Artikel 2
Beroep in cassatie kan in burgerlijke zaken door partijen slechts worden ingesteld, indien het betreft een vonnis dan wel een beschikking en indien niet blijkt dat:
a.
het onderwerp van de vordering een waarde heeft van duizend gulden of minder in Nederlands-Antilliaans of Arubaans courant of een waarde heeft van minder dan USD 560 of
b.
het een beslissing betreft over een aangifte of over een aanvrage tot faillietverklaring, over homologatie van een akkoord of over het verlenen van voorlopige of definitieve surseance van betaling.
Artikel 4
De termijn voor het beroep in cassatie is drie maanden. In de gevallen, waarin de termijn voor het hoger beroep korter is dan één maand, is de termijn voor het beroep in cassatie het drievoud van de voor het hoger beroep bepaalde termijn met een minimum van één maand.
1.
De termijnen van dagvaarding worden bij algemene maatregel van rijksbestuur vastgesteld.
2.
Het exploit van dagvaarding zal door de deurwaarder bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden gedaan op de wijze als voorgeschreven is voor het doen van exploiten in de eerste Afdeling van de eerste titel van het eerste boek van het in Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldende Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.
De eiser tot cassatie is verplicht, op straffe van verval van het exploit van dagvaarding, om binnen een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen termijn na het tijdstip, waarop het exploit van dagvaarding is gedaan, daarvan ter griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in een daartoe bestemd register aantekening te doen houden. Een door de griffier van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba ondertekend afschrift van deze aantekening wordt, tegelijk met de aanbieding van de dagvaarding, ter inschrijving op de rol aan de griffie van de Hoge Raad overgelegd.
Artikel 6
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba mag of moet de voorlopige tenuitvoerlegging van een vonnis dan wel een beschikking niettegenstaande cassatie gelasten in dezelfde gevallen en op dezelfde wijze, waarin dit in eerste aanleg is toegelaten of bevolen niettegenstaande verzet of hoger beroep.
Artikel 7
Bij de overeenkomstige toepassing van artikel 22 van de wet van 4 juli 1957, Stb. 233, treedt de president van de Hoge Raad in de plaats van de president van de rechtbank.
Artikel 8
De zaak kan bij de Hoge Raad ook worden bepleit door advocaten, ingeschreven bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
1.
Indien verwijzing der zaak naar een andere rechter moet plaats hebben, geschiedt deze verwijzing steeds naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is bij de behandeling van een zaak, als bedoeld in het vorige lid, zoveel mogelijk samengesteld uit rechters die nog niet over de zaak hebben geoordeeld.
3.
Indien de Hoge Raad ten principale recht heeft gedaan, wordt deze beslissing ten uitvoer gelegd als een eindbeslissing in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in hoger beroep gegeven.