Artikel 31
Onze Ministers oefenen wat het beheer betreft, het bevoegde gezag uit over de gemeenschappelijke voorziening politie en kunnen terzake de nodige aanwijzingen geven aan de directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie.
1.
De directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie stelt voor 15 maart van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar een ontwerpjaarplan met een daarbij behorende ontwerpbegroting op na overleg met de korpschefs en de hoofdofficieren van justitie en in overeenstemming met de procureur-generaal. De ontwerpbegroting gaat vergezeld van een meerjarenraming voor ten minste vier op het begrotingsjaar volgende jaren. Hij zendt de ontwerpbegroting en het ontwerpjaarplan toe aan Onze Ministers.
2.
Aan het ontwerpjaarplan liggen de jaarplannen van de openbare ministeries van de landen, de jaarplannen van de politiekorpsen en het beleidsprogramma voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba ten grondslag. Daarbij wordt rekening gehouden met de analyse van het criminaliteitsbeeld van de landen dat tweejaarlijks wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de procureur-generaal.
3.
Het jaarplan bevat in ieder geval:
a. een overzicht van de vervolging- en opsporingsactiviteiten van de landen waarvoor ambtenaren van politie, materieel en middelen via de gemeenschappelijke voorziening worden ingezet;
b. de daartoe noodzakelijke capaciteit en de aard van de capaciteit van de gemeenschappelijke voorziening;
c. de inzet van ambtenaren van politie, middelen en materieel via de gemeenschappelijke voorziening in de onderscheiden politiekorpsen van de landen;
d. een overzicht van de met de onder c bedoelde inzet te behalen resultaten;
e. een opleidings- en trainingsplan voor de ambtenaren van politie die beschikbaar worden gesteld door middel van de gemeenschappelijke voorziening politie.
4.
Onze Ministers voeren jaarlijks voor 15 april overleg over het ontwerpjaarplan en de ontwerpbegroting. Indien de in het eerste lid bedoelde overeenstemming niet kan worden bereikt, legt de directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie de verschillen in zienswijze schriftelijk vast. Onze Ministers beslissen daarop gehoord de procureur-generaal.
5.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie van Nederland, draagt er voor zorg dat de ontwerpbegroting na onderlinge overeenstemming daarover van Onze Ministers ter vaststelling wordt ingediend bij de raad van ministers van het Koninkrijk. Bij de ontwerpbegroting wordt het ontwerpjaarplan gevoegd.
1.
De raad van ministers van het Koninkrijk stelt de begroting van de gemeenschappelijke voorziening politie vast.
2.
Onze Ministers stellen het jaarplan van de gemeenschappelijke voorziening politie vast met inachtneming van de in het eerste lid bedoelde begroting.
3.
De landen dragen gezamenlijk ieder ten laste van de eigen begroting de financiële middelen bij ten behoeve van de gemeenschappelijke voorziening politie overeenkomstig de besluitvorming in de raad van ministers van het Koninkrijk.
1.
De procureur-generaal ziet toe op de uitvoering van het jaarplan van de gemeenschappelijke voorziening politie, voor zover dat betrekking heeft op de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
2.
Onze Ministers zien toe op de uitvoering van de overige delen van het jaarplan en op het in acht nemen van de begroting.
1.
De directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie dient jaarlijks voor 1 april bij Onze Ministers een jaarverslag in over de gemeenschappelijke voorziening politie. Het jaarverslag bevat een verantwoording over de activiteiten, de doelstellingen en de prestatieafspraken zoals neergelegd in het jaarplan. Het jaarverslag bevat tevens de jaarrekening met bijbehorende begroting en overige financiële gegevens van het daaraan voorafgaande jaar.
2.
Het jaarverslag gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid afgegeven door een door de directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie in overeenstemming met Onze Ministers aangewezen accountant.
3.
Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie dat aan Onze Minister van Justitie van Curaçao, Onze Minister van Justitie van Sint Maarten en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.
4.
Over het toezicht op de gemeenschappelijke voorziening politie treden de Algemene Rekenkamers van de landen met elkaar in overleg.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Taak en samenstelling
+ Hoofdstuk 3. Bevoegdheden van de politie
+ Hoofdstuk 4. Gezag en toezicht
- Hoofdstuk 5. Samenwerking tussen de politie van de landen
+ Hoofdstuk 6. Kwaliteitszorg en rechtspositie
+ Hoofdstuk 7. Het beheer van de politie
+ Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Parlement
Documenten bij de totstandkoming van (deze versie van) de wet.

Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht