1.
Er kunnen provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting worden geheven van de in de provincie wonende of gevestigde houders van personenauto’s en motorrijwielen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en d, en artikel 3 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en van degenen op wier naam een kenteken als bedoeld in artikel 62 van die wet is gesteld.
2.
Het aantal opcenten bedraagt voor de belastingtijdvakken die na 31 december 2011 aanvangen ten hoogste 110,7.
3.
Voor de berekening van het aan opcenten verschuldigde bedrag wordt uitgegaan van het tarief van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 zoals dat geldt op 1 april 1995, met dien verstande dat:
a. dit tarief voor motorrijwielen wordt vermenigvuldigd met het tarief zoals dat luidt op 1 april 2007 gedeeld door het tarief zoals dat luidde op 31 maart 2007;
c. dit tarief voor motorrijtuigen, bedoeld in artikel 23a, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, wordt gedeeld door twee; en
d. dit tarief voor motorrijtuigen, bedoeld in artikel 23b, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, nihil bedraagt;
da. dit tarief voor motorrijtuigen, bedoeld in artikel 23b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, wordt gedeeld door twee;
e. buiten beschouwing blijft de verhoging van de belasting, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994;
f. indien de hoofdsom en de provinciale opcenten zonder toepassing van artikel 84a, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, samen meer bedragen dan het maximum, bedoeld in dat artikel, wordt voor de berekening van de provinciale opcenten, het maximum verminderd met de hoofdsom, waarbij het aandeel van de hoofdsom ten hoogste het genoemde maximum kan bedragen.
4.
Vanaf 1 januari 2013 wordt bij het begin van het kalenderjaar het aantal opcenten, genoemd in het tweede lid, bij ministeriële regeling van Onze Minister van Financiën vervangen door een ander aantal. Dit aantal wordt berekend door het te vervangen aantal te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, en de uitkomst, indien deze twee of meer decimalen telt, af te ronden op één decimaal. Indien het aantal opcenten in het voorafgaande jaar is afgerond, wordt de tabelcorrectiefactor toegepast op het niet afgeronde bedrag van het voorgaande jaar.
5.
Het aantal opcenten is voor alle motorrijtuigen, bedoeld in het eerste lid, gelijk.
6.
Onze Minister van Financiën verstrekt de provinciale besturen jaarlijks vóór 1 september een naar soort, gewichtsklasse en aantal gespecificeerd overzicht van de motorrijtuigen, bedoeld in het eerste lid. Het overzicht wordt opgesteld naar de toestand per 1 juli van het lopende jaar.
1.
Besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting treden in werking met ingang van 1 januari van enig jaar. Een desbetreffend besluit wordt vóór 1 december van het voorafgaande jaar in afschrift ter kennis gebracht van Onze Minister van Financiën.
2.
Een in het eerste lid bedoeld besluit heeft geen gevolgen voor de opcenten die verschuldigd zijn over een tijdvak dat vóór de datum van inwerkingtreding van dat besluit is aangevangen.
3.
Bij naheffing van belasting worden opcenten berekend volgens het hoogste aantal dat in enige provincie van toepassing was op de dag waarop de in de artikelen 33, 34, 35, 36, 69 en 76 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 bedoelde feiten zijn geconstateerd.
4.
De houders van motorrijtuigen die niet hier te lande wonen of gevestigd zijn, maar die wel aan de heffing van motorrijtuigenbelasting zijn onderworpen, worden voor de heffing van opcenten geacht te wonen of te zijn gevestigd in een provincie die het laagste aantal opcenten heft. In bijzondere gevallen kan Onze Minister van Financiën in overeenstemming met Onze Minister ook voor andere houders van motorrijtuigen een provincie aanwijzen waar deze houders worden geacht te wonen of te zijn gevestigd.
5.
De opbrengsten van de opcenten die worden geheven volgens het derde en vierde lid, worden naar evenredigheid van het aandeel van een provincie in de totale opbrengst van de ten behoeve van de provincies geheven opcenten over alle provincies verdeeld.
6.
Verandering van woonplaats of van plaats van vestiging van de houder van een motorrijtuig in de loop van het tijdvak waarover de motorrijtuigenbelasting verschuldigd is, vormt geen aanleiding tot het heffen van opcenten over het nog niet verstreken gedeelte van het tijdvak door een andere provincie of tot het verlenen van teruggaaf van geheven opcenten.
Artikel 222c
Ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond van de provincie, kan een precariobelasting worden geheven.
1.
Rechten kunnen worden geheven ter zake van:
a. het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde provinciale bezittingen of van de voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de provincie in beheer of in onderhoud zijn;
b. het genot van door of vanwege het provinciebestuur verstrekte diensten.
2.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de in het eerste lid bedoelde rechten aangemerkt als provinciale belastingen.
Artikel 224
De rechten, bedoeld in artikel 223, eerste lid, kunnen worden geheven door de provincie die het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen toestaat of de diensten verleent, ongeacht of het belastbare feit zich binnen of buiten het grondgebied van de provincie voordoet.
1.
In verordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 223, eerste lid, worden geheven, worden de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.
2.
Onder de in het eerste lid bedoelde lasten worden mede verstaan:
a. bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa;
b. de omzetbelasting die ingevolge de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds.
Artikel 226
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen inzake de belastingen, bedoeld in deze paragraaf, nadere regels worden gegeven.
Inhoudsopgave
+ Titel I. Begripsbepalingen
+ Titel II. De inrichting en samenstelling van het provinciebestuur
+ Titel III. De bevoegdheid van het provinciebestuur
- Titel IV. De financiën van de provincie
+ Titel V. Aanvullende bepalingen inzake het toezicht op het provinciebestuur
+ Titel VI
+ Titel VII. Overgangs- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht