Algemeen
Onder de reikwijdte van de wet vallen zowel werknemers die arbeid verrichten krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht als werknemers die arbeid verrichten krachtens een publiekrechtelijke aanstelling. De wet is overigens ook van toepassing op werknemers die onder het Nederlandse arbeidsovereenkomsten- of ambtenarenrecht vallen en buiten Nederland arbeid verrichten (bijv. bij ambassades).
Gezien het doel van deze circulaire zal hierin uitsluitend worden ingegaan op de uit de wet voortvloeiende regeling voor de ambtenaar (die inhoudelijk overigens niet afwijkt van de regeling t.o.v. de overige werknemers). In dit verband merk ik op dat, in geval van uitzendkrachten en gedetacheerden, een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur steeds zal moeten worden gericht aan het uitzendbureau, onderscheidenlijk de formele werkgever van de gedetacheerde.
Kern van de wet is dat een verzoek van een ambtenaar tot aanpassing van de arbeidsduur door het bevoegd gezag móet worden gehonoreerd, tenzij dit op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen niet van het bevoegd gezag verwacht kan worden.
Een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur dient 4 maanden voor de beoogde datum van ingang van de aanpassing te worden ingediend en kan alleen gedaan worden door een ambtenaar die ten minste één jaar voor de beoogde ingangsdatum in dienst is bij dezelfde werkgever. Het bevoegd gezag zal over het ingediende verzoek overleg met de ambtenaar moeten voeren.
De ambtenaar, wiens verzoek is ingewilligd of afgewezen, kan ten hoogste eenmaal per 2 jaren opnieuw een verzoek indienen.
In de wet is uitdrukkelijk geregeld dat het bevoegd gezag de arbeidsverhouding met een ambtenaar niet kan beëindigen wegens de omstandigheid dat de ambtenaar om aanpassing van de arbeidsduur heeft verzocht.