Besluit van 7 augustus 2003 , CPP2003/1854M (thuiszorg)
4. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.
directeur-generaal Belastingdienst