1.
De korpschefs van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voeren regelmatig overleg.
2.
Ten minste vier keer per jaar neemt de directeur van de gemeenschappelijke voorziening politie op uitnodiging van de korpschefs deel aan dit overleg.
1.
Onze Minister van Justitie van Curaçao, Onze Minister van Justitie van Sint Maarten, Onze Minister van Justitie van Nederland en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voeren regelmatig overleg over de politie.
2.
Onze Ministers maken na overleg met de korpschefs afspraken over samenwerking tussen de korpsen.
1.
Indien een politiekorps bijstand behoeft voor de handhaving van de openbare orde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, richt Onze Minister van Justitie van Curaçao, Onze Minister van Justitie van Sint Maarten respectievelijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op aanvraag van de gezaghebber, na overleg met de korpschef, een verzoek daartoe aan het bevoegd gezag van het politiekorps van een van de andere landen, dat daarop beslist.
2.
Indien een politiekorps bijstand behoeft voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of voor het verrichten van taken ten dienste van de justitie, richt de hoofdofficier van justitie na overleg met de korpschef, een verzoek daartoe aan de procureur-generaal.
3.
Het verzoek om bijstand voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde wordt gedaan door Onze Minister van Justitie van het desbetreffende land aan Onze Minister van Justitie van een van de andere landen. Onze Minister van Justitie van het land waartoe het verzoek zich richt beslist op dat verzoek na overleg met de procureur-generaal, gehoord de korpschef.
4.
Een verzoek om bijstand wordt slechts geweigerd na overleg met degene die het verzoek heeft gedaan, indien:
a.
de gevraagde capaciteit niet beschikbaar is;
b.
de gevraagde bijstand niet binnen de gevraagde termijn kan worden geleverd of
c.
in redelijkheid de bijstand niet kan worden verleend.
5.
Van een weigering een verzoek om bijstand in te willigen wordt degene die om bijstand verzocht onverwijld schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld.
6.
De bijstand wordt beëindigd
a.
op het daartoe afgesproken tijdstip,
b.
zodra de reden waarom bijstand werd verzocht vervalt of
c.
indien voortzetting van de bijstand in strijd is met het belang van het land dat de bijstand verleent.
7.
Beëindiging van de bijstand op grond van het zesde lid, onder b en c, vindt pas plaats na overleg met degene die om bijstand verzocht.
8.
Onze Ministers maken afspraken over de vergoeding van de kosten van onderlinge bijstand.
1.
Politiegegevens worden indien dat noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de politietaken en met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften uitgewisseld tussen de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2.
De landen treffen met het oog op de uitwisselbaarheid van politiegegevens een onderlinge regeling over de wijze waarop politiegegevens worden verwerkt, daaronder begrepen de schrijfwijze en de classificatie van gegevens en de wijze van vermelding van de herkomst van gegevens. Elk van de landen treft regels met het oog op de uitwisseling van politiegegevens met inachtneming van de onderlinge regeling.
3.
De politiekorpsen registreren gegevens voor door Onze Ministers te bepalen doeleinden en door hen te bepalen categorieën.
4.
[Dit lid is nog niet in werking getreden.]
5.
[Dit lid is nog niet in werking getreden.]
Artikel 40
De landen voorzien gezamenlijk in politieonderwijs.