1.
Het regionale college stelt, op voorstel van de korpsbeheerder, nadere regels vast over de behandeling van klachten over gedragingen van ambtenaren van politie van het regionale politiekorps.
2.
In de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt voorzien in:
a.
de instelling van een commissie, bestaande uit onafhankelijke leden, die op de wijze in de regeling te bepalen is belast met de behandeling van en advisering over in de regeling aangewezen categorieën van klachten waarbij zo nodig aandacht wordt geschonken aan de in onderdeel c genoemde aspecten;
b.
de registratie van de mondeling en schriftelijk ingediende klachten en, indien beschikbaar, de daarop genomen beslissingen, alsmede
c.
een jaarlijkse publicatie van de geregistreerde klachten en beslissingen, waarin wordt aangegeven in hoeverre bepaalde klachten wijzen op structurele tekortkomingen in het functioneren van de politie en waarin, zo nodig, aandacht wordt geschonken aan de middelen om deze tekortkomingen op te heffen.
4.
De korpsbeheerder draagt zorg voor de bekendmaking van de regels, bedoeld in het eerste lid.
1.
Onze Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties stelt de regels, bedoeld in
artikel 61, eerste lid, vast ten aanzien van klachten over gedragingen van ambtenaren van het Korps landelijke politiediensten.
2.
Onze Minister van Justitie stelt de regels, bedoeld in
artikel 61, eerste lid, vast ten aanzien van klachten over het optreden van bijzondere ambtenaren van politie als bedoeld in
artikel 43.
1.
Onze Minister van Defensie stelt de regels, bedoeld in
artikel 61, eerste lid, vast ten aanzien van klachten over gedragingen van militairen van de Koninklijke marechaussee dan wel van enig ander onderdeel van de krijgsmacht, bij de uitvoering van hun in deze wet omschreven taken.
1.
De korpsbeheerder van het regionale politiekorps waarbij de ambtenaar van politie is aangesteld over wiens gedraging een klacht is ingediend, draagt zorg voor de behandeling van deze klacht.
2.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor de behandeling van een klacht die is ingediend over een gedraging van een ambtenaar van het Korps landelijke politiediensten.
3.
Onze Minister van Justitie draagt zorg voor de behandeling van een klacht die is ingediend over een gedraging van een bijzonder ambtenaar van politie.
4.
Onze Minister van Defensie draagt zorg voor de behandeling van een klacht die is ingediend over een gedraging van een militair van de Koninklijke marechaussee dan wel van enig ander onderdeel van de krijgsmacht, bij de uitvoering van zijn in deze wet omschreven taken.
1.
Een klacht over een gedraging van een ambtenaar van politie of van een militair van de Koninklijke marechaussee dan wel van enig ander onderdeel van de krijgsmacht, bij de uitvoering van zijn in deze wet omschreven taken, wordt ingediend bij de korpsbeheerder binnen wiens regio de gedraging waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden.
2.
Een klacht over een gedraging van een ambtenaar van het Korps landelijke politiediensten kan ook worden ingediend bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
3.
Een klacht over een gedraging van een bijzonder ambtenaar van politie kan ook worden ingediend bij Onze Minister van Justitie.
4.
Een klacht over een gedraging van een militair van de Koninklijke marechaussee dan wel van enig ander onderdeel van de krijgsmacht, bij de uitvoering van zijn in deze wet omschreven taken, kan ook worden ingediend bij Onze Minister van Defensie.
5.
De korpsbeheerder, bedoeld in het eerste lid, draagt zorg voor een onverwijlde doorzending van een klacht over het optreden van een ambtenaar van politie die is aangesteld bij een ander regionaal politiekorps, aan de korpsbeheerder van dat regionale politiekorps. Een klacht als bedoeld in het tweede, derde en vierde lid wordt onverwijld doorgezonden aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Justitie, onderscheidenlijk Onze Minister van Defensie.
6.
Tenzij reeds naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, wordt van de klacht onverwijld na de ontvangst ervan, afschrift gezonden aan de burgemeester van de gemeente waar de gedraging waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden, alsmede aan de hoofdofficier van justitie van de regio binnen welke de gemeente is gelegen waar de gedraging waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden. De burgemeester en de hoofdofficier van justitie worden in de gelegenheid gesteld over de klacht advies uit te brengen.