Rijkswet van 24 februari 2003, houdende regels met betrekking tot het geweldgebruik bij de bewaking van militaire objecten (Rijkswet geweldgebruik bewakers militaire objecten)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om nieuwe regels te geven met betrekking tot het geweldgebruik bij de bewaking van militaire objecten teneinde aan militairen behorende tot bondgenootschappelijke krijgsmachten geweldbevoegdheden toe te kennen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1.
De militair, behorend tot de krijgsmacht van het Koninkrijk, in de rechtmatige uitoefening van de militaire bewakings- en beveiligingstaak is bevoegd tot gebruik van geweld of vrijheidsbeperkende middelen wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik hiervan verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op:
a.
de burgerambtenaar in dienst van het Ministerie van Defensie, belast met het uitvoeren van de bewakings- en beveiligingstaak;
b.
de militair, behorend tot de krijgsmacht van een vreemde mogendheid, voorzover deze militair:
1°.
bij zijn bewakings- en beveiligingstaak onder bevel staat van een tot de krijgsmacht van het Koninkrijk behorende militair dan wel een burgerambtenaar in dienst van het Ministerie van Defensie, en
2°.
door Onze Minister van Defensie is aangewezen.
3.
Aanwijzing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 2, vindt slechts plaats ter uitvoering van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
4.
Van een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 2, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Indien de aanwijzing betrekking heeft op militairen die hun bewakings- en beveiligingstaak in Aruba, Curaçao of Sint Maarten uitoefenen wordt van de aanwijzing tevens mededeling gedaan door plaatsing in de Landscourant van Aruba, de Curaçaose Courant onderscheidenlijk de Landscourant van Sint Maarten.
Artikel 2
De bevoegdheid tot gebruik van geweld of vrijheidsbeperkende middelen geldt slechts bij de bewaking en beveiliging van door Onze Minister van Defensie aangewezen objecten.
1.
De uitoefening van de bevoegdheid tot gebruik van geweld of vrijheidsbeperkende middelen dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.
2.
Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.
3.
Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regels vastgesteld over het gebruik van geweld of vrijheidsbeperkende middelen, bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 4
De
Rijkswet geweldgebruik defensiepersoneel in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak wordt ingetrokken.
Artikel 5
Na de inwerkingtreding van deze wet berust:
a.
het
Besluit geweldgebruik defensiepersoneel in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak op
artikel 3, derde lid, van deze wet;
b.
het
Rijksbesluit houdende aanwijzing van te bewaken en te beveiligen objecten op
artikel 2 van deze wet.
Artikel 6
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 7
Deze wet wordt aangehaald als: Rijkswet geweldgebruik bewakers militaire objecten.
Gegeven te 's-Gravenhage, 24 februari 2003
De Minister van Defensie,
Uitgegeven de derde april 2003
De Minister van Justitie,