Artikel 1
Als diensttijd voor de toepassing van een ambtsjubileumgratificatie geldt de tijd, doorgebracht:
a.
in een burgerlijke dienstbetrekking bij de Nederlandse overheid, waaronder te deze mede wordt begrepen de voormalige NV ‘Artillerie-Inrichtingen’;
b.
tot en met 23 december 1992 in een betrekking bij de NV Nederlandse Spoorwegen;
c.
tot en met 31 december 1965 in een betrekking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Pensioenwet 1992;
d.
in een betrekking als bedoeld in de artikelen B2, B3 en U2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
e.
tot en met 24 november 1975 in burgerlijke dienst bij de overheid in Suriname;
f.
in burgerlijke dienst bij de overheid van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, bij de voormalige gouvernementen van Suriname, Curaçao en Nieuw-Guinea en tot en met 26 december 1949 bij de voormalige Indische Pensioenfondsen;
g.
in dienst bij het niet-openbaar onderwijs in de onder e en f genoemde landen en voormalige overzeese rijksdelen, voor zover zulks de belanghebbende onder de werkingssfeer van een overheidspensioenregeling bracht of zou hebben gebracht indien hij in vaste dienst was geweest;
h.
tot en met 31 december 1954 in dienst van de Republiek Indonesië, voor zover die tijd door de
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië wordt bestreken;
i.
in Nederlandse militaire dienst of daarmede voor de toepassing van het
Algemeen Rijksambtenarenreglement gelijkgestelde dienst, waaronder begrepen dienst bij het voormalig KNIL, de troepen in Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en tot en met 24 november 1975 de troepen in Suriname;
j.
als volontair met een volledige dagtaak;
k.
de tijd waarover rechtsherstel is verleend.