Besluit van 28 februari 1985, houdende vaststelling en invoering van een rechtspositieregeling voor het personeel in het basis-, speciaal, voortgezet speciaal en voortgezet onderwijs, bij het leerlingwezen, het vormingswerk voor jeugdigen, het vormingswerk voor jonge volwassenen, bij de proefprojecten nieuw en deeltijd vervolg/beroepsonderwijs en voor het personeel werkzaam bij instellingen bedoeld in artikel B3 van de pensioenwet
Het verlof op grond van dit hoofdstuk wordt in gehele of in halve werkdagen opgenomen, tenzij bevoegd gezag en betrokkene hierover afwijkende afspraken maken. Het tijdstip waarop het verlof op grond van dit hoofdstuk wordt genoten, wordt in overleg met betrokkene vastgesteld en vastgelegd in het voor de school geldende overzicht van onderwijstijd.
Teneinde voor een betrokkene als bedoeld in hoofdstuk I-Q of hoofdstuk I-R het verbruik van het verlof, bedoeld in dit hoofdstuk, te berekenen, wordt de verlofaanspraak uitgedrukt in lesgevende taken en wel door de in artikel I-V3, tweede lid, bedoelde verlofaanspraak vast te stellen op ten hoogste 104 uren en de verlofaanspraak, bedoeld in artikel I-V3, derde lid, op ten hoogste 208 uren. Vervolgens wordt voor elk dagdeel dat een in de eerste volzin bedoelde betrokkene verlof geniet op grond van dit hoofdstuk, de verlofaanspraak van betrokkene verminderd met het aantal uren dat op de betreffende dagdelen in de vier hoogste groepen wordt lesgegeven.
Teneinde voor een betrokkene als bedoeld in artikel I-S203 of artikel I-S303 het verbruik van het verlof, bedoeld in dit hoofdstuk, te berekenen, wordt de verlofaanspraak uitgedrukt in lesgebonden of behandeltaken en wel door de uitkomst van de formule van artikel I-V3, vierde lid, te vermenigvuldigen met 104 indien de betrokkene 52 jaar of ouder doch jonger is dan 56 jaar en met 208 indien de betrokkene 56 jaar of ouder is en vervolgens de uitkomst van deze vermenigvuldiging te delen door het bij de leeftijd van betrokkene behorende aantal uren op grond van de factor L in artikel I-V3, vierde lid. Vervolgens wordt voor elk dagdeel dat een in de eerste volzin bedoelde betrokkene verlof geniet op grond van dit hoofdstuk, de verlofaanspraak van betrokkene verminderd met het aantal uren dat op de betreffende dagdelen in de vier hoogste groepen wordt lesgegeven.
Voor een betrokkene als bedoeld in het tweede of derde lid die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het aantal lesgebonden of behandeltaken vastgesteld naar evenredigheid van de betrekkingsomvang en rekenkundig afgerond op gehele of halve uren.
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.