1.
Bij landsverordening of wet wijzen de landen het gezag aan dat bevoegd is tot aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag van ambtenaren van politie.
2.
Het tot aanstelling bevoegd gezag van ambtenaren van politie:
a. voert een integriteitsbeleid dat is gericht op het bevorderen van goed ambtelijk handelen en dat in ieder geval aandacht besteedt aan het bevorderen van integriteitsbewustzijn en aan het voorkomen van misbruik van bevoegdheden, belangenverstrengeling en discriminatie;
b. zorgt ervoor dat het integriteitsbeleid een vast onderdeel uitmaakt van het personeelsbeleid in ieder geval door integriteit in functioneringsgesprekken en werkoverleg aan de orde te stellen en door het aanbieden van scholing en vorming op het gebied van integriteit;
c. draagt zorg voor de totstandkoming van een gedragscode voor goed ambtelijk handelen.
3.
De gedragscode bevat in ieder geval regels over:
a. financiële belangen;
b. het aannemen van giften en geschenken;
c. het doen van beloftes en toezeggingen;
d. nevenfuncties;
e. de omgang met vertrouwelijke informatie;
f. functiegerelateerde uitgaven en declaraties;
g. gebruik van publieke voorzieningen.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Taak en samenstelling
+ Hoofdstuk 3. Bevoegdheden van de politie
+ Hoofdstuk 4. Gezag en toezicht
+ Hoofdstuk 5. Samenwerking tussen de politie van de landen
- Hoofdstuk 6. Kwaliteitszorg en rechtspositie
+ Hoofdstuk 7. Het beheer van de politie
+ Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Parlement
Documenten bij de totstandkoming van (deze versie van) de wet.

Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht